De toegang tot financiering voor ondernemende migranten schiet tekort

Nu de inkomsten van menig zzp‘er en kleine ondernemer door de coronacrisis rap teruglopen, hebben ook ondernemende migranten misschien ondersteuning nodig. Eerder onderzoek laat zien dat de toegang tot financiering voor het starten van een bedrijf een zorg is voor statushouders en andere ondernemers met een migratieachtergrond. ‘Je denkt toch niet dat we je geld gaan geven voor nog zo’n shoarmarestaurant?’

Ons onderzoek naar de toegang tot financiering voor ondernemende migranten werd in december 2019 afgerond. De uitkomsten van dit onderzoek zijn ook relevant nu er de Covid-19 (Corona)pandemie gaande is. Voordat we daarvan verslag doen daarom eerst enkele alinea’s om ondernemende migranten en hun netwerk te informeren over hun mogelijkheden. Wij vermoeden dat de ondernemende migranten niet altijd 'gezien' worden door cruciale hulpinstanties of zelf niet weten waar zij naar toe moeten.

De Nederlandse overheid heeft de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) in het leven geroepen. Zelfstandigen die voor 1 januari 2020 gestart zijn (en tussen de 18 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd zijn) en rechtmatig in Nederland wonen komen hiervoor in aanmerking. Met rechtmatig in Nederland wonen wordt bedoeld dat de ondernemer een geldige verblijfsvergunning moeten hebben: denk aan asielstatushouders, unieburgers en mensen met een verblijfsvergunning als langdurig ingezetene (permanent verblijf). Een beroep op deze bijstandsregeling tast hun rechtmatig verblijf niet aan. De aanvraag voor extra ondersteuning moet worden ingediend bij de gemeente.

Deze en andere informatie over ondernemerschap in de huidige situatie wordt online verstrekt in het Nederlands en Engels. Dat maakt die informatie nog niet erg toegankelijk voor alle ondernemende migranten in Nederland. Er is een informele vertaling van de informatie over de Tozo in het Arabisch beschikbaar.

Er zijn ook ondernemende migranten in Nederland actief met een verblijfsvergunning ‘voor het verrichten van arbeid als zelfstandige’ of als gezinsmigrant. Zij hebben ook rechtmatig verblijf. Toch is nog niet zeker of ook zij een beroep kunnen doen op de Tozo. Advocaten adviseren deze groep ondernemende migranten om nog geen Tozo-aanvraag in te dienen omdat zij daarmee een beroep doen op algemene middelen en dat kan een reden zijn voor intrekking van hun verblijfsvergunning. Zodra hierover meer bekend is zullen we dit bericht updaten.

Als we eenmaal uit deze situatie komen, geldt nog steeds dat nieuwkomers zoals statushouders een kans moeten krijgen om in Nederland te ondernemen. Zij zullen een bijdrage willen leveren aan het (her)opbouwen van de Nederlandse economie. Voor die situatie blijven onderstaande bevindingen en oplossingen relevant.

Economisch kapitaal is onmisbaar

De betekenis van het hebben van economisch kapitaal is helder: economisch kapitaal – zoals geld voor het starten van een eigen bedrijf – verhoogt de kansen op onderwijs en toegang tot sociale netwerken. Toch blijkt het voor veel ondernemers met een zogenaamde migratie-achtergrond lastig om te starten.

De door ons gesignaleerde knelpunten in het verkrijgen van toegang tot economisch kapitaal gelden voor alle migranten die vanuit een uitkering willen gaan ondernemen. Vooral asielstatushouders zeggen dat ze lastig toegang tot publiek geld via de Bijzondere bijstand zelfstandigen (Bbz) kregen: de aanvraag was ‘te veel gedoe’, of ze hadden een onprettige interactie met gemeentelijke ambtenaren. Weer anderen waren niet eens op de hoogde van het bestaan van de Bbz-regeling.

Nieuwe Bbz zal tot striktere beoordeling leiden

Op 1 januari 2020 is de Bbz, of de Bijzondere bijstand zelfstandigen, gewijzigd. Gemeenten dragen nu meer financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Bbz. Bepaalde kosten die horen bij de Bbz, zoals het levensvatbaarheidsonderzoek bij Bbz-aanvragen, komen ook voor rekening van gemeenten. Voorheen kon dit nog worden gedeclareerd bij het Rijk.

De groter wordende financiële verantwoordelijkheden die gemeenten moeten dragen, zullen zorgen voor een strikter vorderingsbeleid, maar logischerwijs ook voor een striktere beoordeling van bedrijfsplannen van Bbz-aanvragers. Dit kan gevolgen hebben voor Bbz-aanvragers en mogelijk vooral voor ondernemers met een migratieachtergrond.

