Het debat over Europa en de democratie is vooral vrijblijvend, vaak komt het niet verder dan wat kreten over en weer. Dat is vooral vervelend omdat op die manier het zicht op de werkelijke problemen vertroebelt. Met het vooruitzicht dat Europa in de komende verkiezingen een belangrijk thema gaat worden, is het daarom tijd om de kwestie nader onder de loep te nemen.
Het is niet eenvoudig voor een jurist om uit te leggen wat de recente maatregelen in het kader van de eurocrisis (‘six pack’, Begrotingsverdrag, ESM) precies behelzen. Maar waar het feitelijk om draait, is de vraag of er sprake is van een machtsoverdracht aan de EU of – om een nog neteliger begrip te gebruiken – dat de nationale soevereiniteit geraakt wordt. En daar kan een jurist wat makkelijker iets over zeggen.
Sluipende integratie
Premier Mark Rutte vindt dat bij het Verdrag van Maastricht een omslagpunt is gelegd: met dat verdrag is de basis voor (verdere) economische en monetaire samenwerking gelegd. De recente versterking van de Europese handhavingsmogelijkheden sluiten volgens sommigen naadloos op dat verdrag aan. Anderen daarentegen zeggen dat er pas echt een wezenlijke verschuiving in de macht van de EU optreedt op het moment dat de Europese Commissie direct kan ingrijpen in de economische en budgettaire beslissingen van de lidstaten. Het punt is dat alle antwoorden goed zijn.
We stuiten hier op een aspect dat we als een systeemkenmerk van Europese integratie kunnen beschouwen en dat zelfs bewust is ingebouwd door de grondleggers ervan. Het idee is dat Europese samenwerking niet op een blauwdruk is gebaseerd, maar op concrete problemen die moeten worden aangepakt en doelen die moeten worden gerealiseerd. Al doende komen dan vanzelf andere terreinen in beeld die ook moeten worden geregeld. Een nog steeds actueel voorbeeld is het openen van de grenzen, dat noopt tot een gezamenlijke aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit. Zo ontstaat een olievlekwerking en – negatiever geformuleerd – een idee van sluipende integratie.
Europese eenwording moeilijk te begrijpen
Deze methode is problematisch geworden. Ten eerste maakt het Europese integratie lastig te begrijpen en de betekenis ervan te doorgronden. Burgers die toch al problemen hebben met de vele onzekerheden in de huidige maatschappelijke en politieke constellatie, zien in Europese integratie daardoor al snel een nieuwe bron van onzekerheid. Europese integratie wordt door die onduidelijkheid des te meer vatbaar voor populistische beelden.
Ten tweede ligt fatalisme op de loer. De methode van sluipende integratie suggereert onvermijdelijkheid, die leidt tot de gedachte dat Europese integratie een soort natuurkracht is. De suggestie is dat er een rechte lijn bestaat tussen de wens om vrede en welvaart te verankeren van de jaren vijftig van de vorige eeuw tot de concrete vormgeving van Europa nu. Daarmee komen we bij het tweede grote probleem.
Hek om Nederland?
Juist nu er grote beslissingen aan de orde zijn over de toekomst van Europa, is er een grote ‘soevereiniteitskramp’ in de politiek en samenleving. In Nederland is het nooit erg gebruikelijk geweest om het EU-lidmaatschap te koppelen aan nationale soevereiniteit. Maar inmiddels zien we het omgekeerde: het is nu bijna onmogelijk om het over de Europese Unie te hebben, zónder het begrip soevereiniteit in de mond te nemen. Europeesgezinden benadrukken dan vooral hoe achterhaald het nationale concept in het begin van de 21e eeuw is.
Dat miskent echter de politieke en maatschappelijke realiteit. En wel de reflex van de soevereiniteit als een hek om Nederland heen, als ultiem middel om te zorgen dat we hier achter de dijken onze eigen gang kunnen gaan, ongestoord door de wereld buiten. Die reflex leidt er paradoxaal genoeg toe dat Nederland steeds minder grip krijgt op de eigen economie en samenleving. Het is immers duidelijk dat we zozeer verweven zijn met de wereld om ons heen, dat we de bestuurlijke kracht om het hoofd te bieden aan de meeste problemen van nu alleen kunnen vinden in verbinding met die buitenwereld. Alleen al het probleem dat we behoorlijk veel last kunnen krijgen van andere landen die zich evenmin iets aan de buitenwereld gelegen laten, is een groot gevaar.
EU is voor Rutte een snoepwinkel
Een andere weg is te letten op de eigen nationale belangen in het Europese integratieproces. Nationale soevereiniteit komt dan tot uitdrukking in de voordelen die Europese samenwerking oplevert. Deze benadering past het beste bij demissionair premier Rutte. Het EU-lidmaatschap wordt zo een soort snoepwinkel waar van alles te halen is. Het valt in deze visie nog wel te accepteren als we hier en daar moeten inleveren, als het ‘eindsaldo’ maar positief uitvalt.
Het probleem van deze visie is dat EU-lidmaatschap geen optelsom is van losse besluiten, regels en maatregelen die je kunt vertalen in nationale voor- en nadelen. Iedere volgende stap in het integratieproces verbindt ons steeds nauwer met de andere landen van de Europese Unie, hun bevolkingen, hun waarden en economische en maatschappelijke kenmerken. Dit stelt hogere eisen aan de onderlinge solidariteit. EU-lidmaatschap heeft dus een betekenis die ver uitstijgt boven concrete maatregelen die door de EU worden genomen. Burgers hebben dit haarfijn in de gaten.
Terug naar de oorsprong
Als we tot een vruchtbare invulling van nationale soevereiniteit willen komen, dan moeten we terug naar de oorspronkelijke betekenis van het begrip. Het ging immers om zelfbeschikking, het idee dat land en volk zelf de eigen lotsbestemming in handen heeft. Dat omvat ook de keuze om die lotsbestemming te zoeken in een duurzame en veelomvattende verbinding met andere EU-landen die gegrond is op democratische, rechtsstatelijke, sociale en economische pijlers. Met een dergelijke herdefiniëring kunnen we Europa en de democratie met elkaar verzoenen en de actuele problemen te lijf gaan.