Een recent rapport van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (Kuipers e.a. 2023) schetst hoe in ons democratische landschap de overheid formele macht uitoefent via wetgeving, uitvoering daarvan en via rechtspraak. Maar de samenleving oefent ook (tegen)macht uit, en wel via instituties en het maatschappelijk middenveld. Dit landschap van macht en tegenmacht verandert voortdurend en daarmee wisselt ook de machtsuitoefening van diverse instituties en partijen uit het maatschappelijk middenveld. Daarbij zijn er echter ook partijen die structureel aan het kortste eind trekken en die nauwelijks tegenmacht kunnen uitoefenen. De natuur is bijvoorbeeld zo’n belanghebbende, en steeds vaker wordt ervoor gepleit om het belang van de natuur sterker te organiseren. Neem bijvoorbeeld het pleidooi voor een rechtvaardige behandeling van dieren (Nussbaum 2023).
Onrechtvaardigheid kent voor deze groepen ‘overlevers’ meerdere gezichten
Onze aandacht gaat in dit verband echter uit naar groepen burgers die moeizaam tegenmacht kunnen uitoefenen omdat ze de juiste wegen niet kennen of omdat ze simpelweg te druk zijn met overleven om tot georganiseerde tegenmacht te komen. Onrechtvaardigheid kent voor deze groepen ‘overlevers’ meerdere gezichten. Niet alleen omdat ze in de verdeling van middelen in onze samenleving aan het kortste eind trekken en minder erkenning ervaren, ook omdat ze minder bij machte zijn politieke invloed uit te oefenen en daarmee bestaande ongelijkheden te doorbreken (Fraser 1995). Om die reden experimenteren we in ons onderzoek juist bij deze groep burgers met vormen van community organizing. Dit wordt veel gebruikt in de VS en in Engeland.
Doelgerichte actie
Het streven van community organizing is om burgers die in een gemarginaliseerde positie verkeren rond een gedeeld belang te organiseren. Via doelgerichte actie wordt geprobeerd voor dit belang op te komen. Stel je een groep huurders voor die naar de woningcorporatie stapt om verbeteringen in hun woningen te eisen. Of een groep georganiseerde burgers die bij de gemeente aanpassingen eist in het stadsvernieuwingsbeleid.
De eerste uitdaging: een te sterke gerichtheid op consensus
Niet alleen lost dit organizen concrete problemen van de burgers op, het versterkt ook lokale gemeenschappen. Organizen draagt bij aan de ontwikkeling van een robuuste, georganiseerde lokale democratie, die leden van de gemeenschap over verschillen heen samenbrengt om te strijden voor het gezamenlijk belang. Het streven is dat lokale instituties en organisaties nadrukkelijker rekening houden met de gemeenschappelijke belangen.
In Nederland is het organizen bekend geworden door de grande dame van het opbouwwerk, Jo de Boer (Canon Samenlevingsopbouw, [n.d.]), maar inmiddels is het nagenoeg verdwenen in het sociaal domein. Om die reden experimenteren onze onderzoeksgroepen met community organizing. Dit gaat gepaard met een aantal ‘opstartuitdagingen’ die we hier belichten.
Poldermodel
De eerste uitdaging: een te sterke gerichtheid op consensus. In de Nederlandse context is community organizing nog ongewoon. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat we door ons poldermodel gewend zijn aan een meer harmonieuze en niet-polariserende aanpak. Daarin wordt bijvoorbeeld een politieke lobby als vorm van legitieme tegenmacht gezien, maar het expliciet uitdagen van de status quo wordt als gevaarlijk terrein beschouwd.
Community organizing wil juist door confrontatie met ongemak de status quo veranderen
Veel formele machthebbers – denk aan beleidsmakers – staan bijvoorbeeld positief tegenover burgerparticipatie, maar alleen als deze gericht is op harmonieuze samenwerking aan doelen waarover een rationele consensus bestaat (Ročak & Keinemans 2023). Dit staat haaks op de principes van community organizing, dat juist door confrontatie met ongemak de status quo wil veranderen.
