Datawandelen door de slimme stad

Een ouderwetse stadswandeling is misschien wel het beste middel om burgers en beleidsmakers te laten zien wat het betekent om in een datagedreven slimme stad te wonen.

Het nieuwste grote ideaal van steden is om ‘slimmer’ te worden, oftewel om ‘data-gedreven’ te werken en beleid te maken. Gemeenten investeren miljoenen om zulk beleid van de grond te krijgen. Met meer data en door data beter te gebruiken kun je efficiënter en effectiever werken, problemen oplossen en voorzien in de behoeften van gewone burgers, is de gedachte. Meten is weten.

Hoewel het begrijpelijk en terecht is dat steden steeds meer inzetten op slimheid, is het zoals eerder betoogd een probleem dat gewone burgers weinig van deze ontwikkeling afweten. Meestal kennen zij de term ‘slimme stad’ niet, en hebben ze weinig kennis over en begrip van alle specifieke techniek en beleid waar die term voor staat.

Ondertussen heeft de ontwikkeling van de slimme stad belangrijke implicaties voor hun privacy en veiligheid. Hun leefomgeving wordt bijvoorbeeld behangen met tal van camera’s en hun bewegingen worden geregistreerd door sensoren en andere techniek.

Niet alleen gewone burgers, maar ook veel ambtenaren die zich bezighouden met het ontwikkelen van de slimme stad weten nog onvoldoende van het onderwerp af. Ze delen modernistisch jargon en zijn enthousiast; maar ze hebben ook veel vragen over wat er wel en niet mag en kan met data, hoe data precies gebruikt moet worden om beleid te maken, en waar alle data concreet in de stad wordt opgevangen.

Datawandeling door de stad

Er zijn tal van initiatieven om de datawijsheid van burgers en beleidsmakers te vergroten en om ze meer te betrekken bij de ontwikkeling van de slimme stad. Er worden ‘living labs’ opgezet waarin beleidsmakers samen met burgers slimme producten en diensten testen en ontwikkelen. In zogenaamde ‘hackathons’ komen technici, designers, beleidsmakers en soms gewone burgers bijeen om slimme oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken te verzinnen. In ‘databootcamps’ kunnen professionals data beleidsmatig leren gebruiken. Beleidsmakers volgen cursussen en lezingen om bij te leren, en kunnen soms knowhow inkopen bij gespecialiseerde consultancybureaus om projecten in gang te zetten.

Zulke initiatieven zijn nuttig, maar hebben ook beperkingen. Ze bereiken bijvoorbeeld in onvoldoende mate de ‘unusual suspects’, de mensen die echt nog iets te leren hebben; ze kunnen veel geld en tijd kosten; of ze gaan te weinig over wat er concreet en praktisch in de stad speelt.

Om zulke beperkingen te omzeilen hebben de Rotterdamse Kenniswerkplaats Urban Big Data en het Centre for BOLD Cities een alternatieve methode bedacht om bij te dragen aan, maar ook om informatie op te doen over de datakennis en -betrokkenheid van burgers en beleidsmakers: de datawandeling. In deze methode (die enkele jaren geleden bedacht is door Alison Powell van de London School of Economics and Political Science) gaan mensen een uur lang wandelend door de stad met elkaar in gesprek over verschillende vragen, zoals welke data ze om zich heen zien; of het goed is dat die data wordt opgevangen, gedeeld of geregistreerd; en of ze (zouden moeten) weten wie de beheerder is van de data.

Dit gebeurt onder begeleiding van een gids die zelf zo weinig mogelijk aan het gesprek deelneemt; de gids heeft slechts de taak om (wanneer nodig) vragen te agenderen of de weg te wijzen.

‘Je ziet meer dan je denkt, maar minder dan er is’

De wandelingen die wij tot nu toe hebben gedaan, met zo’n 100 burgers en beleidsmakers in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, hebben uiteenlopende gesprekken en inzichten opgeleverd. Sommige deelnemers herkenden datagebruik in het openbaar vervoer, betaald parkeren, smart phones, WIFI en camera’s, alhoewel zwarte CCTV-camera’s of bewegingssensoren die eruit zien als een mini-plafonniere in mindere mate werden herkend. Sommigen wisten ook dat winkels data gebruiken om hun voorraad te monitoren en hun transacties te registreren.

