Wereldwijd is momenteel een zoektocht gaande naar andere vormen van democratie. Vooral zogeheten burgerraden met aanmerkelijke invloed zijn in steeds meer landen en steden in trek, zo viel onlangs te lezen in het nogal juichende NRC-artikel ‘Voortaan dan maar loten in plaats van stemmen?’ Deze uit ‘gelote’ inwoners bestaande organen kunnen verschillende tekortkomingen van gekozen parlementen compenseren, menen voorstanders.
Met name rond thema’s waarover de bevolking ernstig verdeeld is, zouden burgerfora een welkom hulpmiddel zijn. Zo werd in Ierland enkele jaren geleden een burgerpanel geformeerd om tot nieuwe abortuswetgeving te komen. En na de beruchte gele-hesjesprotesten in Frankrijk besloot president Emmanuel Macron afgelopen voorjaar een panel met daarin 150 burgers om klimaatadviezen te vragen.
Ook bij ons achten steeds meer lokale bestuurders en politici het zowel democratisch als doeltreffend om burgers zelf aan de slag te laten gaan met het plaatselijk beleid, op allerlei gebied. En alle landelijke politieke partijen staan hier achter.
In het Friese Heerenveen bijvoorbeeld, kreeg een burgerraad dit jaar opdracht om naar eigen inzicht plannen te ontwikkelen voor vernieuwingen in het centrum van deze gemeente. Maar ook Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Groningen bouwen – samen met het ministerie van BZK en de Vereniging Nederlandse Gemeenten – aan een ‘participatieve democratie’, inclusief digitale varianten.
Nieuwe klasse van burgerpolitici
De internationale actiegroep Extinction Rebellion die zich tegenwoordig ook in ons land manifesteert, eist ondertussen op haar website onder meer ‘een Burgerberaad dat een leidende rol speelt in de besluitvorming’ over klimaatbeleid. Journalist Jelmer Mommers van De Correspondent schreef eind september dat hij zich daar van harte in kan vinden.
‘Burgerpanels in Nederland (…) zouden de verdere besluitvorming weghalen bij politici die voortdurend belobbyd worden en kleine meningsverschillen opblazen voor electoraal gewin. (…) Bovenal zouden burgerpanels het draagvlak voor ingrijpende klimaatmaatregelen vergroten, omdat een representatieve groep burgers ze zelf heeft opgesteld’, aldus Mommers, die kennelijk rekent op maar één uitkomst, en in NRC bijval kreeg van zijn Correspondent-collega Marc Chavannes.
Ook filosofen roepen op tot de vorming van een nieuwe klasse van burgerpolitici. Zoals Joke Hermsen (in haar recente boekje Het tij keren) en Denker des Vaderlands Daan Roovers. De laatste zei eerder dit jaar in een interview met NRC: ‘Het is hoog tijd voor [democratische] vernieuwing. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het beleid een afspiegeling is van de opvattingen van de bevolking? Moeten we niet toch gaan denken aan directere vormen van democratie?’
Ons nationale parlement wil Roovers niet ‘afschaffen’. Maar ‘grote groepen willekeurige burgers laten nadenken over belangrijke herverdelings- of rechtvaardigheidsvraagstukken’, dat lijkt haar een heel goed idee.
Stabiel vertrouwen
Helaas berust de opvatting dat burgerraden met serieuze adviesmacht een aanwinst zijn voor de democratie op minstens drie misverstanden. Zo hoor je de pleitbezorgers van het instrument ‘loting’ tot vervelens toe zeggen dat burgers weinig tot geen vertrouwen meer hebben in degenen die gekozen instituties als de Tweede Kamer en gemeenteraden bemensen. Onderzoek laat echter zien dat het vertrouwen in politici behoorlijk stabiel is. Verder is de waardering voor ons politieke systeem al decennia hoog te noemen.
Ten tweede doen de voorstanders van burgerraden ten onrechte alsof vertegenwoordigers die door het lot worden aangewezen wél het vertrouwen van de overige burgers genieten. Omdat bij loting wordt gemikt op een maatschappelijke ‘dwarsdoorsnede’, zouden de aldus samengestelde raden ‘representatiever’ zijn – zie Jelmer Mommers en Daan Roovers.
Nu is het zo dat lotelingen vrij vaak bedanken voor de eer; veel mensen vinden zichzelf niet geschikt voor politiek-bestuurlijke taken of hebben andere dingen aan hun hoofd. Maar afgezien daarvan: om ‘afspiegeling’ op basis van (louter) sociale kenmerken gáát het in ons politieke stelsel – gelukkig – niet.
Fundamentele rechten
Kern van de representatieve democratie is dat elke volwassen staatsburger op gezette tijden een partij kan aanwijzen waaraan hij of zij ‘de publieke zaak’ het meest toevertrouwt – om inhoudelijke redenen en/of op basis van (sceptisch) vertrouwen in de ‘gezichten’ van een partij. Daarnaast is het mogelijk zelf een partij op te richten of te proberen op een kandidatenlijst te komen.
