COLUMN Krijgen we de regering die we verdienen?

Terwijl in Den Haag het circus rondom de formatie de meest bizarre vormen aanneemt, wil ik het met jullie toch eens even hebben over de veelgehoorde kreet dat een volk de regering krijgt die het verdient. Immers, we leven in een democratie, we mochten naar de stembus en we moeten dus leven met de uitslag.

De uitdrukking ‘Elk volk krijgt de leiders (of de regering) die het verdient’, is afkomstig van een Franse contrarevolutionair genaamd Joseph de Maistre (1753-1821). Met zijn ‘Toute nation a le gouvernement qu’elle mérite’, stelde hij dat inwoners van een land uiteindelijk medeverantwoordelijk zijn voor de daden en wandaden van de leiders die zij zelf op het schild hebben gehesen.  En dat klinkt, zeker voor landen met een democratie, logisch. Het volk kiest de leiders en moet dan ook niet mopperen over de uitslag.

‘Het volk krijgt de leider die het verdient’, was ook de titel van een radio-uitzending van Kelder en Co vorig jaar. Met leiderschapsdeskundige Dr. Femke van Esch werd besproken hoe het leiderschap van Rutte, Merkel, Macron en Trump een weerspiegeling is/was van de respectievelijke volksaard in Nederland, Duitsland, Frankrijk en de U.S.A. Onze leiders spreken ons aan op de manier die bij ons, als volk past. Voor ons geen dure woorden (Frankrijk), ingewikkelde details (Duitsland) of grootheidswaanzin (USA), maar een beetje los leiderschap met wat ernst op zijn tijd en vooral veel nadruk op ‘wij samen’ en onze eigen verantwoordelijkheid.

Het volk heeft gesproken

En nu zijn de verkiezingen achter de rug en de uitslagen binnen. Volgens RTL Nieuws (‘De kiezer heeft gesproken’) is het huidige regeringsbeleid niet afgestraft. Het voormalige kabinet kan zelfs op drie zetels méér rekenen, al heeft het CDA flink wat stemmen verloren. ‘De kiezer houdt het vertrouwen in de regering’, aldus RTL Nieuws.

Maar daar gaat het volgens mij totaal mis. Natuurlijk, er zijn veel mensen in Nederland die op regeringspartijen hebben gestemd, en er zijn onrustbarend veel mensen (bijna vier miljoen) in Nederland die op rechtse of zelfs extreemrechtse partijen hebben gestemd. En de toeslagenaffaire heeft bijna twee miljoen mensen er niet van weerhouden op Rutte te stemmen: ‘een klap in het gezicht voor gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire (…). Blijkbaar vindt de rest van Nederland deze hele affaire niet zo belangrijk.’

Maar in juist die laatste conclusie schuilt het venijn. Het is op zijn minst een grove overschatting. Om te beginnen heeft Nederland ruim zeventien miljoen inwoners, waarvan ongeveer dertien miljoen kiesgerechtigden. De opkomst lag net onder de 80% van het aantal kiesgerechtigden, dus dan houd je net iets meer dan 60% van de bevolking over die gestemd heeft, ruim 10 miljoen. En de VVD als grootste partij heeft niet meer dan 21,8% van alle stemmen gekregen. Nog niet eens een kwart! Dit zijn twee miljoen mensen, dan kun je echt niet spreken van ‘de rest van Nederland’.

Want als er iets kenmerkend is voor deze verkiezingsuitslag (en de velen daarvóór) is dat er geen sprake is van één uitslag. Er is nergens een absolute meerderheid gevonden, wat ik overigens goed nieuws vind, maar wat tegelijk betekent dat er niet zoiets is als ‘de mening’ van ‘het volk’. En omdat ik Maxima niet ben, mag ik rustig zeggen dat er niet zoiets is als dé Nederlander. Er is een waaier aan meningen binnengekomen, die, vertaald naar zetels in de Tweede kamer, verdeeld worden over bestaande en enkele nieuwe partijen. En uit die zetelverdeling zal een nieuwe meerderheid gevormd moeten worden, waarbij verkiezingsbeloften zullen sneuvelen of ingezet worden als ruilmiddel – so much for de macht van de kiezer, laat staan de individuele kiezer.

We mogen niet zeuren

‘Wie morgen niet gaat stemmen, mag de rest van de tijd ook niet zeuren’, sprak mijn buurman daags voor de verkiezingen. En vervolgens mogen we ook niet zeuren, maar moeten we de uitslag accepteren als een gezamenlijke keuze.

Maar is dit echt zo?  Natuurlijk, er zijn landen met een onrechtvaardiger regime en u hoort mij niet pleiten voor het opheffen van de democratie, maar we moeten wel onderkennen dat we ten diepste worden gekenmerkt door verdeeldheid, niet door eenheid. En dat een uitslag dus altijd betekent dat sommige groepen meer hun zin krijgen dan anderen, om over individuen nog maar te zwijgen.

