Zorgprofessionals beducht voor grenzen van vrijwilligerswerk 

In bijna alle sectoren van zorg en welzijn moeten professionals meer samenwerken met vrijwilligers. In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is het bijna vanzelfsprekend dat vrijwilligers met bewoners en cliënten samen dingen ondernemen. Maar dat vrijwilligers ook daadwerkelijk zorg en ondersteuning gaan bieden, is nog lang geen uitgemaakte zaak.

Na invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 werken professionals in zorg en welzijn steeds vaker samen met informele netwerken. Voor het welzijnswerk betekent de inzet van vrijwilligers, mantelzorgers en andere informele ondersteuners geen radicale verandering. In de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (VG) wel.

Grote aantallen vrijwilligers in deze zorg

De VG is weliswaar niet onbekend met de inzet van vrijwilligers, maar samenwerking in de planning en uitvoering van zorg is een novum. Traditioneel worden familieleden in de VG vooral gezien als wettelijke vertegenwoordigers, niet als informele zorgverleners met wie kan worden samengewerkt. In een zogenoemde ‘leergemeenschap’ hebben wij gezocht naar de vragen en dilemma’s die samenwerking zowel voor de professionals als voor de informele hulpverleners opleveren.

Met een VG-organisatie hebben wij een leergemeenschap ingericht rondom het thema samenwerken met informele zorg. Bij start namen acht deelnemers uit diverse zorgafdelingen van de organisatie deel.

Doel was om praktijkervaringen en kennis uit te wisselen, te verruimen, kritisch tegen het licht te houden en aan te vullen met nieuwe kennis en nieuwe manieren van werken.  In de leergemeenschap die wij over het thema van de vrijwillige inzet in de VG hebben georganiseerd, werd meermaals opgemerkt dat de sector al geruime tijd met grote aantallen vrijwilligers werkt, mensen die soms al decennialang betrokken zijn bij de doelgroep en de organisatie.

Vrijwilligers zijn voor ‘leuke dingen’

Vanuit die lange geschiedenis is het verklaarbaar waarom er vooral een traditionele invulling wordt gegeven aan wat vrijwilligers kunnen of mogen doen. Ze worden met name ingezet om ‘leuke dingen’ voor cliënten te organiseren– Sinterklaasfeest bijvoorbeeld – of om cliënten gezelschap houden.

De ‘traditionele’ inzet van vrijwilligers kom je vooral ‘op het terrein’ tegen. Steeds meer cliënten echter wonen thuis of zelfstandig in de wijk en krijgen hulp en ondersteuning in de eigen leefomgeving aangeboden. De vraag is of de aloude vormen van vrijwilligerswerk dan nog wel werken.

Het is helemaal niet zo duidelijk of je een vrijwilliger bent

In de leergemeenschap wordt al snel duidelijk dat het helemaal niet zo duidelijk is wat een vrijwilliger is. De grenzen tussen mantelzorgers/familieleden en vrijwilligerswerk zijn vaak niet scherp omlijnd.

Is een moeder die haar zoon wekelijks bezoekt en met hem gaat wandelen en tegelijkertijd ook twee andere bewoners van de groep meeneemt mantelzorger, bezoeker of vrijwilliger? Is een vrijwilliger die al twintig jaar dezelfde cliënt wekelijks bezoekt en daar een nauwe band mee heeft opgebouwd, mantelzorger? En cliënten die andere cliënten ondersteunen, zijn zij ook vrijwilligers?

Of en wanneer iemand vrijwilliger of mantelzorger is, bepaalt welk beleid de organisatie voert. Met een mantelzorger wordt overlegd en samengewerkt, maar niet vanzelfsprekend een vrijwilligerscontract en –verzekering afgesloten.

Professionele verantwoordelijkheid staat onder druk

Het belang van de vrijwillige inzet voor de kwaliteit van leven van bewoners en cliënten is evident, maar wat betekent dit voor de professionele verantwoordelijkheid? Moeten professionals zich voortaan richten op het versterken van de netwerken van cliënten en hun verantwoordelijkheid voor de zorg delen met informele zorgverleners?

Cliënten in de VG zijn per definitie kwetsbare cliënten. Naast hun intellectuele beperking kampen zij vaak ook met diverse, soms ernstige gezondheidsklachten en ggz-problematiek. Hoeveel kunnen en mogen professionals overlaten aan vrijwilligers en wie is verantwoordelijk voor als het mis gaat?

Steeds afwegen wat veilig en gewenst is

Voor professionals staat het garanderen van veiligheid – voor cliënten en vrijwilligers –  en het voorkomen van risico’s, fouten of misbruik voorop. Samenwerken met vrijwilligers is grenswerk: steeds opnieuw moeten betrokkenen bepalen wat kan en mag, wat veilig is en gewenst en of het voordeel voor de cliënt opweegt tegen het risico.

Beleid en heldere richtlijnen kunnen van groot nut zijn, maar zijn bijna niet vast te stellen als het gaat over de inzet van vrijwilligers. Die inzet is namelijk afhankelijk van wat de cliënt wil, kan en nodig heeft, wat de vrijwilliger aan ervaring en competenties meebrengt, en van wat professioneel aanvaardbaar is.

Professionals ervaren meer aanwezigheid van vrijwilligers als bedreiging

In de leergemeenschap waren er professionals die de grotere aanwezigheid van vrijwilligers binnen hun vak ervaren als een bedreiging. Zij vrezen dat als vrijwilligers ‘kwaliteit-van-leven-tijd’ aanbieden er voor de professionals alleen de zware zorg overblijft en ze niet langer toekomen aan het opbouwen van een betekenisvolle relatie met bewoner of cliënt.

Ook bestond binnen de leergemeenschap twijfel of het accent op vrijwillige inzet wel reëel is. Is er voor elke cliënt een vrijwilliger te vinden? En hoe doe je dat eigenlijk, een netwerk creëren en vrijwilligers werven? Netwerken van mensen met een verstandelijke beperking zijn kwetsbaar, beperkt en soms zelfs geheel afwezig. Lang niet elke cliënt of bewoner in de VG is uitnodigend en soms zijn hun behoeften heel specifiek en technisch.

Meer vrijwillige ondersteuning en zorg: geen uitgemaakte zaak

De professionals van de leergemeenschap stelden serieuze vragen bij de wenselijkheid van meer werken met vrijwilligers. Niet dat ze de vrijwillige inzet op zich ter discussie stelden. Zonder vrijwilligers zou de zorg – mede gezien de beperkte budgetten - uiterst karig worden. Vrijwilligers doen immers dingen waarvoor professionals geen tijd meer hebben: uitgebreid bijpraten bij een kopje koffie, en samen met bewoners of cliënten activiteiten ondernemen.

Dat vrijwilligers dit doen, juichen de professionals in de VG toe, maar dat vrijwilligers ook daadwerkelijke ondersteuning en zorg gaan bieden, is voor hen nog lang geen uitgemaakte zaak.

Marianne Potting is lector Informele Zorg aan Zuyd Hogeschool. Chantal van Lieshout is er senior lecturer. Beiden participeren in het bijzonder lectoraat Informele Zorg dat tevens deel uitmaakt van de Werkplaats Sociaal  Domein Zuyd.

 

Foto: Eaglebrook School (Flickr Creative Commons)