Organizer
Ten tweede zorgt de organisatorische inbedding van community organizing voor juridische en organisatorische vraagstukken. Idealiter is de gemeenschap zelf in de lead bij community organizing. Dit proces start met een organizer die echter zo veel mogelijk macht bij de gemeenschap neerlegt. Maar waar zijn dergelijke organizers ingebed? Kunnen zij vanuit een sociaalwerkorganisatie opereren, of liever niet? Moet er bijvoorbeeld een stichting voor community organizers worden opgericht, wat gepaard gaat met bureaucratische nadelen? Een stichting heeft immers een bestuur nodig, wat op gespannen voet kan staan met de sterke grassroots-natuur van community organizing.
In onze experimenten waren we op zoek naar hoe zo’n organisatie kon ontstaan. De legale en meest wenselijke weg bleek het oprichten van een stichting te zijn. Omdat dit proces erg bureaucratisch is en veel kennis vereist, moet het worden uitgevoerd door (semi-)professionals.
Het belangrijkste goed van een community organizing-groep is haar volledige onafhankelijkheid van andere machtsstructuren
Een belangrijke vraag rees: wie zal het bestuur vormen? Veel besturen van stichtingen in Nederland zijn gewend om de richting te bepalen, wat eigenlijk niet de bedoeling is bij community organizing. Het zijn juist de leden die democratisch kiezen waarvoor ze zich willen inzetten. En, last but not least, het bestuur is verantwoordelijk voor de stichting. Dus, wie wil er in het bestuur zitten als je met community organizing eigenlijk geen vrienden in machtsposities gaat maken?
Financiering vinden
Een ander dilemma betreft de financiële middelen. Moeten deze afkomstig zijn van contributies van de leden of moeten er subsidies worden aangevraagd? Subsidies zijn vaak aantrekkelijk, maar het belangrijkste goed van een community organizing-groep is haar volledige onafhankelijkheid van andere machtsstructuren. Dit is een essentiële voorwaarde om deze machtsstructuren te kunnen uitdagen.
Bij sociaal werkers bespeurden we ook al snel aarzeling
Precies om deze reden lijkt het inbedden van organizers in sociaalwerkorganisaties een minder aantrekkelijke optie. In onze experimenten waren we lange tijd op zoek naar financiële middelen om zo’n proces op te starten, en deze race is nog niet gelopen. In principe wordt een organizer, de enige betaalde kracht, betaald uit de contributie van de leden. Echter: dit is vaak niet genoeg om de kosten te dekken. Waar kunnen we financiering vinden?
Conflictueus karakter
Tot slot willen we stilstaan bij de derde uitdaging: het werven van organizers. Onze initiële focus lag op sociaal werkers. Hoewel we merkten dat zij het organizen vanuit principes als rechtvaardigheid en opkomen voor de burgers een zeer warm hart toedragen, bespeurden we ook al snel aarzeling bij de – vaak confronterende – sociale actie en het conflictueuze karakter dat organizen kan hebben.
Steeds weer benadrukten sociaal werkers in onze projecten dat dit niet ten koste mocht gaan van het streven naar verbinding en het bouwen van bruggen. Een verbindende mantra is dominant in het Nederlandse sociaal werk. Althans: dat is onze hypothese op basis van onze experimenten in Zuid-Nederland.
De afhankelijkheidspositie van welzijnsinstellingen van de gemeente als subsidieverstrekker versterkt de gevoelde noodzaak tot verbinding. Deze mantra verhoudt zich echter slecht tot de vaak niet-harmonieus verlopende processen van community organizing.
We concluderen dat community organizing een noodzaak is om in het landschap van macht en tegenmacht invloed te geven aan burgers voor wie onze democratie het meest onrechtvaardig uitpakt. Door onze experimenten merken we echter dat toepassing van organizing-principes in de Nederlandse context geen sinecure is. Desondanks gaan we door en leren we hiervan. Volg ons werk voor meer inzichten in community organizing.
Maja Ročak is lector Sociale Veerkracht (Fontys Hogeschool) en onderzoeker (Zuyd Hogeschool). Sabrina Keinemans is lector Sociale Integratie (Zuyd Hogeschool). Voor meer info zie de factsheet Burgerinspraak in een democratische samenleving op wsdzuyd.nl.
Foto: Joe Brusky (Flickr Creative Commons)