COLUMN Mieke van Stigt: Het is natuurlijk de schuld van de ouders!

Er zijn maar weinig zekerheden in het leven, maar gelukkig is er één uitzondering. Als er met kinderen (en voor het gemak rekken we die categorie op tot de leeftijdgrens van 25 jaar) iets mis gaat, is het de schuld van de ouders. Zo heb je ouders die hun kroost verwaarlozen, ouders die hun kinderen geen structuur geven, ouders die hun kinderen opvoeden als prinsjes en prinsesjes zodat ze lijden aan het Verwend Kind Syndroom, ouders die willen dat hun kind beroemd wordt, overbezorgde ouders die hun kind valhelmpjes laten dragen op de fiets[1], helicopterouders en tijgermoeders…

De boodschap is duidelijk. Ouders doen het niet goed. Dat vond ook minister Plasterk die onlangs ouders opriep om nou toch eindelijk eens hun kinderen te gaan opvoeden. Hij verwees naar het door hem en vele anderen gesignaleerde gebrek aan respect voor hulpverleners, zoals ambulancepersoneel. Volgens zijn scherpe analyse is agressie in de openbare ruimte de schuld van tekortschietende ouders.

Er steeg een storm van verontwaardiging op, met diverse zeer interessante aspecten. Zo blijkt uit onderzoek dat ouders in Nederland juist goed opvoeden[2], Nederlandse kinderen behoren tot de gelukkigste van de wereld en komen over het algemeen goed terecht. Er is wel een inhoudelijk probleem: het opvoeden tot respect blijkt in Nederland geen opvoedingsdoel. Ouders willen niet dat hun kind gehoorzaam is, maar eerlijk. Daarnaast willen ze dat hun kinderen goed voor zichzelf kunnen opkomen en betrokken zijn bij anderen.[3] Laten dit nu juist de waarden zijn die passen bij de huidige samenleving: het gaat hier om opvoedingsdoelen die passen bij een zelfsturend individu. Volwassenen met deze eigenschappen hebben ook de beste kansen in de samenleving.[4]

Morele Paniek

Het verwijt van Plasterk aan ouders wordt niet ondersteund door feiten. De criminaliteit daalt al jaren en zelfs het geweld tegen hulpverleners laat een dalende lijn zien.[5] De ophef over ouders en opvoeding laat zich dan ook het best omschrijven als morele paniek. Volgens sociologen[6] is morele paniek een buitenproportionele voorstelling van zaken, die niet samenhangt met feitelijke ontwikkelingen en daaruit dan ook niet verklaard kan worden. De bron voor de paniek ligt eerder in maatschappelijke veranderingen en onzekerheid, zoals bij een economische crisis.[7]

De kunst in dergelijke omstandigheden is  om het hoofd koel te houden en te kijken naar wat er wèl aan de hand is. Dit is natuurlijk de taak van een minister, maar minister Plasterk liet zich helaas meeslepen door de waan van de dag. Daarom bij dezen: wat is er aan de hand?

Openbare ruimte

Plasterk verwijst in zijn oproep naar een probleem dat zich voordoet in de openbare ruimte, maar legt de schuld voor dat probleem in de privésfeer. Dat is in meerdere opzichten een dwaling. Er is namelijk nooit onderzocht of de personen die zich bijvoorbeeld aan ambulancepersoneel vergrijpen, inderdaad verkeerd zijn opgevoed. Andersom is er wel degelijk bewijs dat kinderen die met harde hand en met véél “respect” worden opgevoed,  juist in de problemen komen.[8] Een autoritaire opvoeding is in Nederland juist géén garantie voor goed gedrag, het gaat om het vinden van de juiste balans tussen grenzen en gevoel, om zelfsturing.

