Kijk bij slachtoffers van huiselijk geweld niet alleen naar hun zelfredzaamheid

Crisisopvang is een van de mogelijkheden om slachtoffers te beschermen tegen ernstig huiselijk geweld. Om een indicatie van de benodigde zorg te krijgen, wordt dan gekeken naar de zelfredzaamheid van cliënten. Vanuit de praktijk worden twijfels geuit of dat wel voldoende is om goede zorg te leveren.

Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in Nederland. Jaarlijks worden minstens 200.000 vrouwen en mannen (Van der Veen & Bogaerts, 2010) en bijna 119.000 kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar (Alink et al., 2013) blootgesteld aan een vorm van mishandeling.,

Onderzoek wijst uit dat bij huiselijk geweld zo snel mogelijk moet worden ingegrepen om de veiligheid van alle betrokkenen te waarborgen. Eén van de mogelijkheden is dat slachtoffers van partnergeweld in de crisisopvang worden opgevangen.

Inschatting van zelfredzaamheid gemaakt bij opname

Bij opname in de crisisopvang wordt een eerste inschatting gemaakt van welke hulp nodig is. In Rotterdam wordt de indicatie voor zorg bepaald vanuit een ‘piramide van zelfredzaamheid’. Hierbij vormt “de inzet van professionele ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening altijd een aanvulling op de ‘eigen kracht’ en het sociale netwerk van de cliënt” (Gemeente Rotterdam, 2016).

Het doel van professionele ondersteuning is zo veel hulp te bieden als noodzakelijk, maar zo weinig als mogelijk. Om te bepalen wat een cliënt aan ondersteuning nodig heeft, wordt standaard gebruik gemaakt van de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM). Hiermee beoordelen hulpverleners de mate van zelfredzaamheid van cliënten op verschillende leefgebieden.

Stresssituaties beïnvloeden denk- en ‘doenvermogen’ sterk

Vanuit de praktijk wordt de vraag gesteld of alleen een inschatting maken van de zelfredzaamheid wel voldoende is voor het bepalen van de juiste zorg. Vorig jaar verscheen het rapport Weten is nog geen doen, over de noodzaak van een realistisch perspectief op (zelf)redzaamheid. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeert in dit rapport dat redzaamheid niet alleen denkvermogen, maar ook ‘doenvermogen’ veronderstelt en dat vooral in stresssituaties deze vermogens ernstig op de proef worden gesteld.

Zelfredzaamheid slachtoffers huiselijk geweld is beperkt

Omdat juist slachtoffers van fysieke en emotionele mishandeling een acute en stressvolle situatie ervaren, dringt de vraag zich op of voor slachtoffers van ernstig partnergeweld wel een juiste inschatting kan worden gemaakt van wat minimaal noodzakelijk is op basis van zelfredzaamheid.

Om die vraag te beantwoorden deden we uitgebreid dossieronderzoek bij Rotterdamse crisisopvang van Stichting Arosa. Hiervoor zijn 284 dossiers van vrouwen die tussen 2011 en 2016 werden aangemeld onderzocht.

Vaak sprake van psychische klachten

Ondanks dat er in de crisisopvang geen uitgebreide diagnostiek wordt gedaan, bevatte ongeveer één kwart van de dossiers aanvullende informatie over eerdere hulpverlening. In 85 procent van die gevallen bleek er sprake van psychiatrische of psychosociale problematiek.

Het gaat hierbij om zowel klinische stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen, lichamelijke aandoeningen en psychosociale problemen. Daarnaast bleek uit het kleine gedeelte van de dossiers dat gegevens over cognitieve capaciteiten bevatte (5 procent), dat er in nagenoeg alle gevallen sprake was van een benedengemiddeld tot licht verstandelijk beperkt niveau.

Deze cijfers over psychiatrische problemen zijn vermoedelijk nog een onderschatting. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de prevalentie van psychische stoornissen in vergelijkbare groepen hoger ligt (de Graaf et al., 2012).

Veel bijkomende psychosociale problemen

Naast psychiatrische problemen bleek er vaak ook sprake te zijn van bijkomende psychosociale problemen, zoals geen tot een zwak sociaal netwerk (84 procent), een periode van thuisloosheid (37 procent) of schuldenproblematiek (57 procent).

De impact van psychiatrische en psychosociale problematiek van de doelgroep op de herstelcapaciteit van individuele cliënten is groot. Het maakt namelijk dat vaak intensieve en langdurige hulpverlening nodig is om tot herstel te komen (Steketee et al., 2016; Tierolf et al., 2014; WHO, 2013).

Psychische gesteldheid van cliënten beter in beeld brengen

Uit ons onderzoek blijkt dat er op basis van cliëntprofielen twee groepen kunnen worden onderscheiden: een groep veerkrachtige cliënten die ondanks forse tegenslagen het hoofd boven water houdt (72 procent), en een groep die onvoldoende in staat blijkt om te gaan met de gevolgen van de sociale en psychiatrische problematiek (28 procent).

Terwijl de veerkrachtige cliënten relatief weinig last hebben van psychische problemen, blijken cliënten uit de tweede groep te maken te hebben met meer complexe psychische en psychosociale problematiek. Het is daarom van belang dat diagnostiek een vast onderdeel wordt van de vraagverheldering en indicatie, naast het vaststellen van de redzaamheid van cliënten. Daarmee komt veel beter in beeld welke zorg noodzakelijk is.

Intergenerationele overdracht van geweld

Het inschatten van de benodigde zorg op basis van zelfredzaamheid is om nog een andere reden problematisch: de intergenerationele overdracht van geweld. Zo had meer dan tweederde van de slachtoffers in ons onderzoek (69 procent) in de jeugd te maken gehad met mishandeling en verwaarlozing. Daar komt bij dat een groot gedeelte van de vrouwen zelf kinderen had; deze kinderen waren direct of indirect getuige van het geweld en 21 procent was ook zelf slachtoffer van mishandeling.

Het doel van plaatsing in de crisisopvang zou dan ook niet alleen moeten zijn om weer op eigen benen te kunnen staan. Want om de intergenerationele overdracht van geweld binnen gezinnen te doorbreken, is juist intensieve en langdurige zorg nodig die zich richt op emotionele veiligheid en herstel.

Al met al is de bepaling van de mate van zelfredzaamheid problematisch en ontoereikend bij slachtoffers van huiselijk geweld.

Frank C. P. van der Horst, Joran Jongerling, Peter Prinzie en Rianne Kok zijn allen werkzaam bij het Department of Psychology, Education & Child Studies aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Correspondentie kan worden gestuurd aan vanderhorst@essb.eur.nl.

Foto: Bread for the World (Flickr Creative Commons)