Een blik in de recente geschiedenis laat zien dat episodes van collectief geweld vaker gemakzuchtig weggezet worden als crimineel, apolitiek en irrationeel. De reactie van Rutte past in een min of meer vaststaand script. Zo werden de ongeregeldheden in de Franse voorsteden in 2005 volgens Nicolas Sarkozy veroorzaakt door ‘racaille’ en ‘voyous’ (tuig, gangsters). En in de zomer van 2011 werden de gewelddadigheden en plunderingen in Groot-Brittannië door David Cameron bestempeld als ‘criminality, pure and simple’. Er was geen onderzoek nodig om hem dat duidelijk te maken, pochte de Britse premier destijds.
Het bevragen van geweld betekent geenszins begrip tonen
De misvatting die wellicht ten grondslag ligt aan de uitspraak van Rutte is dat het zoeken van verklaringen voor collectief geweld gelijk wordt gesteld aan het goedpraten of legitimeren ervan. Het bevragen van geweld betekent echter geenszins dat het begrip toont, of dat het de ernst van de geweldsfeiten minimaliseert. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat er verschillende ‘lenzen’ zijn om naar geweld te kijken: een normatieve blik, waarbij geweld wordt besproken in termen van goed en kwaad. En een meer empirisch gestuurde blik, waarbij getracht wordt het geweld te ontleden, zonder daarbij direct te vervallen in termen van schuld en verantwoordelijkheid, daders en slachtoffers, deugen en niet deugen.
In de nasleep van de rellen zien we dat de normatieve blik de boventoon voert in politieke discussies. Politici vallen over elkaar heen om het geweld te veroordelen: afschuw, verontwaardiging, onbegrip. Nu het rustiger is in de straten van Nederland en de meningenmachine minder oververhit en hijgerig is, is het tijd voor een meer empirisch gestuurde blik.
Het gaat het om verschillende groepen met uiteenlopende motieven
Bij het empirisch ontleden van geweld is het behulpzaam om de manifestatie van geweld los te koppelen van de betekenis die eraan wordt gegeven. Onderzoek naar de manifestatie richt zich op de feitelijke kenmerken van de geweldsdaad: Wie doen er mee? Welke vorm(en) van geweld worden gebruikt (vernielingen, plunderen, confrontatie met politie)? Hoe mobiliseren en organiseren zij zich? Welke drijfveren hebben mensen om over te gaan tot geweld? Het zijn simpele vragen, maar de beantwoording is vaak complex. De vraag is ook of de antwoorden op bovenstaande vragen voor Urk gelijk zijn aan die voor Rotterdam-Zuid.
Net als bij veel andere episodes van collectief geweld, gaat het om verschillende groepen met uiteenlopende motieven: een mengeling van woede, wantrouwen, frustratie, verveling, sensatie en plezier. De groep is nooit homogeen. Ik zag dat ook in mijn eigen onderzoek naar onrust en geweld in voorstedelijk Frankrijk. Sommige jongeren deden mee aan de autobranden uit protest tegen de dagelijkse ervaring van ongelijkheid, armoede, segregatie en (politie)discriminatie. Geweld als noodkreet.
Anderen waren eerder uit op een kat-en-muis spel met de politie, wilden stoer doen tegenover buurtgenoten of laten zien dat hun wijk meer auto’s in brand kon steken dan andere wijken[1]. Het feit dat het bij de avondklokrellen om een bont gezelschap met uiteenlopende motieven gaat is dus allerminst uniek.
Heterogene groep heeft wel een gedeeld identiteitslabel
Toch zien we bij andere episodes van collectief geweld dat de heterogene groep deelnemers wél vaak opereert onder een gedeeld identiteitslabel, hoe vaag en breed gedefinieerd ook (bijvoorbeeld ‘de banlieue jongeren’, of ‘de gele hesjes’). Dat gedeelde identiteitslabel maakt dat mensen zich aangesproken voelen, legtimering vinden om tot protest of geweld over te gaan, en bescherming bij elkaar vinden. Bij de avondklokrellen is het echter ingewikkeld om één centraal en betekenisvol identiteitslabel te herkennen. Het roept de vraag op of we te maken hebben met één episode van collectief geweld, of verschillende die gelijktijdig maar parallel aan elkaar tot uitbarsting kwamen.
De vele analyses die de afgelopen dagen in de media verschenen richtten zich vaak op deelaspecten of zetten de lens op een bepaalde groep deelnemers aan de avondklokrellen. Bovendien, waren ze (logischerwijs zo kort na de gebeurtenissen) vooral gebaseerd op vermoedens of anekdotisch bewijs. Juist omdat de avondklokrellen niet zo makkelijk te plaatsen zijn, is het van belang om bestaande categorisaties en verklaringsmodellen te ondervragen en het geweld van afgelopen week niet te vluchtig in te kaderen.
Met een afstand kijken naar de betekenisgeving van geweld
Naast het ontleden van de manifestatie van geweld, is het raadzaam om met enige afstand te kijken naar de betekenisgeving van geweld. Wie bepaalt welk etiket er op geweld wordt geplakt? Welke stemmen worden daarbij gehoord en welke stil gehouden? Geweld is nooit neutraal en gaat altijd gepaard met een duidingsstrijd. Politiek leiders hebben veel macht om hun ‘lezing’ van het geweld over het voetlicht te krijgen en dominant te maken. Zij drukken in grote mate een stempel op de betekenis(loosheid) van het geweld. Criminelen. Eencelligen.
Die duiding is niet een onschuldig spel met woorden, maar bepalend voor de maatregelen die er op volgen. Als het geweld uitsluitend als apolitiek wordt bestempeld is het antwoord slechts harde repressie en torenhoge straffen. Als het politieke karakter er echter van onder ogen wordt gezien, begint een zoektocht naar hoe dit heeft kunnen gebeuren, in welke mate dit geweld gevoed werd door de uitzichtloosheid van corona-maatregelen of dieper geworteld was in wantrouwen richting de overheid en haar instituties.
Een onderzoekscommissie: verstandig
De extra nieuwsbulletins waarbij verslaggevers vanuit verschillende steden in het land rapporteerden over geweldsuitbarstingen liggen inmiddels achter ons. Dat stelt wellicht gerust. De normatieve discussie over goed en kwaad is uitvoerig gevoerd. De empirische discussie is complexer en ligt nog op tafel: het ontleden van hoe dit heeft kunnen gebeuren. In de nasleep van de Project X-rellen werd een onderzoekscommissie opgetuigd, die onder leiding van Job Cohen grondig uitzocht hoe en waarom het in 2012 zo mis kon gaan[2]. Rutte zou er verstandig aan doen om het geweld van afgelopen week ook nader te laten onderzoeken.
Luuk Slooter is Universitair Docent Conflict Studies aan de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek naar stedelijk onrust en geweld. Later dit jaar verschijnt het boek ‘Geweld’ in de serie Elementaire Deeltjes (Athenaeum), dat hij samen met Prof. dr. Jolle Demmers schreef.
Noten:
[1] Slooter, Luuk (2019) The Making of the Banlieue: An Ethnography of Space, Identity and Violence. Cham: Palgrave.
[2] Commisie Project X Haren (2013) Twee Werelden: You Only Live Once.
Foto: Youtube.com (Netherlands: Riot police patrol streets following anti-curfew demo in Rotterdam)