Deelnemers wezen ook op antennes en schotels. Ze wisten over het algemeen echter niet waar de antennes voor dienden. De meeste commotie ontstond over een enorme mast in het Rotterdamse stadcentrum waaraan allerlei futuristisch uitziende antennes hingen. Niemand van de deelnemers wist wat de mast deed. Verder dan grappig bedoelde speculaties (‘misschien zijn het de Russen’) kwamen ze niet.

Gespecialiseerde ambtenaren wezen op basis van hun expertise ook op data die niet direct zichtbaar waren, zoals het kadaster en vergunningen. Een van de deelnemers verwoordde mooi hoe data deels zichtbaar maar onopgemerkt blijven, en voor een ander deel niet visueel waar te nemen zijn: ‘Je ziet meer dan je denkt, maar minder dan er is.’

Fundamentele vragen over eigenaarschap

Wandelaars hadden de meeste moeite met fundamentele vragen over het eigenaarschap en beheer van data. Toen enkele ambtenaren bijvoorbeeld voorbij hun kantoorgebouw liepen, vroeg de gids of ze wisten wat er gebeurt als ze met hun ID-kaart de toegangspoortjes openen. Niemand wist of hun ID-kaart alleen de poortjes openen of dat ze daarmee ook informatie over zichzelf afgeven en of die informatie door iemand in de gaten wordt gehouden.

Het kan vreemd lijken dat ze weinig wisten van iets dat ze zo vaak doen. Het is echter juist het feit dat zij hun ID-kaart standaard gebruiken dat de onwetendheid kan verklaren. Het alledaagse karakter van data en datatechniek maakt ze minder opvallend, lijkt het.

Terwijl één ambtenaar zich zei te schamen voor zijn onwetendheid over zijn ID-kaart, zei een ander dat hij in zijn lange carrière bij de gemeente nooit iets gemerkt heeft van enig datamisbruik, en zich er dus ook geen zorgen over maakt. De tweede ambtenaar benaderde dataveiligheid dus als een persoonlijke kwestie, in plaats van als een maatschappelijk vraagstuk. Die benadering kwamen we vaker tegen. Enkele jonge mensen reageerden in een andere wandeling bijvoorbeeld blasé op vragen over wie de verantwoordelijkheid draagt over datagebruik waar ze zelf niet mee te maken hebben. ‘Ik heb geen auto, wat maakt mij het uit?’, vroeg een van hen retorisch over parkeerdata.

Lessen voor de toekomst

Op basis van onze ervaring willen wij de methode van de datawandeling aanbevelen als middel om burgers en beleidsmakers (of nog andere groepen) kennis te laten maken met de slimme stad. Overheden, bedrijven, scholen en andere instellingen kunnen deze speelse en praktische manier van leren makkelijk en snel organiseren.

Het vergt geen expertise om vragen die tijdens de wandeling naar voren komen te beantwoorden; de gids fungeert niet als vraagbaak. Deelnemers gaan met elkaar in gesprek en laten vragen waar nodig onbeantwoord. Datawandelen draait niet alleen om het geven van antwoorden, maar ook (en misschien wel vooral) om het stellen van vragen. Met dat laatste leren deelnemers de slimme stad te ‘zoeken’ en te onderzoeken. Dat is van belang voor data en technologie die zo ingebed zijn in ons alledaagse leven dat we ze niet meer ‘zien’, maar ook voor de meer fundamentele issues die te maken hebben met het beheer en eigenaarschap van data.

Op basis van onze ervaring kunnen we vaststellen dat er grote behoefte is aan datawandelingen en andere initiatieven met soortgelijke doelstellingen. Basale en essentiële kennis over welke data en technologieën er zijn en hoe ze werken was deels afwezig bij onze deelnemers. De grootste uitdaging lijkt om mensen niet alleen te engageren met wat de slimme stad voor henzelf betekent, maar ook voor medeburgers en de samenleving in algemene zin. De slimme stad brengt namelijk maatschappelijke vraagstukken over privacy en veiligheid met zich mee, en het is van essentieel belang dat die vragen ook gesteld en bediscussieerd worden.

Fadi Hirzalla is universitair docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en coördinator van de Kenniswerkplaats Urban Big Data. Liesbet van Zoonen is hoogleraar Sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en academisch directeur van het Centre for BOLD Cities.

Foto: Shirley de Jong (Flickr Creative Commons)