Empirische onderbouwing genegeerd in neoliberale wetgeving  

De neoliberale wetgeving van de afgelopen decennia bevoordeelt vooral sterke, onafhankelijke burgers, ten koste van de kwetsbaren. Dat concludeert hoogleraar Marijke Malsch bij nadere beschouwing van de empirische onderbouwing van diverse wetten en beleid.

Bij sommige wetten is het probleem waarop zij gericht zijn duidelijk en ligt ook de oplossing voor de hand. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het rookverbod in cafés en de dodehoekspiegels bij vrachtwagens. Doelen en beoogde effecten van deze wetten zijn behoorlijk helder en zijn via empirisch onderzoek relatief eenvoudig vast te stellen. Maar er zijn ook wetten die veel gecompliceerder zijn en waarbij ook normatieve en rechtspolitieke vraagstukken een rol spelen.

Wetten maak je niet zomaar. Een wet is een ingrijpend middel. In de Aanwijzingen voor de regelgeving staat dat eerst andere maatregelen moeten worden geprobeerd.[1] En het Integraal toetsingskader beleid en regelgeving stelt dat een goede onderbouwing van wetsvoorstellen nodig is.[2] Als er empirisch onderzoek beschikbaar is dat relevant is voor een nieuwe wet, dan zou dat dus in een wetgevingstraject moeten worden betrokken.[3] De kans is dan groter dat de wet ‘werkt’ en geen of minder ongewenste neveneffecten heeft.

In dit artikel analyseer ik achtereenvolgens wetgeving en beleid over mensenhandel en prostitutie, over het spreekrecht voor slachtoffers en over het afbouwen van de ‘instituutszorg’.[4]

Gedwongen prostitutie

In het jaar 2000 is het bordeelverbod opgeheven. Prostituees zouden voortaan zelfstandig werken en goed toezicht zou mensenhandelpraktijken doen verdwijnen. De praktijk laat echter zien dat gedwongen prostitutie nog steeds voorkomt. Vooral buitenlandse prostituees worden uitgebuit. Zij werken vaak niet zelfstandig, en extreem geweld tegen hen en hun familie is geen uitzondering (Van der Zee 2013). Als ze aangifte doen, worden ze soms bedreigd of mishandeld. Buitenlandse slachtoffers weten bovendien vaak niet de weg te vinden naar de politie. Een belangrijk deel van de uitbuiting blijft zo onzichtbaar. De wetgeving van 2000 was dus te optimistisch.

Ook een recente wet die klanten van uitgebuite prostituees strafbaar maakt, is waarschijnlijk onvoldoende om het uitbuitingsprobleem aan te pakken. Een klant die weet of redelijkerwijze vermoedt dat de prostituee wordt uitgebuit, kan worden vervolgd. Maar er bestaat grote twijfel of de wet wel tot veroordelingen zal leiden. Het voorkómen van uitbuiting is moeilijk, maar heeft op de lange duur waarschijnlijk meer effect.

Slachtofferrechten zijn politiek gezien interessanter dan rechten van de verdachte

Zelfstandig werkende prostituees weten vaak goed voor zichzelf op te komen en de aandacht te vragen voor hun problemen. Die grotere aandacht voor de zelfstandige groep kan ten koste gaan van de uitgebuite groep die wordt vergeten of van wier ellende gewoon wordt weggekeken.

Slachtoffers en spreekrecht

Sinds 2005 heeft een slachtoffer spreekrecht op de strafzitting. Tegenwoordig mag het slachtoffer ook iets zeggen over of de verdachte schuldig is en over de straf die hij zou moeten krijgen. Sinds kort is er een wet die de verdachte verplicht op de zitting aanwezig te zijn. Het hoofdmotief voor het spreekrecht was een therapeutisch effect voor het slachtoffer; het slachtoffer zou zich beter gaan voelen door op de zitting te spreken.

Empirisch onderzoek laat echter zien dat een dergelijk effect er niet aantoonbaar is (Kunst 2015). Veel slachtoffers hebben bovendien geen behoefte aan een mondeling spreekrecht, en ook niet om iets te zeggen over schuld en straf (Lens, Pemberton & Groenhuijsen 2010). Ze vinden het indienen van een schriftelijke slachtofferverklaring voldoende, die leest de rechter dan tijdens de zitting op. Een belangrijk deel van de slachtoffers wil bovendien niet in contact komen met de verdachte en gaat daarom niet naar de zitting (Malsch, Dijkman & Akkermans 2015). Als het slachtoffer een verdachte op de zitting aanwijst als de dader, kan de onschuldpresumptie, een belangrijk recht van de verdachte, in het gedrang komen.

Hadden deze empirische feiten invloed op het parlementaire debat? De slachtoffers die willen en kunnen spreken op de zitting lijken centraal te zijn gesteld om nieuwe wetgeving te onderbouwen en erdoorheen te krijgen (Doornbos e.a. 2020). Slachtofferrechten zijn politiek gezien interessanter dan rechten van de verdachte. De groep slachtoffers die liever op de achtergrond blijft, werd min of meer vergeten. Maatregelen om hun anonimiteit en bescherming te geven tijdens het strafproces, kregen veel minder aandacht.

Instellingszorg

Vanaf het eind van de vorige eeuw wordt ‘instituutszorg’ aan psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten afgebouwd. De bewoners zouden zelfstandig in de maatschappij gaan wonen. De assumptie bij dit beleid is dat zelfstandig wonen kán en dat de bewoners dit zelf ook wensen (Malsch 2022). Maar is die veronderstelling op empirische kennis gebaseerd?

