Ouderen zijn beter af in de stad

Steden worden vaak geassocieerd met jong, hip, happening en dynamiek, maar ze vormen ook een veilige haven voor veel ouderen. Waarom is de stad beter voor ouderen dan het platteland? En wat heeft dat te maken met de drie A’s arts, apotheek en Albert Heijn?

Van ouderen wordt verwacht dat zij steeds langer thuis blijven wonen, ook als hun gezondheid begint te verslechteren. Langer thuis betekent wel voor iedereen wat anders. Voor sommigen zal het gaan om aanpassingen in de woning. Anderen hebben hulp in de huishouding en persoonlijke verzorging nodig.

Heel veel ouderen wonen in steden

Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zal het aandeel 65-plussers in de bevolkingsopbouw in de lidstaten toenemen tot ruim 25 procent in 2050 (OECD, 2015). Van al deze ouderen woont 43,2 procent in steden. Steden wensen daarom seniorvriendelijk te worden, in internationale context ook wel age-friendly genoemd.

Op zich lijkt de stad een ideale plek voor thuiswonende ouderen. In een stad weet je zeker dat er een pinautomaat is en een supermarkt, vaak op loopafstand. Er is een ruim aanbod aan openbaar vervoer. En er is altijd wel een ziekenhuis in de buurt. Tegelijkertijd is de stad ook het toneel van tegengestelde belangen, van toenemende ongelijkheden, van spanningen tussen uiteenlopende wensen en behoeften van verschillende leeftijdsgroepen, en met grote verschillen tussen wijken en buurten als het gaat om seniorvriendelijkheid.

WHO-model moet steden seniorvriendelijker maken

De Wereldgezondheidsorganisatie WHO stelde in 2007 een Global Age-Friendly Cities Guide op om steden te helpen om seniorvriendelijker te worden. Met acht aandachtsgebieden komt het hele spectrum van wonen in de stad komt hier wel zo’n beetje in terug: publieke ruimte, mobiliteit, huisvesting, sociale participatie, burgerparticipatie, communicatie en informatie, respect en sociale integratie en gemeenschap en gezondheidszorg.

Toch is een bredere kijk op ouderen in steden noodzakelijk, omdat bepaalde aandachtsgebieden niet opgenomen zijn in het model. Technologie ontbreekt bijvoorbeeld, terwijl juist steden vol zijn met moderne technologie voor communicatie, voor zorg thuis, vervoer en ontspanning en vermaak (Marston & Van Hoof, 2019).

Bovendien zijn veel factoren van een seniorvriendelijke stad in geringe mate uitgewerkt in concrete interventies en oplossingen. Daar komt bij dat veel grote en middelgrote steden in Nederland al heel ver zijn met het seniorvriendelijk maken van hun gemeenschap, zoals het toegankelijk maken van de openbare ruimte en het aanbieden van sociale activiteiten (Van Hoof et al., 2019). Ook het vraagstuk van hoe om te gaan met het toenemend aantal ouderen met een migratie-achtergrond is niet expliciet opgenomen in het WHO-model, maar wel zeer relevant voor de Nederlandse praktijk. Grote steden worden steeds diverser. Zo heeft meer dan dertig procent van de Haagse ouderen een migratieachtergrond.

Er zijn veel partijen bezig met de vraag hoe de stad zich kan ontwikkelen voor een veranderende bevolkingsopbouw, zoals zorg- en welzijnsorganisaties maar ook corporaties en gemeenten.

Steden hebben meer dan de 3 A’s

Steden zijn beter dan plattelandsgemeenten in staat om tegemoet te komen aan de wensen en noden van ouderen. Dit heeft voornamelijk te maken met een beter aanbod van diensten, zoals openbaar vervoer en cultureel aanbod. Men heeft het dan vaak over de 3 A’s die voor ouderen belangrijk zijn: de arts, de apotheek en de Albert Heijn (of welke supermarkt dan ook).

De eerste twee A’s verwijzen naar het gegeven dat een groot aantal ouderen gebruikmaakt van zorg- en welzijnsdiensten, maar ook van zaken als huishoudelijke hulp. Bovendien gebruiken ze vaker medicatie en hebben vaker meerdere aandoeningen tegelijk.

Toch is het van groot belang je te realiseren dat lang niet alle ouderen gebruik maken van deze ‘zorgdiensten’. Het veelal stereotype beeld van de ouderen als zorgconsument op leeftijd klopt niet. Het overgrote deel van de ouderen is zorgonafhankelijk en probeert een zo normaal en gezond mogelijk leven te leiden.

De derde A van de Albert Heijn staat voor de betekenis van de supermarkt voor ouderen, niet alleen als een plek om boodschappen te halen, maar ook om bankzaken te doen, openbaar vervoer te regelen bij het ov-oplaadpunt en om ontspanning, vermaak en sociaal contact te hebben, in de koffiecorner en met de caissière.

Sociaal werker kan belangrijke rol spelen

Het veel grotere dienstenaanbod in steden vormt een aantrekkelijk gegeven, maar neemt niet weg dat we als maatschappij voor diverse uitdagingen staan als het gaat om het seniorvriendelijk inrichten van onze steden. Het gaat daarbij onder meer over het op peil houden van het voorzieningenpeil (waaronder dus de drie A’s); het recht doen aan de toenemende diversiteit onder ouderen; het benutten van de mogelijkheden van nieuwe technologieën.

Sociaal werkers kunnen hierin een positieve rol vervullen. Een rol die zich vanuit het streven naar age-friendly cities niet beperkt tot het microniveau van ‘het werken met de cliënt’, maar waarin evenzeer aandacht is voor de bredere stedelijke en beleidsmatige context. De samenwerking met ouderen, die in de rol van co-onderzoeker en mede-vormgever van de stedelijke omgeving nadenken over hun dagelijks leven en toekomstige wonen in de stad, is daarbij een bijzondere taak voor sociaal werkers.

Joost van Hoof en Rudy van den Hoven zijn respectievelijk lector Urban Ageing en senior onderzoeker bij het lectoraat Urban Ageing aan De Haagse Hogeschool.

Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)