Zorgen over familie tienduizend kilometer verderop

De krap 100 duizend Latijns-Amerikaanse migranten in Nederland maken zich grote zorgen om hun familie en vrienden in het land van herkomst vanwege Covid-19. De vooruitzichten voor met name de armen en de kwetsbaren op het subcontinent zijn uitermate somber. Ze kunnen soms letterlijk geen kant op.

Covid-19 eist een zware tol in de grotere landen van Latijns Amerika. Het aantal doden in Brazilië bijvoorbeeld bedraagt ruim 136 duizend, Chili en Argentinië tellen beiden meer dan 12 duizend slachtoffers, Peru ongeveer 31 duizend en Colombia 24 duizend. Landen met een veel kleinere bevolking zoals Guyana, Suriname en Frans Guyana hebben respectievelijke 69 doden, 97 doden en 65 doden te betreuren. Maar dat zijn de officiële cijfers, waarschijnlijk ligt het werkelijke aantal doden veel hoger.

De gevolgen van Covid-19 zijn enorm voor Latijns Amerika, zeggen Nora Lustig - hoogleraar Economieën van Latijns Amerika aan Tulane University in New Orleans-  en Mariano Tommasi - hoogleraar Economie aan de Universiteit van San Andrés, Argentinië – in hun bijdrage aan de bundel Pospandemia. De gevolgen zijn des te groter omdat vrijwel alle Latijns Amerikaanse landen al voor de uitbraak van het virus in een sociaaleconomische of politieke crisis verkeerden.

Daalde de armoede op het platteland in de regio tussen 1990 en 2014 van 65 naar 46 procent van de bevolking, daarna steeg ze weer tot 48,6 procent begin dit jaar. Lustig en Tommasi verwachten dat het aantal armen op het platteland door Covid-19 de komende tijd nog harder zal gaan groeien. In de steden zal het niet heel anders zijn.

Achterstelling en discriminatie

Al voor de uitbraak van het virus hadden veel Latijns-Amerikanen een te laag inkomen om van rond te komen. Hun armoede gaat meestal gepaard met slechte huisvesting, meerdere gezondheidsklachten, geen of gebrekkig onderwijs, en niet of nauwelijks toegang tot medische zorg, drinkwater, sanitaire voorzieningen en elektriciteit. Ook ondervoeding, tienerzwangerschap en voortijdig schooluitval komen vaak voor.

De meest kwetsbaren zijn ouderen, vrouwen, gehandicapten, migranten en historisch gediscrimineerde gemeenschappen zoals de inheemse volkeren en de LGBTI'ers. Hun achterstelling is vaak schrijnend, aldus Lustig en Tommasi.

Beide hoogleraren wijzen er in hun bijdrage op dat verplichte quarantaine en andere verordonneerde hygiënemaatregelen ervan uitgaan dat mensen beschikken over schoon water en zeep. Voor armen zijn beiden vaak een onbetaalbare luxe. Ook thuiswerken of studeren is voor velen van hen geen optie. Gedwongen thuisblijven, kan bovendien een aanzet geven tot problemen, die tot dan toe slechts als potentieel risico bestonden. Denk daarbij aan huiselijk geweld of kindermishandeling.

Leden van kwetsbare groepen - een extreem geval zijn de daklozen - lopen niet alleen een hoger risico om Covid-19 op te lopen, maar zijn ook vaker potentiële verspreiders van het virus. Dat komt doordat zij vaak in overbevolkte stadswijken wonen of in nederzettingen op het platteland die van elke medische en hygiënische voorziening zijn verstoken. Onder die omstandigheden is het nauwelijks mogelijk om besmetting en verspreiding van het virus te voorkomen.

Meer ongelijkheid als uitgangspunt

Reden temeer om in de strijd tegen de pandemie het welzijn van de armen voorop te stellen. Sterker nog, volgens Lustig en Tommasi is dat een noodzaak, zowel ethisch als humanitair en epidemiologisch. De huidige maatregelen rond Covid-19 versterken de bestaande ongelijkheden en kwetsbaarheden van de regio. Het vaak generieke beleid is volgens hen niet toereikend om levens te redden en besmetting te beperken. Een specifiek beleid wel, mits het oog heeft voor de sterke band tussen economie, gezondheid en welzijn, en bijzondere aandacht schenkt aan kwetsbare bevolkingsgroepen.

Specifiek beleid impliceert een directe betrokkenheid van de zwaarst getroffen doelgroepen om sociale afstandsmaatregelen, ter voorkoming van verdere verspreiding van het virus, mogelijk te maken. Oftewel, aan de kwetsbare burgers zelf moet gevraagd worden wat zij vinden dat er in de overbevolkte stadswijken en de periferie van het platteland kan en moet gebeuren.

Het beroep op mensen en gemeenschappen moet overigens vergezeld gaan van extern geld en deskundige ondersteuning. Daarnaast moeten beleidsmakers kennis hebben van de sociale netwerken in de gemeenschappen, van familieleden, ngo’s en gemeenschapsleiders die hun mensen goed kennen en die hun vertrouwen hebben.

Niemand achter laten

Coördinatie vormt de andere sleutel voor een succesvol beleid. Of het nu gaat om besluitvorming of praktische actie, elk niveau impliceert een afgestemde toewijzing van geld en deskundigheid aan ngo’s en sociale organisaties ten behoeve van de meest kwetsbaren, voor de korte, middellange en lange termijn.

Naast maatregelen om de actuele nood - toegang tot inkomen minima, voedsel, drinkwater, en andere basisvoorzieningen en externe ruimtes om besmette mensen te isoleren – moeten er structurele, op maat gemaakte maatregelen worden genomen om de veerkracht van de armen te versterken.

Lustig en Tommasi sluiten zich in hun artikel aan bij de uitspraak van de Indiase econoom en directeur van de Centrale Bank van India, Raghuram Rajan: ‘Wil elke plaats op de wereld veilig zijn, dan moet het virus overal verslagen worden.’ Dus ook op het subcontinent dat we in Nederland zo goed als vergeten zijn.

Jan van Dam is journalist

Wie meer wil lezen over corona in Latijns Amerika: de bundel ‘Pospandemia: 53 políticas públicas para el mundo que viene’ is een uitgave van het Centro para la Evaluación de Políticas basadas en Evidencia (CEPE) van de Universiteit Torcuato Di Tella in Buenos Aires, augustus 2020.

 

Foto: Banco Mundial América Latina y el Caribe (Flickr Creative Commons)