Ik loop al enige jaren mee in het land van zorgzame gemeenschappen. Een land met fraaie landschappen afgewisseld met vervaarlijke ravijnen. Via het Vilans loket Zorgzame buurten fungeer ik als oliemannetje met als doel de belangen van zorgzame gemeenschappen en systeempartijen op één lijn te krijgen.
Dan begint het moeilijke kijken, naar elkaar wijzen en de stroperigheid
Daar meldde zich Sociaal Centrum Eijsden. Een herkenbaar verhaal. Een buurthuis, talloze activiteiten, tevreden burgers en veel vrijwilligers (bijna honderd). Iedereen is vol lof. Lof? Zoals we weten uit het epische lied Knolrapen, lof, schorseneren en prei van de onvolprezen Drs. P: met groente en fruit verdien je geen fluit.
Want op een zeker moment komt de vraag hoe al die activiteiten en vrijwilligers te coördineren. Dat kun je niet langer van vrijwilligers verwachten. En een buurtondersteuner zal toch door iemand betaald moeten worden. En dan begint het moeilijke kijken, naar elkaar wijzen en de stroperigheid.
Er moest een rapport komen
Het Sociaal Centrum Eijsden (SCE) was bepaald niet het eerste of enige burgerinitiatief dat met dit probleem kampte. Ik zocht naar een uitweg. Eén van de obstakels die wordt opgeworpen, is dat potentieel betalende partijen niet voldoende scherp hebben wat zo’n investering oplevert.
Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te snappen dat dit een maatschappelijk rendabele investering is
Nu ben ik een tikkeltje schizofreen als het om dit obstakel gaat. Aan de ene kant vind ik het opmerkelijk dat gemeenten (en zorgverzekeraars idem dito) miljarden euro’s uitgeven aan jeugdzorg, Wmo, welzijn en wat meer, zonder ooit te eisen of de maatschappelijke business case van die dingen positief is. Ik weet zeker dat een deel van die activiteiten een dikke onvoldoende gaat scoren. Maar als burgers om een – naar verhouding – schijntje vragen, moeten er plotseling doorwrochte analyses komen.
Aan de andere kant heb ik wel begrip voor de wens om kosten en baten in kaart te brengen. Wat heel vaak gebeurt, is dat de direct betrokken ambtenaren, wethouders of medewerkers van zorgverzekeraars het zelf heel goed snappen. Ze hebben met hun eigen ogen gezien wat er in zorgzame gemeenschappen gebeurt, en je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te snappen dat dit een maatschappelijk rendabele investering is. Maar intern is er vervolgens een hele strijd met mensen die op grotere afstand staan en zich niet zonder slag of stoot gewonnen geven. Dus: er moest een rapport komen.
De eerste vraag die we moesten beantwoorden is: wat meet je eigenlijk?
Ik had al een tijdje contact met de stichting VitaValley, die veel Social Return On Investment (SROI) analyses doet op het gebied van zorg en het sociaal domein. Met financiële hulp van Nederland zorgt voor elkaar en Vilans gingen we gezamenlijk onze tanden in deze klus zetten.
De eerste vraag die we moesten beantwoorden is: wat meet je eigenlijk? Een interventie moet specifiek zijn: je wilt de kosten van het structureel financieren van een buurtondersteuner (in Eijsden krachtenbinder genoemd) afzetten tegen de baten. Dan moet je wel allerlei methodologische hobbels nemen.
Zonder krachtenbinder
De huidige krachtenbinder werkt via creatieve houtje-touwtje-financiering zo’n tien uur betaald bij SCE. We zien dit heel vaak, onzinnige tijdverspilling van vrijwilligers om allerlei subsidieaanvragen te schrijven. De baten die zo’n krachtenbinder creëert zijn uiteraard gelieerd aan wat het SCE doet. Het is zaak een causale relatie te leggen tussen de baten en het structureel financieren van een krachtenbinder. Dat is niet altijd simpel. Eén manier om dat te doen is om een inschatting te maken wat er zou gebeuren zonder krachtenbinder. Sommige activiteiten gaan dan echt wel door, maar mogelijk op een lager pitje en andere niet.
