Rapport commissie Sociaal minimum overtuigt niet

Voorzitter Godfried Engbersen van de commissie Sociaal minimum gaf op 13 juli 2023 in een interview op deze site aan dat hij weinig kritiek heeft gehoord op het rapport van zijn commissie. Hoogleraar Raymond Gradus vindt het rapport niet overtuigend. 

 

Met behulp van budgetberekeningen probeert de commissie de vraag te beantwoorden wat minima nodig hebben om rond te komen en mee te doen. Afhankelijk van de huishoudsamenstelling zouden alleenstaanden en stellen zonder kinderen bijna 100 tot 200 euro per maand tekortkomen. Een paar met één of meerdere kinderen heeft een tekort van 200 tot bijna 500 euro per maand. Volgens de commissie moet op korte termijn zowel de bijstand als het wettelijk minimumloon (wml) omhoog, met respectievelijk 7,4 en 7 procent. Ook stelt zij voor de kinderbijslag of het kindgebonden budget te verhogen. Het benodigde budget daarvoor is 6,2 miljard euro.

Politici - ook tijdens het debat over de val van Rutte IV - geven aan dat dit voorstel ‘uitvoering verdient’. Ook de VNG wil dat het advies wordt overgenomen. De commissie adviseert overigens wel om de AOW te ontkoppelen; mocht de politiek net als dit jaar anders besluiten, dan wordt de rekening bijna het dubbele.

Compensatie prijsstijgingen

De commissie geeft aan dat er ten opzichte van het huidige sociaal minimum fors hogere kosten zijn van energie en sociale participatie (bezoek, vervoer, abonnementen, vrijetijdsuitgaven). Onduidelijk is echter of deze toenamen zijn gelegen in andere opvattingen over wat een huishouden minimaal nodig heeft of dat het hier prijstoenamen van de verschillende componenten van het sociaal minimum betreft. Bij energie lijkt dit vooral een prijstoename te zijn.

Het meest discutabel in de budgetberekening vind ik het voorstel voor een flexbudget

Echter, in 2022 is een kwart minder gas verbruikt dan in 2021. Bovendien worden minima elders voor deze prijsstijging gecompenseerd. Net als vorig jaar, gaan gemeenten dit najaar lagere inkomens een energietoeslag geven van 1300 euro en studenten krijgen 400 euro. Nog voor het reces werd een wetsvoorstel daartoe aan de Tweede Kamer aangeboden en werd kritiek van de Raad van State terzijde geschoven dat dit ‘dubbelt’ met andere koopkrachtcompensatie en dat gemeenten te ruim gecompenseerd worden voor uitvoeringskosten. Ook zijn gemeentelijke regelingen voor sociale participatie van minima zoals een stadspas niet meegenomen in de budgetberekeningen.

Bijzondere bijstand niet meegenomen

Maar het meest discutabel in de budgetberekeningen vind ik het voorstel voor een flexbudget en de hoogte daarvan. Minima zouden recht hebben op een flexbudget van tenminste 6 procent om tegenvallers en (beperkte) foute keuzen te kunnen opvangen.[1] Opvallend is echter dat de bijzondere bijstand, bedoeld om tegenvallers zoals een kapotte wasmachine op te vangen, niet is meegenomen. In 2021 was overigens het budget voor de bijzondere bijstand 647 miljoen euro (1700 euro per bijstandsgerechtigde).

Als je een uitkering verhoogt, geven mensen meer uit en zal de reservekas nog steeds nihil zijn

Na invoering van een flexbudget zul je nog steeds de bijzondere bijstand nodig hebben. Als je een uitkering verhoogt, geven mensen meer uit en zal de reservekas nog steeds nihil zijn. Het geeft aan dat flexbudget een weinig voldragen concept is en beter is om in te zetten op de bijzondere bijstand.

Als argument om ondersteuning via bijzondere bijstand niet mee te nemen, geeft de commissie aan dat ‘de ondersteuning vaak later komt dan het moment dat de kosten worden gemaakt’. Dit argument lijkt eraan voorbij te gaan dat het verlenen van een voorschot in het kader van de bijzondere bijstand een discretionaire bevoegdheid van het college van B en W is en dat dit veelvuldig gebeurt.

