De WRR verkenning De val van de middenklasse? geeft inzicht in de veranderingen in het middensegment van de Nederlandse samenleving sinds de jaren zeventig. Het maatschappelijk midden is te heterogeen om van ‘de’ middenklasse of ‘de’ middengroep te spreken. Daarom spreken we van het middensegment of van middengroepen. Wij bezien het middensegment door drie lenzen: opleiding, beroep en inkomen.
Opleiding: middelbaar opgeleiden lijken meer op lager opgeleiden
Het aandeel volwassenen (tussen 25 en 65 jaar) met een middelbare opleiding - personen met een mbo-, havo- of vwo-diploma – is sinds eind jaren ’70 niet afgenomen, maar gestegen.
Figuur 1. Omvang van de groep lager, middelbaar en hoger opgeleiden in Nederland (1979-2011) (personen ouder dan 25 jaar)
© wrr 2017 | Bron: Tolsma en Wolbers 2017
Een bedreigende ontwikkeling voor de middelbaar opgeleiden is diploma-inflatie. Dat wil zeggen dat een opleiding minder waard is op de arbeidsmarkt. Hoewel het aandeel middelbaar opgeleiden de afgelopen decennia steeg, nam hun gemiddeld beroepsniveau niet navenant toe. Bij hoger- en lageropgeleiden is sprake van een zeer geringe daling in beroepsstatus. Bij de middelbaar opgeleiden is de daling sterker.
Door technologische ontwikkelingen én door de concurrentie van hoger opgeleiden die onder hun niveau werken, komen middelbaar opgeleiden vaker in lagere functies terecht waar ze concurreren met laag opgeleiden. Middelbaar en lager opgeleiden zijn qua beroepshoogte sterker op elkaar gaan lijken, terwijl de afstand tot hoger opgeleiden groter wordt.
Beroepen: groei aan de bovenkant, maar polarisatie naar verdiend inkomen
Er is in Nederland geen sprake van een afkalvend segment van de middenberoepen. Middenberoepen zijn routinematige dienstenberoepen (administratief, verkoop, zorg), kleine werkgevers, zelfstandigen en boeren, en supervisoren over handarbeid (‘voormannen’) en hooggeschoolde handarbeid. Terwijl het aandeel van de middenberoepen in de periode 1970-2014 licht daalde, was er vooral een grote groei van het aandeel hogere beroepen en een sterk krimpend aandeel lagere beroepen (geschoolde en ongeschoolde handarbeid).
Figuur 2. Verdeling van werkenden naar beroepsklassen in Nederland (1970-2014)
© wrr 2017 | Bron: Ganzeboom 2017
Als we inzoomen op de middenberoepen zien we twee ontwikkelingen. Ten eerste nemen bepaalde middenberoepen in omvang af zoals routinematige, administratieve functies, terwijl andere middenberoepen juist toenemen zoals verzorgende beroepen (bijvoorbeeld gezin- en bejaardenverzorgers).
Ten tweede zien we dat als we de beroepen ordenen naar verdiend inkomen er wel sprake is van een krimp van het middensegment. Dat komt vooral door de groeiende groep verzorgenden, veelal vrouwen, die relatief weinig verdienen. Economen spreken daarom van baanpolarisatie met groei aan de bovenkant én aan de onderkant, maar met een krimpend middensegment.
Inkomens: stabiliteit en daling
Wanneer we door een inkomenslens naar de ontwikkeling van het middensegment kijken in de periode 1990-2014, zien we stabiliteit én kwetsbaarheid, al verschilt dit per gehanteerd inkomensbegrip. Wanneer we enkel kijken naar wat (leden van) huishoudens op de markt verdienen, dus naar bruto huishoudinkomens, zien we een sterke krimp van het aandeel huishoudens met een middeninkomen. Het aandeel huishoudens met een middeninkomen daalde tussen 1990 en 2014 van 68 procent tot 57 procent.
Deze dalende tendens wordt in belangrijke mate teniet gedaan door de herverdelende werking van de Nederlandse verzorgingsstaat en door het feit dat hogere inkomens veelal grotere huishoudens hebben (en dus een lager gestandaardiseerd inkomen). Uitgaande van gestandaardiseerde huishoudinkomens (waarmee rekening wordt gehouden met de omvang van huishoudens en de betaalde belastingen en premies) is het aandeel huishoudens met een middeninkomen omvangrijk en vrij stabiel: het ging van 79 procent in 1990 naar 76 procent in 2014.
Figuur 3 Omvang van inkomensgroepen (in %), naar inkomensbegrip, 1990–2014
© wrr 2017 | Bron: Salverda 2017, cbs
Er zijn geen aanwijzingen dat middeninkomens vaker dan vroeger terugvallen in armoede. De meerderheid van alle huishoudens blijft door de jaren heen in dezelfde inkomensgroep. Als er dynamiek ontstaat komt die vooral door veranderingen in het gezin of op het werk.
Wel moeten middengroepen steeds meer inspanningen verrichten om hun levensstandaard te behouden. Met slechts één arbeidsinkomen redt een middenklassengezin het vaak niet meer. Middengroepen moeten voortdurend alert zijn en bereid zijn om te investeren door van baan te veranderen, twee inkomens in te zetten, en zich bijtijds bij te scholen. Zij moeten - om fietstermen te gebruiken - hard blijven trappen om niet om te vallen of achterop te raken.
