De netwerksamenleving laat mensen ongemerkt achter

‘Netwerksamenleving’ is een term die suggereert dat het lief, verweven en kansrijk zal zijn. Maar netwerken van mensen met de juiste talenten en vaardigheden kunnen mensen ongemerkt achterlaten en overbodig maken, betoogt Krijn van Beek.

Laten we beginnen met een kleine test. Beste lezer, zou u eens door uw LinkedIncontacten willen bladeren? Of als u die niet heeft, door uw Facebookvrienden of door uw papieren adresboek? En zou u dan eens stil willen staan bij de mensen die op de een of andere manier uit uw gezichtsveld zijn verdwenen, die van uw radar zijn geraakt?

Vraag u vervolgens af: bij welke heb ik er bewust voor gekozen het contact te verminderen of te verbreken? Bij welke is dit min of meer vanzelf zo gelopen en is het contact eerder uitgedoofd dan uitgeblazen? Met hoeveel collega’s die inmiddels met pensioen zijn, heeft u nog contact? Wat weet u eigenlijk van de mensen met wie het contact is uitgedoofd? Zijn ze ontslagen en iets heel anders gaan doen? Zijn ze actief en succesvol in netwerken die niet de uwe zijn? Zijn ze ziek geworden en zijn ze daarom (tijdelijk) van de radar verdwenen? Zijn ze te druk met zorgen voor een dementerende ouder of een hulpbehoevende partner? Wat weet u eigenlijk nog van hen? Wat zou u nog willen weten?

Met deze kleine test wil ik u meenemen in een analyse van de sociale, economische en politieke verschillen in onze samenleving. Een analyse die anders is dan bijvoorbeeld die van Verschil in Nederland, het vuistdikke maatschappelijke verschillenboek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2014). Het SCP toetst tien verschillende theorieën over maatschappelijke ongelijkheid met een ongelooflijke baaierd aan data. De studie laat vooral zien dat Nederland niet echt lijdt aan een age war en niet echt aan grote inkomensongelijkheid. Het SCP spreekt van een ‘zachte’ tweedeling tussen groepen met betere en slechtere levenskansen. Problematische tegenstellingen betreffen vooral onderwijs en arbeidsmarkt.

Wat het SCP in deze studie echter niet weet te raken, is de dynamiek van onze sociale en economische netwerken die ervoor zorgen dat onzekerheid meer mensen in de greep heeft dan wat het SCP het ‘precariaat’ noemt. Een voor het denken over verschil en ongelijkheid karakteristieke gedachte gaat uit van ‘groepen [die] tegenover elkaar komen te staan en zich voor elkaar afsluiten.’ Zoals we hiervoor in ons kleine LinkedIntestje zagen, is dat eigenlijk niet wat er gebeurt als contacten verwateren. De tien theorieën die het SCP test zijn als het ware allemaal manieren om een foto van de samenleving te begrijpen, terwijl we pas kunnen zien wat er echt aan de hand is, als we een film zouden weten te construeren.

Netwerksamenleving: Super aantrekkelijk maar structureel onzeker

Dat is wat ik hierna ga proberen te doen. Hierbij leun ik zwaar op het werk van Manuel Castells (1997) – vreemd genoeg niet genoemd in SCP (2014) – die de dynamiek van de netwerksamenleving analyseert en precies de tragiek weet te raken van de gelijktijdige en door elkaar lopende ontbinding en vernetwerking van onze samenleving. Castells spreekt in dit verband van een ‘informationele samenleving’ (zoals we eerder een industriële samenleving hadden).

Dat is dus niet een samenleving waarin informatie belangrijk is (dat was in de Romeinse tijd en de middeleeuwen ook al zo), maar een samenleving waarin de sociale structuur in belangrijke mate bepaald en gevormd wordt door informationele processen. Zoals de industriële samenleving gekenmerkt werd door zijn strijd tussen arbeid en kapitaal, door het ontstaan van vakbonden die zich inzetten voor collectieve arbeidsvoorwaarden, door massaproductie en massaconsumptie en massamedia, zo stelt Castells dat de informationele samenleving gekenmerkt wordt door het netwerk.

Vandaar wordt de informationele samenleving ook wel ‘netwerksamenleving’ genoemd. Die term suggereert ten onrechte dat het lief, verweven en kansrijk zal zijn. Die term roept ook ten onrechte associaties op met recepties en andere ‘netwerk’-borrels.

Maar de netwerksamenleving is als een hongerig beest dat mensen evenzeer meesleept als ongemerkt kan achterlaten. In sociale zin zien we dat mensen innig verweven raken met netwerken die er voor hen toe doen – en ongemerkt hun minder sociaal aantrekkelijke buren uit zicht kunnen verliezen op een vergelijkbare manier als de gedoofde contacten van uw linkedin-netwerk. En dat zorgt voor een structurele verschuiving: de dorpsgek was onafwendbaar onderdeel van het dorp, maar heeft voor uw netwerken weinig meerwaarde, vermoedelijk voor geen enkel. De dorpsgek en andere sociaal minder aantrekkelijke types blijven ongemerkt achter. Ze worden niet uitgesloten, maar achtergelaten.