Wie van oordeel is dat we deze fundamentele rechten moeten blijven respecteren, kan het niet tegelijkertijd prima vinden dat gekozen organen gezelschap krijgen van mensen die hun macht enkel door toeval hebben verkregen, en dat ook nog eens op grond van het vreemde argument dat gelote burgers sterk op u en mij lijken.
Tot slot het derde misverstand: burgerparlementen zouden meer voor elkaar kunnen krijgen dan de traditionele politieke instituties omdat ‘gewone burgers’ in een zeer gemoedelijke sfeer zouden opereren. Een burgerraad is ‘gedepolitiseerd’, en dat zou een enorm pluspunt zijn.
Echter: politiek is – in ons land – gericht op een acceptabele en effectieve omgang met uiteenlopende waarden en wensen, botsende belangen en beperkte middelen. Democratie vraagt derhalve om brede afwegingen, om gereguleerde, openlijke confrontaties van standpunten en om tegenspraak vanuit de samenleving, níet om een soort achterkamertjes 2.0 waar zogenaamd in opperste harmonie ‘de echte volkswil’ wordt uitgebroed.
Inspirerende visies
Hiermee is niet gezegd dat er aan politiek en bestuur momenteel niets mankeert. Integendeel. Veel politieke partijen zijn niet meer de bron van inspirerende visies en mogelijke oplossingen die ze ooit waren. Bovendien laat ons parlement zich tegenwoordig voortdurend buitenspel zetten door fenomenen als de klimaattafels. Door dergelijke ontwikkelingen is het inhoudelijke politieke debat de laatste jaren verschraald, terwijl het aantal complexe vraagstukken waarmee partijen en politici te maken hebben alleen maar groeit en bevredigend beleid op veel terreinen uitblijft – niet in de laatste plaats door structurele organisatorische problemen binnen de overheid zelf.
De werkelijke pijnpunten van onze democratie hebben kortom (behalve met de onoplosbare ingewikkeldheden van het mens-zijn) te maken met het doorschuiven van bij uitstek politieke verantwoordelijkheden naar niet-politieke actoren (en burgerraden verergeren dat), het jarenlang bezuinigen op ambtelijke deskundigheid, de benadering van de overheid als een bedrijf, de oppervlakkigheid van politieke partijen (doorwrochte analyses en voorstellen inzake digitalisering en dataverzameling bijvoorbeeld, ontbreken) en ga zo nog maar even door.
Geen extra ‘democratisch’ laagje
Wat daarom nodig is, is dat de overheid zélf actiever wordt: doet wat burgers in een democratische rechtsstaat van de overheid mogen verwachten. Immers: binnen die rechtsstaat hebben alleen gekozen en benoemde bestuurders het mandaat en de machtsmiddelen om allerlei collectieve problemen van algemeen verbindende antwoorden te voorzien, tal van collectieve goederen voort te brengen en diverse collectieve belangen te behartigen.
Een hele serie vertrouwenwekkende instituties, praktijken en procedures (waaronder vrije verkiezingen) is erop gericht dat wij (de coördinatie van) dit complexe werk in belangrijke mate aan deze ‘machthebbers’ en hun medewerkers willen overlaten. Zodat er ook echt iets terecht kan komen van al die dingen die de meeste mensen belangrijk vinden – voor zichzelf dan wel voor de samenleving als geheel.
Voor dit uitgekiende systeem zouden overheid en politiek pal moeten staan, in plaats van het geleidelijk steeds verder te laten verslonzen. En: zowel politici als burgers zouden moeten begrijpen dat je een parlementair stelsel niet ongestraft kunt voorzien van een extra ‘democratisch’ laagje – een speciale ‘topping’ van mensen die vergaande invloed gewoon in de schoot geworpen krijgen, slechts naar een deelgebiedje kijken, niet publiekelijk delibereren en zich niet volgens de normale regels van de rechtsstaat hoeven te verantwoorden.
Bovendien: burgers én hun organisaties hebben krachtens de wet eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Langs die lijnen is er sinds jaar en dag ruime gelegenheid voor ‘zelf doen’, ‘meedoen’, ‘meepraten’ en het uitoefenen van kritiek. Door de overheid ingestelde burgerraden rijden behalve ons representatieve stelsel ook deze belangrijke, veelstemmige ‘civil society’ in de wielen.
Annemarie Kok is publiciste en doceert aan de RUG ‘publieksgericht schrijven’. Ze schreef ‘Binding genoeg’ (2017) en ‘Herinnering aan de rechtsstaat’ (2018), allebei gratis te downloaden via www.trancity.nl.
Foto: History at the Higher Education Academy (Flickr Creative Commons)