Opvattingen over politiek en maatschappij: groeiende onzekerheid
Middelbaar opgeleiden zijn kritischer geworden over de immigratiesamenleving en het meer open worden van de economie. Binnen het middensegment lijken mbo'ers, anders dan personen met een havo- of vwo-opleiding, in hun opvattingen sterk op lager opgeleiden. Zowel in hun opvattingen over politieke en maatschappelijke kwesties, als in gevoelens van maatschappelijk onbehagen en het gevoel geen grip te hebben op de eigen toekomst.
Figuur 4: Vertrouwen in de Tweede Kamer, bevolking 18+, 2013-2016 (in procenten) (N= 28.705).
© wrr 2017 | Bron: Schmeets, 2017
Uit gesprekken met groepen met een middeninkomen komt het aspect van onzekerheid naar voren als een dominant kenmerk van hun positie. Die onzekerheid leidt tot zorgen over de eigen toekomst en die van hun kinderen.
Die onzekerheid heeft twee belangrijke bronnen. Ten eerste ontwikkelingen op de arbeidsmarkt: verminderde waarde van een diploma en flexibilisering van werk. Ten tweede is er de verminderde bescherming door een terugtrekkende overheid. Men ervaart dat de verzorgingsstaat er vooral is voor de lagere klasse en dat men er zelf weinig profijt van heeft.
Deze toegenomen onzekerheid bij middengroepen betekent een breuk met het traditionele toekomstperspectief van het middensegment uit de naoorlogse periode: de diepgewortelde overtuiging dat men er zelf op vooruit zal gaan, en dat vooral ook de kinderen het steeds beter zullen krijgen. Deze optimistische toekomstverwachting lijkt aan betekenis te hebben ingeboet. Bovendien heeft men het gevoel dat ‘de’ politiek en overheid te weinig oog hebben voor de noden van de middengroepen. Er wordt onvoldoende naar hen geluisterd.
Verminderen van onzekerheid
Er is geen sprake van een val van de middenklasse. Maar om ook in de toekomst de kwetsbaarheid van middengroepen te verkleinen en hun stabiliteit te ondersteunen is het van belang dat de overheid zich richt op het verminderen van onzekerheid.
De opgave van beleid ligt enerzijds in het herijken van instituties zodat zij burgers meer zekerheid en indien nodig ondersteuning kunnen geven. Anderzijds ligt er een opgave in het versterken van de weerbaarheid van burgers: hen adequaat toerusten voor een meer flexibele arbeidsmarkt en voor het vormgeven van het eigen leven.
Het is allebei nodig. Het reduceren van een aantal onzekerheden en het versterken van de weerbaarheid van burgers dragen eraan bij dat burgers beter in staat zijn vorm te geven aan hun levensloop. Hierin ligt ook de maatschappelijke en economische betekenis van middengroepen: het vermogen vooruit te zien, behoeftes uit te stellen en risico’s te nemen.
De belangrijkste suggesties voor beleid zijn:
- Bevorder meer zekerheid in de arbeid. Stimuleer dat werkgevers meer vaste contracten geven en minder gebruik maken van flexibele werkenden: werk zou alleen flexibel moeten zijn als dat past bij de aard van het werk. En omdat vormen van flexibele arbeid blijven bestaan, zijn nieuwe zekerheden nodig, zoals een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering en minimumtarieven voor zzp’ers. Voor de langere termijn is een fundamentele discussie nodig over nieuwe sociale zekerheid voor alle vormen van werk, ongeacht de contractvorm.
- Investeer in onderwijs en scholing. Werkenden met een middelbare opleiding zijn zeer gebaat bij scholing om de concurrentie met hoger opgeleiden aan te kunnen, bijvoorbeeld om hun ICT-vaardigheden te versterken. Ontwikkel meer mogelijkheden voor ‘learning on the job’ en faciliteiten voor een leven lang leren.
- Behoud de herverdelende werking van de verzorgingsstaat. We zien in Nederland een begrijpelijke trend om de onderkant te ontzien, bijvoorbeeld middels toeslagen. Dat heeft echter als neveneffect dat middengroepen zich verhoudingsgewijs kwetsbaarder voelen. Behoud van de herverdelende werking van de verzorgingsstaat is noodzakelijk om krimp en achteruitgang van het middensegment te voorkomen.
- Steuntje in de rug voor gezinnen. De mogelijkheid om zorg en arbeid adequaat te combineren vergroot de weerbaarheid van de middengroepen. Stabiele en betaalbare kinderopvang is daarvoor van groot belang.
Godfried Engbersen is hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Erik Snel universitair docent sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Monique Kremer is bijzonder hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam.
Dit artikel is gebaseerd op de WRR-verkenning De val van de middenklasse? Het stabiele en kwetsbare midden, G. Engbersen, E. Snel en M. Kremer (red). Den Haag: WRR, 2017.
De verkenning wordt donderdag 6 juli gepresenteerd in Pakhuis De Zwijger.
Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)