Daarnaast genereert de krachtenbinder extra baten
Een hypothetisch voorbeeld om dit te illustreren: zonder krachtenbinder zijn er vijftig vrijwilligers, die twintig activiteiten in de lucht houden met vijfhonderd deelnemers. Met krachtenbinder kunnen er honderd vrijwilligers komen (ze worden beter begeleid en daardoor stijgt aanmelding) die ook meer effectief hun activiteiten doen voor duizend deelnemers. Daarnaast genereert de krachtenbinder extra baten omdat allerlei professionals beter hun werk kunnen doen (door het creëren van verbinding met professionals en met de buurt) en vrijwilligers het langer volhouden (of meer uren aankunnen) dan wel een hogere kwaliteit van leven hebben.
Voltijds krachtenbinder
De volgende methodologische vraag is hoe je dan gaat bepalen wat er zoals gebeurt met een voltijds structureel gefinancierde krachtenbinder. Dan kom je op het terrein van vloeken in de economenkerk. Je gaat het namelijk vragen aan mensen.
In een workshop met alle stakeholders hebben we in verschillende rondes getoetst wat een plausibele inschatting is van de dingen die een krachtbinder doet en wat wegvalt als er geen krachtenbinder is en juist kan groeien bij een voltijds aanstelling. Die uitkomsten hebben we ook weer getoetst waarna we een conservatieve afslag hebben genomen. Je wilt niet overclaimen per slot van rekening.
Daarna vinden er allerlei checks and balances plaats. Sommige vormen van kwantificering van baten kennen we uit de literatuur, andere kunnen we spiegelen aan wat we weten uit andere zorgzame gemeenschappen. We toetsen de baten van een voltijds krachtenbinder aan de Social Handprint die voor SCE als geheel is gedaan. Uiteindelijk leggen we het concept voor aan de stakeholders die erop mogen schieten en passen we de waardes of teksten aan.
Elke geïnvesteerde euro in een structureel gefinancierde krachtenbinder betaalt zich zes keer uit
Al dat moois eindigt in het getal zes. Een getal dat altijd ten onrechte magische proporties krijgt. Elke geïnvesteerde euro in een structureel gefinancierde krachtenbinder betaalt zich zes keer uit. Als je mij diep in de ogen kijkt, denk ik dat het eerder twaalf is, maar dat kan ik niet bewijzen. Ik denk dat omdat we talloze belangrijke, maar niet goed te monetariseren baten niet hebben meegenomen. Mantelzorgers die niet overbelast raken, de kwaliteit van leven van vrijwilligers of het ontlasten van de arbeidsmarkt: allemaal reële en belangrijke baten, maar niet meegenomen.
Snel eens over structurele financiering
En toen kwam de meeting op 26 juni, georganiseerd door de Participatiecoalitie welzijn, zorg en hulp, met alle stakeholders in Eijsden om het rapport te presenteren. Een geweldige opkomst met vertegenwoordigers van CZ, VGZ, twee wethouders, VWS, NZA, Zorginstituut en nog een heleboel anderen.
Een overbruggingskrediet werd ter plekke toegezegd
De wethouder noemde het gezond verstand. De verzekeraar een ‘no-brainer’. Men werd het snel eens dat een krachtenbinder gewoon structureel gefinancierd moet worden. Op korte termijn is dat institutioneel nog te ingewikkeld, maar een overbruggingskrediet werd ter plekke toegezegd met de nadrukkelijke bedoeling om de tijd te benutten om een structurele oplossing te vinden. Duimen gingen omhoog.
Als kers op de taart volgde dezelfde dag een schitterende reportage in de Volkskrant. Een belangrijke stap voor Eijsden met warme aanbevelingen van het systeem, waardoor er een landelijke doorbraak mogelijk is. De komende maanden gaan we samen met zorgverzekeraars en gemeenten op zoek naar een goede manier van structurele financiering. Dat er vanaf nu vooral energie gestoken wordt hoe ze het best ondersteund kunnen worden, want de baten die snappen we nu hopelijk wel.
Marcel Canoy is hoogleraar gezondheidseconomie en dementie aan de VU. Hij is daarnaast adviseur van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en werkzaam bij Vilans.