Deugt Rutger Bregmans ‘echte democratie’?

Annemarie Kok las De meeste mensen deugen, het laatste boek van publicist Rutger Bregman. Zijn opvattingen over de ‘echte democratie’ – die ‘van onderop’ – zijn wel erg simplistisch, vindt ze. Of heeft hij zich alweer bedacht?

​Rutger Bregman vindt dat ‘we’ de democratie eindelijk radicaal kunnen gaan vernieuwen, nu hij in zijn jongste boek meent te hebben aangetoond dat De meeste mensen deugen. Wat ‘deugen’ voor hem precies betekent, weet ik niet. Wel weet ik dat zijn gedachten over ‘democratie’ al te eenvoudig zijn.

In het hoofdstuk ‘Zo ziet een echte democratie eruit’ rept Bregman over ‘de zeven plagen van onze oude, vermoeide democratie’, bejubelt hij een Venezolaanse burgemeester die ‘zijn macht weggaf’ aan het volk en schrijft hij enthousiast over steden als Hamburg, Sevilla en New York die burgers medezeggenschap over de gemeentebegroting gaven. Her en der is in de afgelopen jaren het zaadje van een directere democratie met succes geplant, concludeert hij. Dus waar wachten we nog op?

Burgers aan het politieke roer

Opmerkelijk is dat Bregman kennelijk niet in de gaten heeft dat het morrelen aan de representatieve democratie in ons eigen land al volop gaande is. Voor de ‘participatieve democratie’ die hem zo’n zegen voor de mensheid lijkt, loopt tegenwoordig vrijwel heel politiek en bestuurlijk Nederland warm, het ministerie van Binnenlandse Zaken voorop – zie mijn boekje Herinnering aan de rechtsstaat.

Ook andere kritische publicaties over het ondoordachte streven naar een nieuw soort democratie zijn Bregman blijkbaar ontgaan. Wel citeert hij met instemming de Vlaamse denker en schrijver David van Reybrouck: burgers zelf aan het politieke roer laten staan haalt het beste in mensen naar boven, geloven beide mannen.

Wat er aan dit idee niet deugt, maakte publicist Dick Pels al in 2013 duidelijk. In zijn recensie van Van Reybroucks invloedrijke pamflet Tegen verkiezingen schreef Pels (socioloog en politiek filosoof) in De Groene Amsterdammer:

‘Van Reybrouck miskent te veel de tragische dualiteit van het politieke bedrijf waarin, net als in het leven zelf, goed en kwaad dichter op elkaar zitten dan gedacht en gewenst. Het is natuurlijk van groot belang om na te denken over een politiek systeem dat minder in de ban is van peilingen, verkiezingskoorts en kijkcijfers, en dat zich sterker oriënteert op de lange termijn en het algemeen belang. Maar het is naïef om te denken dat toewijding aan het algemeen belang ooit definitief kan worden gescheiden van het najagen van kortetermijn- en eigenbelangen, persoonlijke ambities, ressentiment en de wil tot de macht. Politiek is een mooi vak maar ook een “vuil spel” waarin allerlei gemengde motieven meespelen, en goede politici moeten altijd een beetje slecht zijn om dit spel goed te kunnen spelen (…) Dat is ook de reden dat we ze steeds moeten blijven wantrouwen, ook al hebben we ze met volle overtuiging als onze vertegenwoordigers gekozen.’

Zo is het maar net. En vandaar dat democratie pas echt prettig is – en de staat zijn gezag alleen kan laten gelden – wanneer het doen en laten van overheid en burgers aan allerhande wetten en procedures is gebonden. Bregman echter omarmt slechts de simpele opvatting dat beleid als het even kan niet via het algemeen kiesrecht maar ‘van onderop’ moet worden bepaald. Hoe zo’n civiele democratie te combineren valt met de diverse dragende concepten en instituties van onze democratische rechtsstaat: daarover lees je bij hem geen woord.

De harde hand

Ondertussen is Rutger Bregman zijn vertrouwen in een participatieve democratie verrassend genoeg alweer kwijt. Terwijl het zo positief gestemde De meeste mensen deugen dezer dagen de boekhandels uitvliegt, pleitte hij op 22 oktober jl. op De Correspondent voor niets minder dan ‘de harde hand van Vadertje Staat’. Hij verdiepte zich de afgelopen maanden namelijk grondig in de klimaatverandering, en die kun je langs de weg van ‘comités van gelote burgers’, ‘brainstorms met bewoners’ en ‘cocreatieve burgerbegrotingen’ niet afdoende bestrijden, ontdekte hij.

‘In mijn hart ben ik een anarchist’, schrijft Bregman. Maar gezien de zorgwekkende toestand van de aarde acht hij een straffe overheid, nee sterker nog: ‘een oorlogsstaat’, inmiddels onontkoombaar. Waarmee hij wederom op een politiek dwaalspoor is beland.

Het is daarom te hopen dat de bekende journalist-historicus zijn denkkracht vanaf nu vooral gaat richten op de vraag hoe de bestaande representatieve democratie aan kwaliteit en geloofwaardigheid kan winnen. Die democratie is anders dan hij beweert niet oud en vermoeid. Wel is serieuzer openbaar bestuur op vele terreinen dringend gewenst. En zeker niet onmogelijk.

Annemarie Kok is publicist en docent 'publieksgericht schrijven' aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met deze boekbespreking lanceerde ze haar nieuwe blog, waarop ze schrijft over samenleven, politiek, democratie en bestuur.

Foto: Atheneum Boekhandel (Twitter: @Athenaeum)