Het CBS geeft in het begin van het Jaarrapport Integratie weliswaar geen definitie, maar toch een aanduiding van wat ‘integratie’ volgens de onderzoekers betekent. Integratie ‘verwijst naar een proces waarbij immigrantengroepen en de autochtone bevolking naar elkaar toegroeien en volwaardig aan de samenleving deelnemen’. Terwijl dit nog een wederzijds proces impliceert, wordt in het rapport meteen duidelijk dat het toch vooral de immigrantengroepen zelf zijn die afwijken, omdat ze een ‘andere’ achtergrond hebben. Er vallen termen als ‘positieverwerving’ en ‘participatie’. Wat dat precies betekent, blijft onduidelijk.
Uit het hele rapport is evenwel af te leiden wat volgens het CBS bij een succesvolle integratie hoort. Hoge opleiding, een goed betaalde baan, een mooi huis, geen uitkering en geen criminaliteit. Of, preciezer gezegd, een net zo veel opleiding, een goed betaalde baan, een mooi huis, uitkering en criminaliteit als autochtonen. In de hele 144 pagina’s tellende publicatie wordt de situatie van alle verschillende herkomstgroepen afgezet tegen de autochtone norm.
Dat gaat zo ver dat zelfs de ‘levensloop’ van de verschillende categorieën Nederlanders met elkaar worden vergeleken, en vervolgens in samenhang worden gebracht met sociale problematiek. Zo lezen we dat vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst op jonge leeftijd trouwen, zonder daarvoor te hebben samengewoond, en snel kinderen krijgen. Dit terwijl autochtone vrouwen ‘over het algemeen op latere leeftijd trouwen’ en eerst een tijdje samenwonen. Surinaamse en Antilliaanse vrouwen zijn juist niet getrouwd of hebben ‘zelfs’ geen partner.
Tot zover de ‘neutrale’ feiten. Vervolgens wordt echter juist de ‘vroege gezinsvorming’ onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders uitgelicht, en het ‘hoge aandeel alleenstaande moeders’ onder de Surinaamse en Antilliaanse groepen. Waarom niet de ‘hoge huwelijksleeftijd’ van de autochtone vrouwen? En waarom hebben ‘culturele patronen’ alleen betrekking op de allochtone groepen, maar niet op de autochtone?
Waarom gaat het niet over social media gebruik, innovatie en ondernemerschap?
Net als in dit voorbeeld, ontbreekt in het hele rapport (en ook in de bijlagen) enige uitleg en verantwoording van de keuzes die zijn gemaakt in het verzamelen en presenteren van de gegevens. Zo is er nergens een uitleg te vinden voor de indicatoren die worden gebruikt: opleiding, werk, uitkering, woonsituatie, criminaliteit. Ik zou zo nog tientallen andere indicatoren kunnen bedenken, maar ze krijgen geen aandacht in het rapport. Denk aan culturele bijdrage, participatie in theater, kunst, muziek, politieke activiteiten, activisme en bewustzijn. Hoe zit het met social media gebruik, innovatie en ondernemerschap? De onderzoekers schrijven dat zij zich concentreren op de sociaaleconomische positie, en niet op de sociaal-culturele. Maar is criminaliteit dan een sociaaleconomische indicator? Bovendien verwijzen de CBS-onderzoekers naar een SCP-rapport uit 2012 waarin de sociaal-culturele positie aan de orde zou komen. Dat rapport gaat echter in op precies dezelfde indicatoren als het CBS rapport van deze week.
Stel je voor dat we een jaarrapport integratie over mannen en vrouwen zouden schrijven. Uiteraard zou economische zelfstandigheid daarin ook een rol in spelen. Daarnaast zou je echter verwachten dat er aspecten zoals de vertegenwoordiging in posities van macht (bijvoorbeeld topfuncties in het bedrijfsleven, kamerleden, burgemeesters) belicht zouden worden. Ook thema’s als de weergave en stereotypering in de media, toegankelijkheid van diensten en slachtofferschap van criminaliteit (in plaats van eenzijdige focus op daderschap) zouden meegenomen kunnen worden. Waarom spelen deze aspecten volgens het CBS geen rol bij de integratie van allochtone en autochtone Nederlanders? Al lees je alle 144 pagina’s, je zult er niet achterkomen.