Opvoeden is in de afgelopen decennia steeds meer een eenzame aangelegenheid geworden. Waar van oudsher de hele omgeving opvoedde, is het nu steeds meer de taak van ouders alléén geworden, een taak waarin ze allerminst door de overheid gesteund worden. Maar juist door die geïsoleerde opvoeding ervaren kinderen een kloof tussen het gezin en de buitenwereld. Wat in het gezin geldt, is daarbuiten niet vanzelfsprekend.[9] Terwijl ouders zelf kritisch en mondig zijn, en hun kinderen willen opvoeden tot mondige en betrokken individuen, blijkt het samenvoegen van die individuen niet zonder problemen te gaan. Zo vindt de meerderheid van de Nederlandse ouders dat zij zelf prima opvoeden, maar blijkt driekwart van hen zich te ergeren aan andermans kinderen.[10]

Maar ouders voeden niet alleen op, de waarden en normen ontlenen zij aan de context. Die is allang niet eenduidig meer en in de media worden grofheid en respectloos gedrag eerder bewonderd dan afgekeurd. Een omroep die beledigen tot handelsmerk heeft, kreeg juist van minister Plasterk een zendmachtiging. Ook de politieke debatten zijn geen toonbeeld van respectvolle omgang. Individueel belang gaat vóór collectief belang, ook in de politiek. Geen wonder dat ouders dit doorgeven aan hun kinderen. Ouders voeden ook op tot betrokkenheid bij elkaar; het blijkt echter heel lastig om deze betrokkenheid vorm te geven in de openbare ruimte. Dat is eerder een handelingsvraagstuk dan een opvoedprobleem.

Maar meestal gaat het goed

Juist omdat wij allen zelfbewuste, kritische en mondige burgers zijn geworden en moeten zijn, is het lastig om vast te stellen wat in de openbare ruimte de regels zijn en hoe daarmee om te gaan.  Het is heel moeilijk om anderen op die regels – of veronderstelde regels- aan te spreken. Immers: iedereen heeft zijn eigen visie of versie van de situatie. Eén waarheid, die van bovenaf wordt opgelegd en voor iedereen geldt, is niet meer van deze tijd. We hebben overal onze eigen mening over, en we zijn erop getraind om in die situatie vooral ons eigenbelang te verdedigen. Dat geeft problemen in de openbare ruimte, maar laten we die problemen vooral niet overdrijven. Gezien de pluriformiteit van levensopvattingen en de afwezigheid (in het algemeen) van toezicht, is het eerder opvallend hoe vaak en hoezeer het goed gaat. Mensen zijn over het algemeen zeer beleefd en behulpzaam. Uitwassen, hoe schokkend ook, zijn meestal uitwassen en geen regel.  Feit is wel dat mensen zich –terecht of niet- onzekerder zijn gaan voelen over de openbare ruimte.

In die openbare ruimte botsen de belangen, de ruimte en de vrijheid van zelfbewuste individuen die belemmeringen, opgelegd door anderen, afwijzen. Die zijn immers in strijd met hun zelfsturing.  De openbare ruimte is een gezagsvacuüm geworden. Dat stelt hoge eisen aan het gedrag, zonder duidelijke richtlijnen en zonder duidelijk toezicht. Dat is juist voor jongeren lastig, bij wie de zelfsturing nog niet helemaal ontwikkeld is. En zéker als er dan een hoop alcohol bij komt kijken –wat bij de incidenten met agressie meestal het geval is- leidt dat tot grote problemen. Omdat alcohol het zelfsturend vermogen ondermijnt.

Terwijl het conflict in de openbare ruimte op de loer ligt, met in zijn kielzog agressie en geweld, is overleg juist extra lastig. Elkaar aanspreken op gedrag, of andere ouders aanspreken op het gedrag van hun kinderen, ligt uiterst gevoelig. De onuitgesproken norm is dat je je vooral niet met andermans’ zaken bemoeit. Liever mopperen we achteraf met elkaar, of op discussiesites, dan dat we zelf direct in een situatie ingrijpen. Die terughoudendheid wordt ingegeven door angst voor confrontatie, onaangenaamheden, agressie of geweld. Of dat nu terecht is of niet. Er is behoefte aan structuur, maar niet aan opgelegd gezag.[11] Er is vooral behoefte aan duidelijkheid hoe te handelen, en wanneer. Juist in de openbare ruimte.