Hoe nu verder? In ons rapport komen we onder andere met de volgende oplossingen:

Oplossing 1: herformuleer de targets van ambtenaren

Het concept bounded rationality, geïntroduceerd door Herbert Simon, is van toepassing op deze situatie en houdt concreet in dat er voor ambtenaren niet zoiets bestaat als complete of perfecte rationaliteit bij het beoordelen van aanvragen. Om iets compleet rationeel te kunnen beoordelen zouden alle aspecten van iemands aanvraag op een rationele manier moeten worden geanalyseerd, volgens alle perspectieven en alle mogelijkheden.

Ambtenaren hebben hier niet de tijd en de middelen voor. Om met deze onzekerheden om te gaan, creëren ambtenaren deels op basis van hun persoonlijke visie ‘regels’ of ‘vertrekpunten’ voor zichzelf om de hoeveelheid aanvragen te kunnen beoordelen.

Bestaande targets die ambtenaren hebben (voornamelijk kwantitatieve targets), houden hier onvoldoende rekening mee. Het inbouwen van kwaliteit bij targets is daarom een aanbeveling: zowel aandacht voor het feit dat ontwikkeling tijd nodig heeft (dus geen korte-termijn-targets) als aandacht voor het begeleidings- en beslisproces in plaats van alleen maar het einddoel dat telt. Dat brengt ons bij een ander punt.

Oplossing 2: Creëer diversiteit op de ambtelijke werkvloer

Deze bounded rationality kan in sommige gevallen leiden tot het gevolg dat er ‘met twee maten wordt gemeten’, door middel van stereotype beelden, maar ook door de ervaren interacties met de aanvragers. Bij ondernemers die een Bbz-aanvraag willen doen, zouden stereotypen en te snelle oordelen over interacties wegens culturele verschillen nadelig kunnen uitwerken.

Een manier om deze stereotypen tegen te gaan is het creëren van meer diversiteit bij ambtenaren – voor zover dat bij (deel-)gemeenten nog niet gebeurt. Net zo belangrijk is het creëren van diversiteit in kennis bij ambtenaren – meer kennis van verschillende (ondernemers-)culturen en achtergronden, waardoor keuzes gebaseerd op stereotype beelden kunnen worden tegengegaan.

Oplossing 3: Initieer een micro-krediet programma voor migranten (asielstatushouders en anderen)

Op grond van de Urban agenda partnership on integration (EU) zouden er microkredieten en vormen van cofinanciering voor (projecten gericht op) migrantenondernemers moeten zijn. Eén van die acties bestaat uit het financieren van projecten gericht op arbeidsmarktintegratie van migranten. Hiervoor zijn diverse fondsen (AMIF, EASI, ESF) beschikbaar.

EASI is bijvoorbeeld gericht op microkrediet voor ‘kwetsbare groepen en kleine ondernemers’. Dit krediet kan worden verkregen via de Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (leningen van minder dan 25.000 euro) voor het oprichten en uitbouwen van kleine ondernemingen. De Progress-microfinancieringsfaciliteit financiert ondernemers in de EU niet rechtstreeks maar stelt geselecteerde microkredietverstrekkers in staat om meer krediet te verlenen. In Nederland is Qredits aangewezen de functie van geselecteerde microkredietverstrekker te vervullen.

Helaas wordt deze kredietfaciliteit zelden gebruikt. Er is ook weinig over bekend. Dit betekent dat het risico bestaat dat asielstatushouders (en andere migranten) die willen ondernemen met een goed genoeg plan, dat niet kunnen doen en wellicht zelfs afhankelijk blijven van bijstand, of werk doen dat hen weinig inspireert.

De faciliteit die de Europese Unie biedt voor kwetsbare ondernemers, waaronder asielstatushouders, behoeft een andere uitvoering, zodat migrantenondernemers wél toegang hebben tot betaalbaar microkrediet. Een andere aanpak in de uitvoering of een andere uitvoerder van de Europese kredietfaciliteit (de gemeente, in het verlengde van - of parallel aan het inburgeringstraject?) is wenselijk.

Romy Hanoeman (Universiteit van Amsterdam) en Tesseltje de Lange (Radboud Universiteit Nijmegen).

Noot: Het onderzoek Wat werkt voor ondernemende migranten? werd uitgevoerd door Tesseltje de Lange, Lisa Berntsen, Romy Hanoeman & Ivana Kalas, met financiering van Instituut Gak. Focus van het onderzoek waren de mechanismen van in- en uitsluiting die Nederlanders met een migratieachtergrond ervaren bij het starten van een eigen bedrijf. Voor vragen over dit onderwerp mail met tesseltje.delange@jur.ru.nl.

 

Foto: Miwok (Flickr Creative Commons)