CBS produceert politiek gekleurde ‘feitelijkheden’
De discussie over concepten als integratie en inburgering ligt al een tijd stil. Het lijkt erop dat de verschillende partijen zich in hun eigen hoek terug hebben getrokken en hun eigen discussies voeren. Zo stond in een recent artikel over integratiemodellen van de in Frankrijk werkzame socioloog Dietmar Loch dat publieke en politieke debatten over integratie uitgaan van normativiteit en dominantie, terwijl academische debatten ‘complexer’ zijn. Verderop in het artikel wordt verwezen naar het werk van Han Entzinger in Nederland die een ‘radicale verschuiving’ richting assimilatie en streng immigratiebeleid constateert, naast een ‘groeiende kloof tussen feiten en discours in de context van integratie van migranten'. Het is jammer dat een wetenschapper als Dietmar Loch zich er kennelijk bij neerlegt dat de ‘complexere’ visie van de wetenschap niet wordt vertolkt in het publieke debat. Ondertussen gaan instituties als het CBS vrolijk door met het produceren van politiek gekleurde ‘feitelijkheden’.
Het eerste van de 11 basisprincipes van migrantenintegratie in de EU, vastgesteld onder Nederlands voorzitterschap (onder andere ene minister Rita Verdonk) in 2004, luidt: ‘Integratie is een dynamisch proces in twee richtingen, van wederzijdse aanpassing door alle immigranten en ingezetenen van de lidstaten’. In het CBS-rapport wordt integratie gepresenteerd als een eenzijdig proces van assimilatie. De situatie van autochtone Nederlanders wordt hierbij als ultieme maatstaf gepresenteerd die verder niets te maken heeft met de lagere status van andere bevolkingsgroepen. Daarnaast wordt deze (haperende) assimilatie gepresenteerd als een keuze van de migranten en hun kinderen. Dit levert wijze lessen op zoals: ‘De jong volwassenheid blijkt daarbij een cruciale periode in de levensloop, waarin beslissingen worden genomen die een sterke invloed hebben op de rest van het leven.’
Wat als diversiteit het uitgangspunt was en niet problemen?
Hoe anders zou zo’n rapport eruit zien als er wordt uitgegaan van het geheel van burgers en ingezetenen van Nederland en hun onderlinge verwevenheid. Als diversiteit als uitgangspunt wordt genomen, en niet als problematiek. En waarbij de term integratie aspecten van sociale cohesie beschrijft in plaats van een geforceerd beeld van de invoeging van vreemde elementen in de autochtone samenleving. Waar zijn de gegevens over de autochtone culturele patronen, waar de cijfers over toegankelijkheid en uitsluiting? Ook een rapport met diversiteit als uitgangspunt kan kritisch zijn en problemen benoemen. Sterker nog, een dergelijk rapport zou een veel realistischer beeld schetsen dan een publicatie die uitgaat van een fictief en normatief beeld van de realiteit.
Er woedt op dit moment een belangrijk debat in Nederland over de witte gekleurdheid van onze samenleving. Dit debat lijkt nog niet te zijn doorgedrongen tot het CBS. Het is bovendien opmerkelijk dat een jaarrapport van het CBS, de rekenmeester van Nederland, gepubliceerd kan worden zonder vermelding van een onderzoeksvraag, zonder onderbouwing van de gekozen indicatoren, en zonder definitie van het kernbegrip. Uiteraard werpt goed onderzoek, naast het geven van antwoorden, ook altijd nieuwe vragen op. Het ‘Jaarrapport integratie 2014’ werpt heel veel vragen op. Maar helaas for all the wrong reasons.