Hieronder een aantal opvallende fragmenten uit dit rapport.
De oprichting van CJG’s is een initiatief geweest van de minister voor Jeugd en Gezin uit het vierde kabinet-Balkenende. Elke gemeente in Nederland moest eind 2011 een CJG hebben met minimaal één laagdrempelig inlooppunt. In en rond het CJG werken bestaande instellingen die met jeugd te maken hebben (zoals onderwijsinstellingen, Bureau Jeugdzorg, welzijnswerk, buurtwerk, jongerenwerk, de jeugdgezondheidszorg, politie en justitie, Haltbureaus enzovoort) met elkaar samen. Op die manier moeten CJG’s voorkomen dat ouders en kinderen worden geconfronteerd met hulpverleners die niet op de hoogte zijn van elkaars werkzaamheden. Het CJG heeft tot doel om snel, goed en gecoördineerd advies te bieden, en vervolgens te zorgen voor hulp op maat.
De gemeenten hebben van 2008 tot en met 2011 van rijkswege een brede doeluitkering voor deze centra’s gekregen, totaal gaat het om een bedrag van circa € 1,2 miljard, bedoeld voor de jeugdgezondheidszorg, voor het jeugd- en gezinsbeleid en voor het realiseren van ten minste één fysiek CJG- inlooppunt.
Het vierde kabinet-Balkenende sprak in 2007 de ambitie uit om te zorgen dat elk kind in Nederland gezond kan opgroeien en zich kan ontwikkelen tot een zelfstandige en maatschappelijk betrokken burger. Het CJG is een middel om dat doel te realiseren.
Resultaat: er ontbreek nog veel bij de Centra voor Jeugd en Gezin
Gemeenten en hulpverleners hebben de afgelopen jaren veel energie gestoken in het realiseren van CJG-inlooppunten. In alle gemeenten zijn CJG’s ingericht; de veelvormigheid in de organisatievorm is groot. In alle onderzochte gemeenten zijn afspraken gemaakt over de samenwerking en integratie van hulpverlening binnen de CJG’s. Maar de uitvoering van deze afspraken staat vaak nog in de kinderschoenen en als het gaat om de verantwoording daarover moet er nog het nodige gebeuren. Het is, zo benadrukken gemeenten en hulpverleners, nog te vroeg om de CJG’s af te rekenen op hun prestaties.
Uit het onderzoek komen verscheidene zaken naar voren die bij de CJG’s nog ontbreken c.q. verbetering behoeven. Gemeenten en hulpverleners beseffen dat zelf ook, maar tegelijkertijd zien zij potentie en doorgroeimogelijkheden. Wat bij de CJG’s vooralsnog ontbreekt is om te beginnen een referentiekader aan de hand waarvan de doelmatigheid en doeltreffendheid van een CJG kan worden beoordeeld en waar nodig aan- of bijgestuurd. Dit leiden wij af uit een drietal bevindingen.
Onduidelijkheid, geen goed zicht en geen goede zorgcoördinatie
Wij hebben in de eerste plaats vastgesteld dat vaak niet of onvoldoende in toetsbare termen is geformuleerd welke taken het CJG precies heeft en welk maatschappelijk effect de gemeente daarmee wil bereiken. Dit ontbreken van een helder beleidskader leidt ertoe dat CJG’s zich (nog) niet goed kunnen verantwoorden over hun werkzaamheden. Het is niet duidelijk welke informatie zij daarvoor moeten verzamelen.
In de tweede plaats hebben wij geconstateerd dat gemeenten geen goed zicht hebben op de totale kosten en uitgaven die met het CJG zijn gemoeid. Wij konden daardoor de kosten van verschillende CJG’s niet met elkaar vergelijken.
In de derde plaats blijken de CJG’s nog nauwelijks cliëntenraadplegingen gehouden of tevredenheidsonderzoeken onder burgers te hebben verricht.
Een verbeterpunt betreft verder de bekendheid van het CJG. Deze blijkt in veel gemeenten nog onvoldoende. Een goede risicosignalering en zorgcoördinatie worden belemmerd doordat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van domeinoverstijgende instrumenten zoals de digitale verwijsindex risicojongeren (waarmee kan worden opgespoord welke professionals contact hebben met een kind) en gezamenlijk casusoverleg. Ook zijn in veel gemeenten nog niet alle relevante partners betrokken bij de risicosignalering en bij de afspraken over zorgcoördinatie. Een ander verbeterpunt betreft de eenheid van het CJG. Veel CJG’s hebben nog te zeer het karakter van een bedrijfsverzamelgebouw, waarin elke hulpverlener denkt en handelt vanuit zijn eigen organisatie of zorgdomein. Een gezamenlijke ‘CJG-identiteit’ is er over het algemeen nog niet. Daardoor heeft het CJG nog niet de meerwaarde die het zou moeten hebben. Ontwikkelpunten CJG
Om het CJG (of een organisatie zoals het CJG) op termijn zijn beoogde ‘poortwachtersfunctie’ te kunnen laten vervullen in het nieuwe stelsel van jeugdzorg, is gegeven de bevindingen in het onderzoek aandacht vereist voor de volgende ontwikkelpunten:
• versterken van de sturingskracht van de gemeente;
• versterken van de signaleringsfunctie;
• verbreden van de zorgcoördinatie;
• ontwikkelen van de CJG-identiteit (externe bekendheid en interne betrokkenheid);
• aandacht voor potentiële tegenstelling binnen het CJG tussen preventie en hulp bij zware problematiek.
Wij bevelen de staatssecretaris van VWS aan om in overleg met de VNG in de periode tot aan de overgang naar het nieuwe jeugdzorgstelsel, een stimulerende en faciliterende rol te blijven vervullen.