De overheid moet plaats-maken voor ouderen

Dat mens en plaats een functionele ‘like’ moeten hebben, weten verzorgingshuizen voor ouderen al langer. Ouderen hebben belang bij een vertrouwde omgeving. De overheid kan daar wat van leren: voorzieningen moeten aansluiten op de betekenis die ouderen aan hun omgeving geven.

De aangekondigde sluiting van verzorgingshuizen leidt niet zelden tot grote beroering onder de bewoners. De grootste zorg van de bewoners betreft vaak de leefbaarheid. Want, zo redeneren zij, als er straks geen nieuwe bewoners meer worden aangenomen, en er tegelijkertijd ouderen worden doorverwezen naar verpleeghuizen of overlijden dan moeten zij, de resterende bewoners, in een steeds leger en killer gebouw wonen. Om dat unheimische gevoel te voorkomen, proberen verzorgingshuizen de bewoners, als zij naar een andere verdieping moeten verhuizen, zo veel mogelijk een appartement op dezelfde locatie ten opzichte van lift of looproutes aan te bieden. Daardoor kunnen de ouderen dezelfde routes blijven volgen naar de eet- of recreatieruimte.

Ook bij de inrichting van het nieuw te betrekken appartement houden instellingen idealiter rekening met het gevoel van continuïteit en vertrouwdheid. Bijvoorbeeld door foto’s te maken van waar meubels, kasten en lampen in het oude appartement staan en het nieuwe appartement volgens deze foto’s exact zo in te richten. Daardoor behouden de bewoners hun gevoel van controle, wat hun welzijn zeer ten goede komt.

Bekendheid met wijk is belangrijk voor het welbevinden

Onderzoek geeft aan dat mens en plaats -zowel de fysieke voorzieningen als de sociale aspecten - een functionele like moeten opleveren. Ofwel, de oudere vindt een verzorgingshuis pas fijn als hij of zij weet waar de eetzaal en de recreatieruimte zijn en affectieve en emotionele banden met het huis heeft. Het gevoel van wat in de culturele geografie ‘positieve plaats-binding’ wordt genoemd, zorgt ervoor dat mensen weten waar ze voor wat moeten zijn en wie ze eventueel kunnen aanspreken. Als de ruimtelijke omgeving verandert, dan wordt dat gevoel verstoord en moeten mensen voortdurend alert zijn en dat maakt hen bijzonder onrustig.

Ook van invloed op het welzijn van mensen, is de vraag of zij dezelfde betekenis aan een plaats toekennen als anderen doen. Dat is niet zo vanzelfsprekend omdat de maatschappelijke functies in een moderne samenleving sterk van elkaar zijn gescheiden. Verdeeld naar opleiding, werk, recreatie, wonen en leeftijd maken we op verschillende wijzen en op verschillende tijden gebruik van verschillende plaatsen. Als je de pensioenleeftijd hebt bereikt, hoef je niet meer te werken en ziet je dagindeling er anders uit dan dat van degene die nog wel elke dag naar het werk gaat. Punt is dat als mensen elkaar niet tegenkomen het gezamenlijke plaats-binden wordt bemoeilijkt. Immers, iedereen hecht een andere betekenis aan de plaats waar hij, op verschillende tijden, verblijft.

In het afgelopen decennium is veel onderzoek gedaan naar de bijdrage van plaats-binding aan het welzijn van ouderen en de leefbaarheid van de wijk. Daaruit kwam naar voren dat de bekendheid met de wijk en de controle op de eigen woonomgeving uiterst belangrijk zijn. In lijn met die observaties wijst de Wereldgezondheidsorganisatie erop dat overheden in hun beleid voor een ouder wordende samenleving niet kunnen volstaan met het creëren van voorzieningen, zoals aangepaste woningen - geschikt voor ouderen en gehandicapten - en dito openbaar vervoersysteem.

Maak plaats, maak plaats, we hebben ongelofelijke haast

Het overheidsbeleid moet ook gericht zijn op plaats-maken. En, minstens zo belangrijk, moet de burgers informeren en erbij betrekken. Neem bijvoorbeeld de buurttuin, vaak tref je die aan op een braak stuk liggend stuk grond in de wijk. Bij een buurttuin doen verschillende mensen dingen samen waardoor de locatie een gedeelde betekenis krijgt. Dat levert sociaal kapitaal, empowerment en de wil op, om je als burger in te zetten voor de leefbaarheid van de wijk. Als de buurttuin na verloop van tijd onverhoopt moet verdwijnen, omdat er een andere bestemming voor de grond is gevonden, dan dient de overheid heel goed uit te leggen welke belangen daarmee zijn gemoeid. De overheid moet anders gezegd begrip voor haar plannen kweken én tegelijkertijd begrip tonen voor de betekenis die de buurttuin voor de buurtbewoners heeft. Hier is sprake van plaats-maken op een hoger niveau, maar wel een waarvoor de instemming van burgers essentieel is.

Plaats-maken komt feitelijk neer op de politieke vraag hoe de overheid met verschillende fysieke en sociale instrumenten in- of uitsluiting kan beïnvloeden. Uit onderzoek van het Massachusetts Institute of Technology in de Verenigde Staten kwam naar voren dat het vermogen en de bereidheid van burgers om zich in te zetten voor een plaats afhankelijk is van een positieve plaats-binding. Net als het verzorgingshuis bij het verhuizen van zijn bewoners zou de overheid in haar beleid voor de stad en samenleving van de toekomst expliciet aandacht moeten besteden wat een plaats aantrekkelijk maakt om in te wonen, en wat er nodig is voor mensen om zich aan die plaats te binden. En daar ze kan niet vroeg genoeg mee beginnen.

Bettina van Hoven is universitair hoofddocent Culturele Geografie aam de Rijksuniversiteit Groningen, en verbonden  verbonden aan Sustainable Society.  Dit artikel is een bewerkte versie van de inleiding die Van Hoven hield op het symposium ‘We nemen de ruimte.’ 

Sustainable Society van de Rijksuniversiteit Groningen is een initiatiefnemer van socialevraagstukken.nl