En juist nu lijken partijen steeds meer de belangen van een bepaalde groep te vertegenwoordigen, in plaats van de belangen van de samenleving als geheel. De helft van de verkiezingsprogramma’s bevatten zelfs punten die in strijd zijn met de Grondwet of met internationale verdragen. Democratie betekent dus niet automatisch dat mensen in gelijke mate behandeld of beschermd worden. Zelfs in de Tweede Kamer is dit niet evident. Mensen die kritisch zijn, kunnen op veel tegenstand en zelfs wegpesterijen stuiten. Het recente schandaal rond de positie van CDA-topman Pieter Omtzigt maakt dit pijnlijk duidelijk, zoals SP-politica Renske Leijten hier terecht aanklaagt.

We verdienen beter

Kreten als: we hebben er zelf voor gekozen, we mogen niet zeuren, we krijgen de leiders die we verdienen, werken daarom vooral als rookgordijn. Het verhindert dat mensen kritisch blijven, ook (of juist) in een democratie. Het verhindert dat mensen gemeenschappelijk opstaan voor eerlijkheid en rechtvaardigheid.

Het hele idee dat we iets verdienen (dus ook onze ongelijke behandeling) is door en door neoliberaal en diepgeworteld in de protestantse ethiek. Waarom zouden we niet gewoon recht hebben op een menselijke behandeling, op gelijkheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid voor iedereen? Ambtenaren en Kamerleden zweren (beloven) immers op de Grondwet? We beroepen ons erop dat we leven in een rechtsstaat. Dan hebben burgers fundamentele rechten, die ze niet eerst hoeven te verdienen. Het is niet zo dat we wel of niet krijgen wat we verdienen, het is ons grondwettelijk recht om menselijk, gelijkwaardig en rechtvaardig behandeld te worden.

Politiek gaat natuurlijk over macht en belangen. En deze zijn ongelijk verdeeld, zelfs in onze democratie. Wat je daarom aan het werk ziet is de verdediging van die ongelijkheid, het rechtvaardigen van dat onrecht. En let wel, onrecht gaat aan die rechtvaardiging vooraf (en wordt er vervolgens door gecontinueerd). Onrecht is ongemak, dus dat willen we wegstrijken. Niet door het onrecht op te heffen (wat mijns inziens een beter idee zou zijn), maar door het optrekken van redeneringen die de ongelijkheid voorstellen als aan ons zelf te danken, als onvermijdelijk of zelfs als hoogste goed.

Onze samenleving is doordrongen van neoliberale idealen, zoals eigen verantwoordelijkheid en eigen schuld bij falen. Het is daarom heel makkelijk om mensen weg te sturen met de boodschap dat ze zelf voor hun pech verantwoordelijk zijn, dat ze zelf voor hun situatie gekozen hebben of dat de andere landgenoten nou eenmaal in meerderheid voor jouw (vul in: gebrek aan betaalbare woningen, tekort aan zorg, te laag inkomen) gekozen hebben. Mensen zijn dat zelfs gaan geloven.

En zoals het ideaal van de meritocratie, veronderstelt het dat mensen gelijke kansen hebben (quod non) en dat de besten op de hoogste posities terechtkomen (quod ook non). En dat de mensen op de hoogste posities dus ook de besten zijn en het verdienen daar te zitten (quod absoluut non). Die gedachte overheerst, maar is in feite een rechtvaardiging van ongelijkheid en een versluiering van macht en ongelijkheid.

Leiders krijgen het volk dat ze verdienen

De hypocrisie hiervan zie je dagelijks in de politieke taferelen: coronamaatregelen die voor de bevolking gelden maar niet voor de bruiloft van de minister van Justitie himself, die hierom niet aftrad maar in plaats daarvan de straffen versoepelde. Dat is een teken van macht, dat je wegkomt met zaken waar anderen voor gestraft worden. Of regels voor thuiswerken – pardon, dringende adviezen – die niet voor Tweede Kamerleden blijken te gelden, zodat mensen nu besmet zijn met corona. Naar voorbeelden van falend moreel leiderschap hoef je in Den Haag echt niet lang te zoeken. Waar politici laten zien dat regels voor anderen gelden maar niet voor henzelf, denkt het ene deel van de bevolking verontwaardigd: dat wil ik óók (en lappen de regels/adviezen aan hun laars), terwijl het andere deel ten diepste beseft dat zij daar nooit aan zullen kunnen of wíllen meedoen.