Doenvermogen

Interessant is in dit verband een onderzoek met drieduizend interviews van de Erasmus Universiteit Rotterdam, dat is meegestuurd met het rapport van de commissie. De meerderheid, ook onder lage inkomens, heeft in de afgelopen twaalf maanden géén betalingsproblemen gehad. Alleen een laag inkomen én een laag doenvermogen verhogen het risico op betalingsproblemen.

Wat betreft doenvermogen acht men het kansrijker om te kijken naar mogelijkheden voor flankerend beleid, zoals eenvoudigere regels, toegankelijke hulp of een rechtstreekse uitkering van zorgtoeslag aan zorgverzekeraar. Relevant is ook dat in dit onderzoek betoogd wordt dat ‘een generieke ‘doenvermogen-opslag’ voor deze groep niet voor de hand ligt’.

De inflatie wordt verder aangejaagd en de armoedeval wordt aanzienlijk versterkt

Belangrijk is om niet alleen statisch te kijken naar de bijstand en het wml. Een beleidsmatige verhoging van het wml leidt ook tot hogere toeslagen en heffingskortingen. Ook de lonen net boven wml zullen omhooggaan. De inflatie wordt daardoor verder aangejaagd en de armoedeval wordt aanzienlijk versterkt.[2]

Het CPB heeft berekend dat deze verhoging van het sociaal minimum/wml 40.000 banen zal kosten. De commissie geeft aan dat dit geldt voor veel maatregelen die bijdragen aan het terugdringen van armoede. Echter, de CPB-doorrekening geeft aan dat maatregelen zoals een verhoging van het kindgebonden budget of huurtoeslag veel kosteneffectiever zijn en minder banen kosten.

Fundamenteler nadenken

Juist nu de gevolgen van een vergrijzende arbeidsmarkt steeds duidelijker zichtbaar worden, zou veel fundamenteler moeten worden nagedacht over de rol van het sociaal minimum. Hoe gaan we om met mensen die op wml in deeltijd werken en minder verdienen dan bij een uitkering? Hoe bevorderen we de dynamiek, waarbij mensen uit de bijstand aan het werk komen en/of carrière gaan maken? Is daarvoor juist het (gedeeltelijk) loskoppelen van uitkeringen en minimumlonen niet noodzakelijk?[3]

Eén ding is zeker: een ‘vluggertje’ in de augustusbesluitvorming met een verdere verhoging van het sociaal minimum gebaseerd op aanvechtbare berekeningen zal de arbeidsmarkt en daarmee uiteindelijk ook de minima van de regen in drup brengen.

Raymond Gradus is hoogleraar bestuur en economie aan de Vrije Universiteit. Hij dankt Pierre Koning, Jan-Maarten van Sonsbeek, Coen Teulings en Koert van Buiren voor een gedachtewisseling over het rapport van de commissie Sociaal minimum. De opinies in dit artikel zijn voor rekening van de auteur.

Foto Cottonbro Studio via Pexels

[1] In het rapport wordt een flexbudget van 3 procent, 6 procent en 9 procent doorgerekend. Tevens wordt aangegeven dat een flexbudget te laag is.

[2] In de budgetberekeningen zijn meegenomen de generieke gemeentelijke regelingen voor armoedebeleid in een ondergemiddelde gemeente. Het CPB geeft in Kansrijk armoedebeleid aan dat “de verschillen tussen gemeenten fors kunnen zijn: voor sommige voorbeeldhuishoudens zit meer dan 3000 euro verschil tussen het minimale en maximale bedrag”. Dit betekent dat in gemiddelde en bovengemiddelde gemeenten de armoedeval al groot is en na aanpassing van het sociaal minimum/wml nog groter. Het is te hopen dat de commissie in haar eindrapport hierop ingaat.

[3] Interessant is in dit verband een voorstel dat D66 deed in haar verkiezingsprogramma 2021-2025. Zij stelde voor om het minimumloon met 10 procent te verhogen en dat voor de helft mee te nemen in de aan het minimumloon gerelateerde uitkeringen, zoals de bijstand en de AOW.