Het vluchtelingendebat moet niet in grote zalen gevoerd worden

Nederland is een mooi weer land. Zoals de heisa rond de opvang van de recente instroom van vluchtelingen laat zien, weten we eigenlijk niet wat te doen als het stormt. Het beleid moet anders, maar hoe? Op de Dag van de Denktanks werd erover gediscussieerd. Conclusie: houd het klein en vermijd grote zalen.

De Dag van de Denktanks, georganiseerd door Instituut voor Publieke Waarden en de Vereniging van Bestuurskunde, stond dit jaar in het teken van oplossingen en doorbraken. De tijd van problematiseren en analysen is voorbij, aldus de organisatoren in de aankondiging van de al weer tweede Dag van de Denktanks; er moeten nu oplossingen komen, niet in de laatste plaats voor de vluchtelingencrisis. Twee speciaal daartoe samengestelde denktanks, een van betrokken burgers en de ander van deskundigen, kregen de opdracht om een uitweg uit de problematiek, die de gemoederen in ons land, en de rest van Noordwest Europa, de afgelopen maanden hevig heeft beroerd.

Maar voordat de discussies losbarstten, luisterden de ruim 120 genodigden op 9 maart in het provinciehuis van Zuid-Holland in Den Haag eerst naar onder meer een inleiding van universitair hoofddocent Politiek en Bestuur aan de universiteit Tilburg Tamara Metze. Zij betitelde de vluchtelingenproblematiek als een “wicked problem.” Ofwel, ‘een vraagstuk waaraan tal van wetenschappelijke onzekerheden en maatschappelijke controverses ten grondslag liggen en die steevast leidt tot politieke strijd.´

Oude kennis- en beleidsmodellen werken niet meer

Omdat de burgers telkens minder vertrouwen hebben in beleidsmakers en wetenschappers, zijn, volgens Metze, nieuwe strategieën nodig die niet (langer) gebaseerd zijn op ´een lineair model van kenniscreatie en beleidsvorming, waarbij kennis input biedt voor beleid, maar op een circulair model waarin wetenschappelijke kennis, ervaringskennis en politieke verlangens elkaar wederzijds beïnvloeden. Een dergelijke aanpak zal ertoe leiden dat aannames kritischer worden bezien en het beleid inclusiever en democratischer wordt.’

‘De belofte van nieuwe beleids- en kennispraktijken is, zoals Habermas fraai heeft verwoord, dat zij de leef- en systeemwereld verbinden. Door die verbinding kan de betekenis van het probleem veranderen. Waar vluchtelingen als probleem worden gezien, omdat ze aanspraken maken op sociale voorzieningen, worden ze door die verbinding misschien wel een aanwinst, omdat ze oplossing bieden voor de vergrijzing.’

Metze waarschuwt overigens dat het knap lastig is om de beloftes van de nieuwe aanpak waar te maken. ‘Dat kan alleen als álle belanghebbenden “fairness” ervaren en meer aandacht hebben voor vaardigheden als luisteren, verbinden en reflecteren.’

Het debat over de vluchtelingenproblematiek laat zien hoe moeilijk een verandering van aanpak is. Of zoals de commissaris van de koning in Zuid-Holland, Jaap Smit, zegt: ‘ons land niet is toegerust om snel crises te bedwingen. We zijn ingesteld op mooi weer en met een biertje erbij kunnen we eindeloos palaveren over wat ons wel en niet te doen staat. Maar zodra we met een storm te maken krijgen, zoals bij de snelle instroom van duizenden vluchtelingen, dan weten we niet wat te doen. En het wordt er allemaal niet gemakkelijker als leiders zich opstellen als volgers en volgers als leiders.’

We hebben behoefte aan een nieuw vluchtelingenverhaal

De opgave waar overheid en samenleving voor staan bij het vluchtelingenvraagstuk kan samengevat worden in een aantal cruciale vragen: ‘Moet de opvang centraal georganiseerd blijven of juist niet? Hoe kan de doorstroming vanuit asielzoekerscentra naar gemeenten verbeterd worden? En hoe kunnen we statushouders aan een betaalde baan helpen?’

Twee “guerrilla denktanks”, een bestaande uit experts en de ander uit betrokken burgers, hebben zich in twee rondes over die vragen gebogen. De geëngageerden, duidelijk geen mensen die de afgelopen maanden te hoop hebben gelopen tegen de komst van een asielzoekerscentrum in hun dorp of buurt, merken op dat het vluchtelingenbeleid vooral bestaat uit crisismanagement. Dat kan, concluderen de publieke denkers, op korte termijn handig zijn, maar gaat wel ten koste van de aandacht voor de structurele oorzaken van vluchtelingenstromen. Het is beter om een nieuw verhaal maken dat uitgaat van een gastvrij, open, tolerant en solidair Nederland dat zich via internationale samenwerking richt op het wegnemen van de oorzaken die mensen op de vlucht doen slaan. Een ambitieuze opdracht.

In het nieuw te construeren verhaal moet rekening worden gehouden met de belangen van de migranten én die van de samenleving. Als het de overheid en samenleving werkelijk ernst is met de participatie van al haar burgers, dan behoren zij migranten en vluchtelingen te stimuleren om hun eigen weg te zoeken en hun kansen te pakken. Om dat mogelijk te maken, moeten wet- en regelgeving zodanig worden aangepast dat vluchtelingen al in een vroeg stadium mee kunnen en mogen doen. Ze moeten met andere woorden een handelingsperspectief worden aangereikt. Ook is er experimenteerruimte nodig, om kleinschalig uit te proberen wat werkt. De waarden waaraan de resultaten van die experimenten moeten worden afgemeten, zijn: legitimiteit, wetmatigheid, doelmatigheid, betrokkenheid en effectiviteit.

Overheid: zorg voor activering en betaalbare huisvesting

De denktank van experts kijkt vooral naar manieren om integratie te koppelen aan (economische) participatie. Ook hier is er een pleidooi voor experimenten en het wegnemen van wettelijke obstakels. Er zou bijvoorbeeld kunnen worden geëxperimenteerd met het opzetten van kleine ondernemingen. Laat een vluchteling, in afwachting van het besluit op zijn asielaanvraag, een restaurant of een fietsenmakerij opzetten, binnen of buiten het asielzoekerscentrum. Of laat hem een snuffelstage doen. Een andere suggestie is om vluchtelingen en Nederlandse werknemers aan elkaar te koppelen, om kennis en ervaring uit te wisselen. Elke asielzoeker moet, ongeacht de vraag of zijn verzoek zal worden ingewilligd of niet, de mogelijkheid hebben om, nieuwe, vaardigheden aan te leren. Het voordeel van een activerend beleid is dat duidelijk wordt wat een vluchteling kan en waar hij, als hij eenmaal zijn status heeft, gezien zijn specifieke kennis en beroepservaring het best kan gaan wonen.

Het vluchtelingenvraagstuk kan tot op zekere hoogte een huisvestingsvraagstuk genoemd worden. De doorstroom van statushouders stokt omdat er onvoldoende betaalbare woningen zijn. De huidige stagnatie kan worden opgeheven door een nieuwkomershypotheek. Ervan uitgaande dat mensen moeten rondkomen van een laag inkomen, dan kunnen ze in ieder geval een woning van ongeveer 80 duizend euro kunnen betalen. (afbetaling: ongeveer 250 euro per maand en dat 30 jaar lang). Dus waarom zetten we geen tender uit bij aannemers, sociaal ondernemers, creatieve ondernemers of ze een woning voor dat bedrag kunnen ontwikkelen? De gemeente staat garant zodat de rente op de hypotheek laag kan blijven. Het voorstel is om in 2 gemeenten 50 woningen te realiseren die voor de helft gaan naar lokale mensen die op de wachtlijst staan van de woningcorporatie en voor de helft naar nieuwkomers. Dan gaat het in totaal om 8 miljoen euro.

‘Nuchterheid’ overheerst

In zijn reactie op de voorstellen van beide denktanks, zegt directeur-generaal Vreemdelingenzaken van het ministerie van Veiligheid en Justitie Jan-Kees Goet dat in de suggesties van de denktanks de ‘nuchterheid’ overheerst. ‘Wat beide denktanks voorstellen komt neer op het volgende: pak het probleem aan op verschillende niveaus en in diverse sectoren, houd het klein en behapbaar en creëer ruimte.’

Goet vraagt zich wel af of de wet- en regelgeving werkelijk een sta-in-de-weg vormen, zoals meerdere sprekers hebben verondersteld. Hij nodigt alle betrokkenen uit om met hem daarover in gesprek te gaan. Ook vindt hij dat Centraal Opvang Asielzoekers (Coa) ten onrechte wordt neergezet als een ongenaakbaar loket. ‘Duizenden mensen lopen zich het vuur uit de sloffen en doen heel veel voor de vluchtelingen in de opvang. Bovendien biedt Coa ruimte aan lokale initiatieven opdat vluchtelingen kennis kunnen maken met Nederland of werkervaring op kunnen doen.’

Naar aanleiding van een rapport van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken (2012) waarin werd geconcludeerd dat asielzoekers in de opvangcentra tot nietsdoen waren veroordeeld, is Coa een activeringsprogramma gestart. ‘In de azc’s verzorgen vluchtelingen tegenwoordig een aantal huishoudelijke taken. Als de mensen verhuizen, krijgen ze vaak een certificaat mee, waarop staat welke taken ze in het opvangcentrum hebben verricht. Zijn ze trots op. Verder wordt er geëxperimenteerd met het aanleggen van een portfolio van asielzoekers, een aantal uitzendbureaus is daar in geïnteresseerd. Dat kan uitermate handig zijn als later naar een woonplaats voor een statushouder moet worden gezocht.’

Goet erkent dat de solidariteit in en tussen gemeenten vanwege de grote instroom onder druk heeft gestaan. Zijn advies aan gemeenten is: ‘neem de tijd om het gesprek aan te gaan en neem de zorgen van je burgers serieus. En vooral: voer zo’n gesprek niet in een grote zaal.’

Andere zaken waarover werd nagedacht

Naast de vluchtelingenproblematiek werd op de Dag van de Denktanks nog een aantal dringende  sociale vraagstukken besproken, zoals de nog te weinig integrale aanpak in de jeugdzorg en de kansen en dreigingen van robotisering. In alle gevallen was de opgave: wat is de maatschappelijke opdracht, wie heeft de kennis, welke rol hebben de experts, en hoe kunnen we ervoor zorgen dat er evenwichtige aandacht is voor de verschillende belangen en interpretaties? Robert Went, stafid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelt, op basis van de WRR-verkenning (december 2015) De Robot de Baas dat technologie niet is dat ons overkomt, en dat we invloed kunnen uitoefenen op waar, hoe en wanneer we technologie toepassen. Went pleit voor inclusiviteit, waarbij de voordelen van robotisering iedereen, niet alleen de eigenaars (van robots), ten goede komen.

Verslag: Jan van Dam