Slecht leiderschap leidt tot gevoelens van onveiligheid, tot verdeeldheid en onderling wantrouwen, tot het zoeken van zondebokken en tot uitsluiting en haat ten opzichte van minderheden en kwetsbare groepen. De huidige onrust in de samenleving is in ieder geval voor een flink deel het gevolg van falend leiderschap. Je ziet nu ook dat zelfs regeringspartijen zich haasten om zondebokken buiten zichzelf te zoeken, in plaats van er alles aan te doen om de fundamentele waarden van de democratische rechtsstaat te verdedigen. Je zou daarom eigenlijk eerder het omgekeerde kunnen stellen: dat leiders het volk krijgen dat ze verdienen.

Mieke van Stigt is pedagoog en socioloog.

 

Foto: Crossroads (Flickr Creative Commons)

 

Dit artikel is 6423 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Een belangrijke tekortkoming in ons democratisch stelsel is dat de burger helemaal geen regering kan kiezen en ook geen Minister -President.
    De gekozen Minister-President is echter geen thema bij de verkiezingen en de kiezer kan het ook niet schelen. D’66 heeft de verkiezingen gewonnen op ‘nieuw leiderschap’ maar niet op het kiezen van de Minister-President wat ooit het oer thema van D’66 was.

  2. De kiezer heeft na de verkiezingen geen invloed meer op het beleid en ook niet op de mensen die dat beleid uitvoeren en ze mogen wegsturen als ze falen. Pogingen om dat te verbeteren zijn er wel, maar de kiezer ziet die pogingen meestal niet. Zoals het referendum van de SP, een mogelijkheid voor meer inspraak. Maar zelf heb ik, via een burgerpanel ooit meegewerkt aan het huidige regeringsbeleid “Structuurvisie Ondergrond”. Na aanmelding moest je via een stapel documenten een deskundige bijdrage indienen, die onderdeel zou worden van de nieuwe wetgeving. Met als dossier Natuur en Milieu, was dat toen een manier om met wetgeving bezig te kunnen zijn.

    Voor een kaderlid van de SP maar ook als inwoonster, een prima manier om ‘nieuwe’ wetgeving te ontwikkelen, met als resultaat dat het boren naar schaliegas uit de nieuwe wet is gehaald. Voor het behouden en beschermen van ons drinkwater en de landbouwgrond die nodig is voor voedsel. Kaderleden van partijen hebben vaak eigen dossiers waarvoor ze actief zijn, maar Nederland heeft ook een enorme groep deskundige burgers, die op deze manier wel met wetgeving bezig kunnen zijn. Maar ook dat wordt vaak gezien als lastig en niet op waarde geschat. Het is een toegankelijke manier om de vele duizenden ervaren en deskundige burgers die er zijn, concrete invloed te geven op beslissingen en dus de wetgeving waar heel Nederland mee te maken krijgt of heeft.

  3. Allereerst wil ik stellen dat je nooit krijgt wat je verdient, ongeacht of het nu straf, beloning, waardering of een regering is. Hoewel ik niet op de PVV stem, ben ik van mening dat de vele PVV – stemmers een redelijke kans aan deelname in het kabinet verdienen. Waarom D 66 wel en de PVV niet. Over verdienen en ongelijke behandeling gesproken.
    Verder wordt steeds gesproken over de vele ouders die slecht behandeld zijn in de zgn Toeslagaffaire. Duidelijk is dat WIJ ALLEN van mening zijn dat de vele misbruikers verdienden om stevig aangepakt te worden. Uiteraard niet dat daarbij het bestaan van onschuldigen ouders zou worden aangepakt. Wat ik mis in het hele verhaal is het aantal gepakte ouders die wel degelijk misbruik maakten en daardoor verdienden (stevig) te worden aangepakt.
    Tot slot: de medewerkers van de Belastingdienst krijgen de schuld van de onverdiende aanpak van deze ouders. Mijn ervaring is dat bij de overheid steeds minder ‘ ambtenaren’ werken en de werkplekken worden bemensd door inhuurkrachten en/of ZZP’ ers. Ook de chefs zijn vaak inhuurkrachten/zetbazen die de politici naar de mond praten, hun eigen mening niet uiten omdat ze vaak alleen belang hebben bij hun eigen baantje.
    Ook hier geldt dat wij het ‘ ambtenarenkorps’ hebben wat we verdienen. Jaren geleden was de positie van de ambtenaar wettelijk beschermd en kon hij/zij eerlijk voor de mening uitkomen. Maar dat vonden maar niets en dus kozen wij voor een ambtenarenstatus marktconform. Dat wil zeggen: heb jij een grote mond dan is daar het gat van de deur en zoeken wij in jouw plaats een ‘ jaknikker’ met de instelling: befehl ist befehl.
    Ik ben zelf 35 jaar ambtenaar geweest, maar je denkt toch niet dat ik nog ambtenaar zou willen zijn. Ik zou gaan werken in het bedrijfsleven waar ik veel meer geld en waardering zou kunnen verdienen!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *