Dagelijkse ervaring kan ons gevoel van eigenwaarde verhogen

Ons gevoel van eigenwaarde is niet alleen afhankelijk van de context, we hebben er zelf ook invloed op, zegt ontwikkelingspsycholoog Naomi de Ruiter. Gedragswetenschappen en hulpverlening die werken vanuit het dynamisch perspectief kunnen mensen beter helpen hun eigenwaarde te vergroten.

Nog te vaak zien psychologen en andere gedragswetenschappers eigenwaarde als ‘iets in de mens’, als een persoonlijke eigenschap. Eigenwaarde heeft in het traditionele perspectief het karakter van een top-down proces dat iemands ervaringen, emoties en gedragingen in het hier en nu bepaalt. Mijn stelling is dat het eerder andersom is, ofwel eigenwaarde is niet bepalend vóór, maar wordt bepaald dóór ervaringen, emoties en gedragingen, en dat door de tijd heen.

Het verschil tussen een statisch en dynamisch perspectief

Het verschil tussen het traditionele, statische perspectief en het dynamische perspectief komt neer op de vraag of eigenwaarde ontwikkeld kan worden. Vanuit het statische perspectief geredeneerd, is eigenwaarde iets dat ontwikkeld kan worden, maar dan als reactie op een externe verandering, zoals de opvoedingsstijl van ouders, op de hele lange termijn. Kort gezegd, een positieve verandering van de omgeving zou een positieve verandering van eigenwaarde moeten voorspellen. In het dynamische perspectief echter is de interactie tussen de omgeving en de ervaringen die we hebben in die omgeving juist van belang. Er bestaat geen eenduidige relatie tussen omgeving en positieve dan wel negatieve eigenwaarde. Het is niet sec de omgeving die de kleur van iemands eigenwaarde bepaalt; jongeren in achterstandswijken bijvoorbeeld hebben niet per definitie een lagere eigenwaarde dan jongeren in beter gesitueerde wijken. Dat komt doordat ook de individuele reactie op de context een rol speelt. Als jongeren weinig kansen krijgen en niet of nauwelijks worden gestimuleerd, kan dat een negatief effect op hun eigenwaarde hebben, maar het tegenovergestelde is ook voorstelbaar: dat ze hun uiterste best doen om zich aan hun omgeving te ontworstelen en zichzelf gaandeweg meer gaan waarderen.

Zo kan het individu ook zelf zijn eigenwaarde veranderen. Niet omdat hij er expliciet voor zou kiezen, zo van ‘eigenlijk ben ik beter dan ik tot nu toe dacht’, maar door een patroon van ervaringen waarvan de samenhang pas na verloop van tijd kan worden ontdekt. Logischerwijs moet elke interventie daarom een proces van kleine stappen zijn, er is nu eenmaal tijd nodig om het patroon te ontwaren en te veranderen.

De bouwstenen van onze eigenwaarde bestaan uit ervaringen die we met onszelf hebben; gevoelens en emoties die vaak maar 1 of 2 seconden duren en dan weer vervliegen. Bijvoorbeeld als mijn collega mij een compliment geef, dan voel ik me eventjes goed. Heel kort ben ik dan trots op mezelf. Hetzelfde overkomt een student die ten overstaan van een volle collegezaal een vraag aan de docent stelt. In het traditioneel psychologische perspectief komt de actie van de student voort uit diens hoge eigendunk. Hij durft de vraag te stellen ómdat hij zichzelf hoog waardeert. De redenering kan echter ook omgekeerd worden, alleen doordat de student de context als veilig ervaart, durft hij en plein public een vraag te stellen. Dat hij dat doet, zegt met andere woorden eerder iets over de omgeving dan over de wijze waarop de student zichzelf waardeert.

Hoe kunnen we patronen veranderen?

Eigenwaarde is een kwestie van patronen, die zijn weliswaar moeilijk te doorbreken maar ze staan niet vast. De makkelijkste manier om het patroon te veranderen, is door de context te veranderen. Door bijvoorbeeld van een saaie naar een inspirerende en stimulerende werkplek te verkassen, kán iemand zijn eigenwaarde verhogen. Zo kán ook de hulpverlening mensen met een lage eigenwaarde helpen om zichzelf meer te waarderen. Dat is echter alleen mogelijk als het statische perspectief wordt losgelaten en de hulpverlening meer de tijd neemt. Nu is een interventie vaak kortdurend; een kind wordt op kamp gestuurd, daar krijgt het positieve feedback en na een week komt het helemaal blij met zichzelf terug. Het kan best zijn dat het kind in die week fijne ervaringen heeft gehad, en zichzelf positief waardeerde, maar zodra hij of zij weer terug is in zijn oude context, is de kans op terugval in oude patronen niet denkbeeldig. Om een hogere eigenwaarde bij het kind te laten beklijven, kunnen familie, vrienden, onderwijzers, in de dynamische visie, een belangrijke rol spelen, met hun voortdurende aan- en bemoedigende reacties de eigenwaarde van het kind aanzienlijk opkrikken.

Het is veel moeilijker om de dynamische visie op eigenwaarde te vertalen naar nieuwe therapieën of interventies in de hulpverlening, maar het is wel nodig en de wetenschap kan daaraan bijdragen door een nieuwe methodologie te ontwikkelen. Thans gebruiken psychologen bijna exclusief vragenlijsten om iemands eigenwaarde te meten. Het grote bezwaar is dat die vragenlijsten cognitief zijn, dat wil zeggen mensen worden gevraagd om over zichzelf te reflecteren maar in hun antwoorden zeggen de respondenten veelal wat ze over zichzelf wíllen denken. We weten echter niet wat de eigen emoties en ervaringen van respondenten zijn binnen een context. Bovendien, als de onderzoeker een dergelijke meting herhaalt, dan heeft hij of zij weliswaar twee momentopnamen, maar geen idee van wat er in de tussentijd is gebeurd en daardoor ook geen zicht op mogelijke patronen.

Dat inzicht is alleen te verkrijgen door vanuit een dynamisch en holistisch perspectief te werken en alle genoemde factoren - context, gedrag, emotie, tijd – in de meting van eigenwaarde mee te nemen. Dat dit nog geen usance is in de psychologie en hulpverlening, heeft alles te maken met hun traditionele focus op de context. Ze hebben daardoor te weinig aandacht voor de menselijke ervaringen en emoties die minstens zo belangrijk zijn. Hoogste tijd voor verandering dus.

Naomi de Ruiter is ontwikkelingspsycholoog aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Afbeeldingsbron:
Creativecommonskleinlogo