COLUMN Opruimwoede in een wegwerpsamenleving

Op mijn vrijwel dagelijkse wandeling van 4 kilometer, half binnen, half buiten de bebouwde kom, geniet ik van steeds wisselende wolkenluchten, wind of regen, zon, sneeuw of mist. Wij wonen in een keurig dorp, iets buiten de directe randstad. Aangeharkt en goed onderhouden.

Toch kom ik van alles tegen, langs de weg en in de berm. Blikjes. Plastic flesjes. Een parkeerkaart. Resten vuurwerk. Een dop van een fietsbel, onderdelen van auto’s en fietsen. Plastic zakken. Sigarettenpakjes. Dopjes. Plastic verpakkingen van koek of snoep. Drinkpakjes. Koffiebekers en verpakkingen van fastfood. Heel veel peuken en kauwgom. Bij een bankje in het park is een soort confettibom afgegaan van glimmend plasticfolie in alle kleuren.

Noem mij excentriek, maar regelmatig neem ik een plastic afvalzak mee (of ik vind er een, hoe handig!) en raap ik datgene op wat opgeraapt kan worden en deponeer dat in de dichtstbijzijnde openbare prullenbak, als een soort Marie Kondo van de openbare weg. De peuken en kauwgom laat ik liggen, evenals de plastic zakjes met hondendrollen. De logica daarvan ontgaat me trouwens helemaal, waarom zou je de moeite doen om die drollen in het zakje te wurmen en vervolgens het zakje dichtgeknoopt op straat te dumpen? Maar het gebeurt.

Bier- en andere blikjes raap ik graag op. Het is net een soort paaseieren zoeken; hetzelfde jachtinstinct en verrassingselement. Deze activiteit beoefen ik solo, maar er zijn inmiddels ook groepen joggers die gezamenlijk een gebied uitkammen en opruimen (en dit ‘ploggen’ noemen, vraag me niet waarom).

Een gebrek in de opvoeding?

De blikjes zijn veruit in de meerderheid. Vooral de halve liters bier van de goedkope supermarkt en de goedkope Albert Heijn-huismerk energy drinks. Daarnaast de verpakkingen van snoep en broodjes. Het is niet heel moeilijk om te bedenken wie de weggooiers zijn: scholieren die op de fiets hun energievoorraad aanvullen, groepen jongens (vuurwerk, sigaretten en verpakkingen en blikjes energy drink) en alleenstaande halfzwervers, vermoedelijk ook klant bij de naburige ggz-instelling.

Vrijwel elke discussie over zwerfvuil begint en eindigt met ouders en opvoeding. Ik durf te beweren dat - hoezeer ik dit opvoedingsdoel ook onderschrijf - ouders noch de oorzaak, noch de oplossing zijn voor dit probleem. Om te beginnen is het verbazend hoeveel van de gigantische hoeveelheden verpakkingsmateriaal van ons gemaksvoer er in prullenbakken belandt.

Sommige prullenbakken, vooral die in treinen en op zomerse dagen op het strand, zijn zelfs niet berekend op de enorme braafheid van mensen die hun zooi proberen op te ruimen, maar het niet meer kwijt kunnen. Mijn stelling is dat vrijwel iedereen probeert om zijn of haar troep op een fatsoenlijke manier probeert kwijt te raken, en we doen massaal aan het scheiden van papier, plastic, glas en gft. Met die opvoeding zit het dus echt wel snor.

Eigenaarschap

Wat is dan wel het probleem? Twee dingen eigenlijk. Het eerste is eigenaarschap. De meeste vervuiling vind je op plekken waar mensen zich geen eigenaar voelen. Het industrieterrein achter station Beverwijk (voorheen bekend als De Meubelboulevard, nu een totaal verlopen gebied met wat autobedrijven) is verworden tot een enorme vuilnishoop. Maar ook scherpe bochten in snelwegen, waar automobilisten zodanig vaart moeten minderen dat ze van de gelegenheid gebruikmaken om hun zooi te dumpen. Denk aan de berm in de bocht tussen de A58 en de A16, Breda richting Antwerpen. Echt een teringzooi.

Hoe meer betrokken je bent bij je leefomgeving, hoe meer eigenaarschap. Samen met je buurtgenoten houd je het schoon, men let op elkaar en gedraagt zich. Eigenaarschap moet lonend zijn, je raapt een blikje op en daarna is je straat weer schoon. Anonimiteit bedreigt eigenaarschap: in een auto voel je je algauw anoniem, in je eigen bubbel, ongezien. Ook groepsdynamiek van pubers kan het nogal eens doorkruisen, het is blijkbaar niet stoer en ook nog eens erg onhandig om eindeloos met je lege blikje rond te blijven lopen of fietsen. Ik gok daarom dat het vooral om jongens en jonge mannen gaat, zie ook de sigarettenpakjes.