Plasterk (en met hem vele anderen) slaat op een paar cruciale punten de plank dus flink mis.  Problemen van de openbare ruimte kunnen niet bij ouders in de schoenen geschoven worden, maar moeten opgelost worden in die openbare ruimte - dus op het werkgebied van de minister van Binnenlandse Zaken- zelf.  Laat Plasterk de komende tijd eens gaan nadenken hoe hij burgers samen verantwoordelijk kan laten zijn voor de openbare ruimte. Niet door regels van bovenaf, maar door een gevoel van gemeenschappelijk belang en door het geven richtlijnen hoe te handelen bij wrijving en mogelijk conflict. Niet door de schuld aan ouders te geven, maar door mensen te leren samen te handelen in de openbare ruimte. Niet door te wijzen naar anderen, mijnheer Plasterk, maar door zelf verantwoordelijkheid te nemen.



[1] Dit is waar de Engels-Hongaarse socioloog Frank Furedi op doelt met zijn “Paranoid parenting”.
[2]
SCP: Gezinsrapport 2011.
[3]
www.nji.nl.
[4]
Zie bijvoorbeeld F. Spangenberg en M. Lampert: de Grenzeloze Generatie en de Onstuitbare Opmars van de BV Ik. Amsterdam: Motivaction, 2011.
[5]
www.zorgvisie.nl.
[6]
Grondlegger Stanley Cohen in “Folk devils and moral panics” (1972); A. Mooij e.a.: Paniek in Nederland (1992).
[7]
Paniek om jeugd is van alle tijden en berust zelden op feiten. De zorgen over de jeugd zijn dan ook een afspiegeling van onzekerheden over maatschappelijke ontwikkelingen. Dit was ook het thema van mijn afstudeerscriptie destijds: The State of the Youth: Youth in reports and policy documents 1945-1995.
[8]
Met heel veel nuancering kun je stellen dat een autoritaire opvoeding meer bij allochtonen voorkomt. Zie Trees Pels: Opvoeding en integratie: een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en de pedagogische afstemming tussen gezin en school. Van Gorcum 2004.
[9]
Zo schrijft ook socioloog Henk de Vos in zijn blog.
[10]
Zo bleek uit het jubileumonderzoek 2007 van J/M voor ouders.
[11]
Zie hiervoor Christien Brinkgreve: Het verlangen naar gezag. Amsterdam: Atlas Contact, 2012.

 

Dit artikel is 3791 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (7)

  1. Wat ik niet helemaal met Mieke van Stigt eens ben, is dat er in de openbare ruimte “een gezagsvacuüm bestaat”. Volgens mij is het anders: in de openbare ruimte is iedereen gelijk en daar gaat dus ook iedereen op z’n eigen manier mee om. Sommigen doen dat nu eenmaal beter dan anderen. De agressie die zo kenmerkend is bij veel jongeren in de openbare ruimte heeft niet alleen maar te maken met “een gebrek aan zelfsturing”, maar ontstaat veeleer door een combinatie van alcohol en hormonen…

  2. Ik voel die verantwoordelijkheid als burger zeker en ben daarom een facebookgroep begonnen om zoveel bewoners van mijn wijk met elkaar te verbinden met als doel de veiligheid te vergroten. Mooie column!

  3. Wat typisch Nederlands is, is mijn ervaring, is het geven van weinig ruimte als men elkaar nadert bij een deur, trap, smalle stoep e.d. Hier is de beleefdheid beslist minder dan in veel andere landen (zeker vgl. met de VS). Veel mensen uit de VS, Duitsland, België prijzen onze openheid, maar zien tegelijk veel onbeschoftheid en dan laat ik het autoverkeer nog even buiten beschouwing. Het zijn vaak mensen boven de zestig die nog laten voorgaan, rechts houden in een drukke gang etc. Misschien wat benepen, maar hoffelijkheid is wel prettig. Dit is iets anders dan de voorbeelden over echte agressie, waar je over spreekt. Ik heb in ieder geval tegenwoordig in de trein muziek in mijn oren om al de telefoongesprekken in de openbare ruimte te ontlopen en nog wat te kunnen lezen (ook in stilte ruimtes, waar ik echt geen moeite meer doe om mensen te vragen op te houden met praten en bellen en conducteurs onzichtbaar zijn). Of dit helemaal niets met opvoeding te maken heeft, vraag ik me af.

  4. Jongere na de door mevrouw Van Stigt geinitieerde Cursus Omgangsvormen in de Openbare Ruimte:
    Goh, ik heb wrijving. Wilde ik net midden op straat lekker gaan staan joelen en pissen, komt er verdikkie een ambulance aan, om een jongen op te vangen, die zojuist met een mes is gestoken. Hoe los ik dat voortaan op? Antwoord: Ik verzoek het ambulancepersoneel vriendelijk om over een half uurtje terug te komen!

  5. Op uw colums in Trouw wil ik graag reageren. Ik geef al bijna 40 jaar les aan kinderen van 14 t/m 16 jaar op het vmbo beroepsgericht.
    Ik denk dat er met de opvoeding van het gros van de ouders niets mis is inderdaad.
    Door de (sociale ) media hebben de ouders echter wel terrein verloren laten gaan.
    Dat is het sterkste voelbaar in de categorie van lager opgeleiden aan wiens kinderen ik al zo lang les geef. De normen en waarden die lager opgeleiden zeg 20 jaar geleden nog wel aan hun kroost mee konden geven, worden nu naar de achtergrond verdreven, omdat ze niet in de straatcultuur zouden passen.
    Naar mijn mening heeft de maatschappij juist van deze categorie last. Zie ook het onderzoek Jeugdgroepen en geweld (Trouw 18 feb.) waaruit blijkt, dat 20% van de leden van criminele en overlastgevende jeugdgroepen zwakbegaafd is.
    Binnen een groter familie/buurtverband zoals vroeger gewoon was, bleven de excessen binnen de perken. Nu trekken deze jongeren anderen mee, waar ouders/opvoeders totaal geen antwoord op hebben als ze al weten wat er gaande is. Immers nu gaat alles via de mobiel, waar je geen zicht op hebt.
    Normen en waarden en grenzen moeten nu in een zeer vroeg stadium aan kinderen worden duidelijk gemaakt, en dat is wat m.i. nog on

  6. Op uw colums in Trouw wil ik graag reageren. Ik geef al bijna 40 jaar les aan kinderen van 14 t/m 16 jaar op het vmbo beroepsgericht.
    Ik denk dat er met de opvoeding van het gros van de ouders niets mis is inderdaad.
    Door de (sociale ) media hebben de ouders echter wel terrein verloren laten gaan.
    Dat is het sterkste voelbaar in de categorie van lager opgeleiden aan wiens kinderen ik al zo lang les geef. De normen en waarden die lager opgeleiden zeg 20 jaar geleden nog wel aan hun kroost mee konden geven, worden nu naar de achtergrond verdreven, omdat ze niet in de straatcultuur zouden passen.
    Naar mijn mening heeft de maatschappij juist van deze categorie last. Zie ook het onderzoek Jeugdgroepen en geweld (Trouw 18 feb.) waaruit blijkt, dat 20% van de leden van criminele en overlastgevende jeugdgroepen zwakbegaafd is.
    Binnen een groter familie/buurtverband zoals vroeger gewoon was, bleven de excessen binnen de perken. Nu trekken deze jongeren anderen mee, waar ouders/opvoeders totaal geen antwoord op hebben als ze al weten wat er gaande is. Immers nu gaat alles via de mobiel, waar je geen zicht op hebt.
    Normen en waarden en grenzen moeten nu in een zeer vroeg stadium aan kinderen worden duidelijk gemaakt, en dat is wat m.i. nog ontbreekt aan de hedendaagse opvoeding.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.