Sociaal werk heeft hbo’ers en mbo’ers nodig

Een debat over de betekenis van ervaring versus opleiding, zoals in de verpleegkunde, vindt in het sociaal domein niet plaats. Wel valt de focus op het hbo op, naast een geringe aandacht voor het mbo. De praktijk in Hardinxveld-Giessendam laat zien dat een mix van mbo- en hbo- opgeleide professionals in een wijkteam een bestendige aanpak ten goede komt.

In menig publicatie over het sociaal domein lijkt het alsof sociaal werk vooral een aangelegenheid is voor hbo- en universitair opgeleide professionals (Witte, 2018). Ten onrechte, volgens de deelnemers aan ons kenniscafé over de waarde en waardering van mbo-professionaliteit in het sociaal werk. Veel instellingen stellen kwaliteit gelijk aan een hbo-opleiding, stelde Hans Roskam die met Spoor 22 werkt aan een opleidingsaanbod voor mbo en hbo samen. Door hun focus op hbo’ers, negeren gemeenten en instellingen de unieke kwaliteiten van de mbo-opgeleide professionals en hoe mbo’ers en hbo’ers zich tot elkaar kunnen verhouden én versterken. Deze eenzijdige oriëntatie ondervinden de mbo-studenten aan den lijve, in het aantal stageplaatsen en vacatureteksten en in de stille verwachting dat ze later toch wel hbo gaan doen.

Vooral accentverschillen

Volgen we de definitie van Ruiters en Simons (2015) dan is een professional iemand die ervoor kiest en zich erop toelegt om zijn cliënten op een competente en integere manier steeds beter van dienst te zijn. Een verkenning van vigerende documenten en kaders, competentieprofielen, beroepscompetentieprofielen, beroepsprofielen, functiebeschrijvingen, laten in essentie een bescheiden onderscheid zien tussen mbo en hbo opgeleide sociaal werkers. Accentverschillen zijn er wel, bijvoorbeeld ten aanzien van organisatorische positie en regierol. En in het jeugddomein is de verplichte SKJ-registratie gekoppeld aan een hbo-diploma.

Als we kijken naar wijkteams, dan valt op dat die overwegend zijn samengesteld uit professionals met tenminste een hbo-diploma. In sommige gemeenten is dit zelfs een harde voorwaarde. Dit terwijl er juist voor wijkteams kansen liggen als ook mbo-professionals worden ingezet. We noemen ze kort.

Doen in plaats van praten

Als wijkteams zorg welzijn en ondersteuning nabij moeten organiseren, is vertrouwen wekken, aansluiting vinden en preventief werken essentieel. Uit de praktijk blijkt dat mbo-professionals eerder dan hbo’ers het vertrouwen van cliënten krijgen omdat ze ook ‘samen doen’, en ‘niet alleen  praten’. Omdat hun taal en gedrag vaak dicht bij de leefwereld van cliënten staat, is het voor mbo-professionals vaak gemakkelijker dan voor hun hbo collega’s om bij gezinnen en bewoners aansluiting te vinden.

Kosten-baten

De mbo’er kan werk leveren dat dat van een hbo’er aanvult. In het bijzonder werk dat nu door tijdgebrek blijft liggen, maar wel bij de opdrachtomschrijving hoort, zoals outreachend werken, inschakeling van informele netwerken en preventie. Door de inzet van mbo’ers in een wijkteam kan hiervoor, mede vanuit financieel oogpunt, meer ruimte worden gemaakt.

Continuïteit en duurzame relaties

In de verschillende fases van begeleiding kan de mbo-professional van toegevoegde waarde zijn voor het wijkteam. In de toeleiding/verkenningsfase, door het eerste contact te maken en de eerste ondersteuningsvragen en behoeften in kaart te brengen. En in de afrondende fase een vinger aan de pols te houden en vanuit een ‘waakvlam functie’ contact met mensen te onderhouden.  Dit maakt relaties duurzaam, verkleint de kans op terugval en biedt continuïteit, in plaats dat een wijkteam na drie of zes maanden weer ‘weg’ is.

Voorbeeld om te volgen

Een goed voorbeeld van hoe mbo- en hbo-opgeleide professionals in een wijkteam kunnen  samenwerken, is te vinden in Hardinxveld-Giessendam. Het wijkteam in die gemeente is vanaf de start in 2015 samengesteld uit zowel mbo’ers als hbo’ers. Een bewuste keuze van gemeente én dienstverlenende organisaties, waaronder Vivenz. Het hierna volgende fragment geeft hun werkwijze kort weer.

Wanneer in de gemeente een nieuw gezin wordt aangemeld bij het wijkteam gaat een teamlid eropaf: naar het gezin of bewoner om de problematiek te verkennen. Dit gebeurt door een mbo’er met veel ‘vlieguren’ en senioriteit. Na afloop van het huisbezoek overlegt ze met het team de stand van zaken wat betreft de nieuwe casus. Binnen deze manier van werken wordt bewust gebruik gemaakt van de beschikbare vaardigheden om op laagdrempelige wijze aan te sluiten bij een toekomstige cliënt(en) en op die manier de aanmelding te verrijken met observaties en professionele onderbuikgevoelens. Vervolgens wordt bij het bespreken van de nieuwe casus in het wijkteam gekeken wie het beste hierop ingezet kan worden: waar mogelijk een duo van een mbo’er en hbo’er. De teamleider bewaakt de specifieke inzet van de teamleden, bijvoorbeeld met het oog op de wettelijke kaders (waaronder de SJK-registratie) rond verantwoordelijkheden en aansprakelijkheid.

Wanneer de pluspunten van zowel de mbo- als de hbo-professional worden geëxpliciteerd, hun specifieke inzet wordt verzilverd, kan deze van onderscheidende toegevoegde waarde zijn voor de doorontwikkeling en professionaliteit van het wijkteam.

De praktijk in Hardinxveld-Giessendam laat enerzijds zien op welke wijze wijkteams mbo-professionaliteit optimaal kunnen inzetten en hoe mbo’ers en hbo’ers in het sociaal werk elkaar kunnen versterken. Anderzijds is deze praktijk een oproep aan het mbo – zowel opleidingen als professionals – om zich bewuster te zijn van wat ze aan specifieke vaardigheden, competenties en kwaliteiten kunnen bieden en om deze duidelijker te maken bij beleid en praktijk naar voren te brengen.

David ter Avest en Mirjam Karsten zijn vanuit Hogeschool Inholland en Hogeschool Rotterdam verbonden aan de Werkplaats Sociaal Domein Zuid-Holland Zuid. Het verkennend onderzoek naar de ervaren inzet en waarde van de mbo professional in Hardinxveld-Giessendam is hier te downloaden.

Foto: fauxels (Pexels.com)