In de informationele samenleving gaat de strijd over overbodigheid

Iets vergelijkbaars gebeurt in economische zin. In een industriële samenleving was arbeidskracht enorm nodig, maar liep wel het risico van uitbuiting. We zouden kunnen zeggen dat de sociaal-economische agenda van het industriële tijdperk ging over het bestrijden van uitbuiting. Maar de netwerksamenleving is anders: mensen met de juiste talenten en vaardigheden kunnen elkaar makkelijk vinden en mede daardoor grote welvaart verzamelen zonder dat daar veel arbeidskracht voor nodig is. Hun netwerken zijn niet excluderend of gesloten, iedereen met voldoende human capital kan meedoen – maar een groot deel van de samenleving beschikt domweg niet over die productieve kwaliteiten en kan zomaar ongemerkt overschieten. De sociaal-economische strijd van de informationele samenleving gaat niet over uitbuiting, maar over overbodigheid.

Het risico om sociaal achtergelaten te worden plus het risico om economisch overbodig te worden, betekent voor grote delen van onze bevolking een voortdurende bron van onzekerheid. De netwerken waarin mensen opereren zijn precies die netwerken die ze het meest interessant vinden én die op hun beurt hen evenzeer van meerwaarde vinden. In elk netwerk moet iedereen voortdurend aan elkaar laten zien dat ze er nog bijhoren én van wederzijdse meerwaarde zijn. Dat geldt niet alleen voor facebook, maar juist voor alledaagse werkrelaties, vriendennetwerken, hulp- en zorgrelaties, etc. De honger van het netwerk houdt ons voortdurend scherp, maar ook een tikje zenuwachtig. Dat mensen onderweg achtergelaten raken is hierbij niet het gevolg van ons egoïsme, van asociaal gedrag of een bewust uitsluitende keuze – we hadden gewoon iets leukers…

We kennen de dynamiek van de nieuwe media nog niet

Echt ingewikkeld is dat de motor van deze sociale en economische structuurverandering – de informatierevolutie – ook ons collectieve gesprek radicaal verandert. Ons idee van maatschappelijk gesprek – representatieve democratie met pluriforme media – is in heel korte tijd verandert in door twitter, facebook, youtube en snapchat aangedreven hyperpluriformiteit. Iedereen kan een eenmanszender beginnen en wie weet president van de VS worden.

We kennen de dynamiek van die nieuwe media nog niet, laat staan dat we een idee hebben of het nodig zou zijn deze dynamiek op een of andere manier te kanaliseren (en als we dat al zouden weten, hoe dan?). Eerder hadden we catastrofale ervaringen met staatspropaganda nodig om te snappen dat en hoe we vrijheid van meningsuiting moesten bewaken. Hoe zal dat deze keer gaan?

We hebben nieuwe institutionele arrangementen nodig

De vorige keer dat we zo’n fundamentele verandering zagen in het centrale weefsel van onze samenlevingen – de industriële revolutie – volgde ongeveer een eeuw van sociale ontreddering, ideologische wereldbranden, genocide en nog zo wat, voordat we instituties wisten te ontwikkelen die de enorme voordelen van industriële productie wisten te kanaliseren tot een welvaartsstaat.

Wat we nu zien, is niet het resultaat van bewuste, gerichte (of foute) politieke keuzes. Het is een uitvloeisel van de alomtegenwoordigheid van mobiele informatie-, communicatie- en intelligentietechnologie en daaruit voortvloeiende sociale, economische en politieke verandering. Het is onwaarschijnlijk dat het wezen van de mens ineens structureel zou zijn veranderd. Maar we hebben wel een paar nieuwe better angels of our nature nodig om de boel op de rails te houden: nieuwe institutionele arrangementen die checks and balances en sociale verbinding en economische stabiliteit kunnen verzorgen in het informationele tijdperk.

Tot nu lukt het de politiek nog niet erg hier invulling aan te geven. Het wordt tijd dat we daar wat aan gaan doen. In de lange versie van dit essay doe ik daar een paar suggesties voor.

Krijn van beek is oprichter en directeur van de Policy Design Studio en redacteur van Sociale Vraagstukken. Dit is een ingekorte versie van het essay dat verscheen in de net verschenen bundel: H.P. Benschop (red), Nieuwe Tegenstellingen - Wat doen we ermee? Boom, 2017.

 De auteur wil van harte het Trendbureau Overijssel danken dat het verzoek deed dit essay te schrijven en dat ook financieel en intellectueel mogelijk maakte. De volledige versie kunt u hier lezen.

FOTO: Gabriel S. Delgado C. (Flickr Creative Commons)