Daarnaast zijn er omgevingen die niet erg uitnodigen tot eigenaarschap, zeker als je de enige bent die de zooi opruimt, het heeft dan nauwelijks zin om iets op te rapen. Of waar mensen simpelweg niet over de mogelijkheden (taal, energie, bandbreedte) beschikken om mee te draaien. Ik woonde ooit in een flat in een zeer arme buurt waar letterlijk alles over het balkon werd gesmeten, van televisies en koffiezetapparaten tot volle poepluiers en plastic zakken met brood (voor de eendjes!). Ik had een waslijntje gespannen aan mijn balkon en kon daar één ochtend van genieten, toen viel er van drie hoog een bankstel bovenop. Toen we verhuisden zetten we de oude vloerbedekking aan de straatkant en belden we de gemeentelijke grofvuildienst. De volgende ochtend stond de stoeprand vol, buurtbewoners hadden verheugd hun eigen rommel ook maar aan de straat gezet.

Eigenaarschap moet mogelijk zijn en lonend. Sommigen hebben persoonlijk zo weinig meer te verliezen dat opruimen van hun troep ze weinig meer boeit. Waarom zou je nog, de wereld geeft toch ook niks om jou. Misschien zijn die bierblikken een teken van totale achteloosheid, misschien zijn ze ook een vorm van stil protest tegen een wereld die mensen maar wat graag uitsluit.

Gemaksvoer, maar waar laat je de troep?

Ons dagelijks leven is jachtig geworden. We rennen van werk naar school naar sport naar zwemles naar lezing of concert en naar vergaderingen (et cetera). Tijd om drie maaltijden thuis klaar te maken en aan tafel op te eten, is er voor velen niet. In dit jachtige bestaan is onderweg eten heel normaal geworden. Op de fiets, in de auto, in de trein.

De voedingsindustrie faciliteert ons met graagte en met enorme hoeveelheden individueel verpakt voedsel, snoep en drinken - dat is het tweede probleem. Elk koekje, broodje, slokje drinken, snoep en koek zit het liefst in een portieverpakking, zodat we al lopend, fietsend, werkend de boel naar binnen kunnen werken. In supermarkten (al dan niet ‘to go’), kiosken, op treinstations, in snackbars en fastfoodketens, koffiewinkels, in benzinestations en in bouwmarkten, overal waar mensen voorbij komen die wellicht ergens trek in zouden kunnen hebben worden enorme hoeveelheden eenpersoonsporties verkocht.

In verhouding tot de hoeveelheid eten die erin zit geeft dit een gigantische afvalberg en het zorg voor enorm geknoei. Snel opeten of opdrinken is het devies, maar waar laat je dan de verpakking? Die blikjes kunnen niet meer dicht en kleven binnen de kortste keren aan alle kanten. Je stopt ze dan ook niet zomaar in je tas of jaszak. Geen wonder dat de ienieminie prullenbakjes in treinen uitpuilen. Kijk naar de Liga reclame waarin twee bouwvakkers een koek eten op de bouwplaats, let op het gemak waarmee hij het plastic van het koekje scheurt. Gemak dient de mens, maar de troep achteraf, dat is ongemak.

De vraag, wie veroorzaakt al dat zwerfvuil, moet daarom vooral beantwoord worden met: de industrie. Het wordt tijd dat we de oorsprong van de rommel gaan aanspreken. Maak de industrie medeverantwoordelijk voor hun eigen troep. Bijvoorbeeld door heffingen op portieverpakkingen, met de opbrengst waarvan we extra vuilnisbakken laten plaatsen, of een verbod op onafbreekbaar plastic in verpakkingen.

En laten we vooral eens haast maken met statiegeld op blikjes en plastic flesjes. Op ieder blikje minimaal een euro, moet je opletten hoe weinig je ze dan nog op straat en in de berm ziet. Help mensen zorg te dragen voor hun woonomgeving door extra vuilophaaldiensten te regelen. De kosten voor het wegbrengen van je afval naar het gemeentelijk afvaldepot schrappen we, je moet mensen niet beboeten voor wenselijk gedrag. Laten we het afvalprobleem teruggeven aan de veroorzakers. Die mogen namelijk ook wel eens opgevoed worden.

Mieke van Stigt is socioloog en pedagoog.