Sommige groepen bleven deels onzichtbaar tijdens de wetgevingstrajecten

Onderzoek (zie onder meer Haak & Dokter 2017; Neuvel & De Pater 2018; Malsch 2022) laat zien dat de verhuizingen naar de maatschappij leiden tot vereenzaming, isolatie en achteruitgang in de kwaliteit van leven. Van integratie is meestal geen sprake. In woonwijken is soms overlast waartegen de buren protesteren. Bovendien willen gehandicapten meestal niet verhuizen, maar worden ze ertoe gedwongen. Voor de leeggemaakte terreinen zijn grootschalige vastgoedplannen gemaakt. Die leidden tot (bijna-)faillissementen of grote financiële problemen.

Pas sinds kort wordt de instellingszorg aan verstandelijk gehandicapten weer enigszins ‘aangekleed’. Men komt dus terug op het eerder ingezette beleid, zij het veel te laat. Ook in dit wetgevings- en beleidstraject is een vorm van ‘uitruil’ tussen groepen te zien. De (kleine) groep die zelfstandig kan wonen in de maatschappij kreeg veel aandacht en stimulans; de groep die dit niet kan, werd grotendeels genegeerd (Malsch 2022).

Neoliberale regelgeving

Bij deze drie wetgevingstrajecten is op onevenwichtige wijze gebruikgemaakt van empirisch onderzoek. Vooral de zelfstandige groepen kregen aandacht en ondersteuning. Sommige groepen bleven deels onzichtbaar tijdens de wetgevingstrajecten. Zij hebben grote moeite om hun situatie voor het voetlicht te brengen; uitgebuite prostituees van veelal buitenlandse afkomst en kwetsbare gebruikers van de langdurige zorg.

Duizenden tot tienduizenden psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten zijn aantoonbaar geraakt

De beschreven wetgevingstrajecten zijn deels te duiden binnen het neoliberale discours:

  • marktwerking binnen segmenten die vroeger door de overheid werden georganiseerd
  • een overheid die wegkijkt bij de uitvoering
  • veel aandacht voor personen die zich op eigen kracht kunnen redden
  • het nemen van initiatief
  • minder aandacht voor kwetsbaren

Onevenwichtige gebruikmaking van empirisch onderzoek is het duidelijkst te zien bij de afbouw van instellingszorg, die duizenden tot tienduizenden psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten aantoonbaar heeft geraakt. Toegeven dat het fout is gegaan, gebeurt echter nog steeds niet.[5] Empirisch onderzoek is hetzij selectief toegepast, hetzij genegeerd. Wets- en beleidsregels die de bewoners een vorm van inspraak gaven, zijn niet toegepast. Vastgoedontwikkelaars hebben hiervan geprofiteerd, naast goedbetaalde bestuurders en managers.

Dit proces werd niet gehinderd door toezichthouders of het ministerie; sterker nog, deze gang van zaken is actief gestimuleerd (Malsch 2022). Als het empirisch onderzoek van de aanvang af serieus was genomen, hadden de grootschalige, gedwongen verhuizingen naar woonwijken van veel verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten nooit doorgevoerd kunnen worden. Door de onfatsoenlijke omgang met empirisch onderzoek en regelgeving heeft deze trein echter decennialang vrijwel ongestoord kunnen doorrijden, ten koste van zwakkere burgers.

Marijke Malsch is hoogleraar Empirical Legal Studies bij de Open Universiteit en senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). Zij schreef Hoe gehandicapten hun thuis verloren. De gevolgen van een falend beleid (2022).

 

Noten

1 https://www.kcwj.nl/kennisbank/aanwijzingen-voor-de-regelgeving-0

2 https://www.kcwj.nl/kennisbank/integraal-afwegingskader-beleid-en-regelgeving/7-wat-zijn-de-gevolgen/75-evalueren-en/e-0

3 Inzicht in kwaliteit | Rapport | Algemene Rekenkamer

4 Dit essay vormt een uitwerking van Malsch, M. (2022). Evenwicht in wetgeving? In: Ommeren, F. van, D. Roovers, P. de Jong & B. Costers, Wetenschap en overheidsbeleid: een spanningsvolle relatie (p. 149-162). Boom, ROB

5 https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-community-care-heeft-niet-gewerkt-voor-verstandelijk-gehandicapten-erken-die-beleidsfout~b057b431/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

 

 

Foto: Tyler Hewitt (Flickr Creative Commons)

 

Bronnen

Bronnen

Doornbos, N., M. Kragting, N. Elbers & M. Malsch (2020). Wetgeving over spreekrecht voor slachtoffers: een ‘voortdenderende trein’? Over de benutting van empirisch onderzoek bij de totstandkoming van wetgeving. NSCR.

Haak, E. & N. Dokter (2017). Participeren moet je organiseren; een eigen plek in de samenleving. Groningen.

Kunst, M. (2015). De therapeutische werking van slachtofferdeelname aan het strafproces, Een kritische beschouwing vanuit een psychotraumaperspectief. Beleid en Maatschappij, 42(1), 32-45.

Lens, K., A. Pemberton & M. Groenhuijsen (2010). Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan emotioneel herstel van slachtoffers? Tilburg.

Malsch, M., N. Dijkman & A. Akkermans (2015). Het zichtbare slachtoffer. Privacy van slachtoffers binnen het strafproces. WODC.

Malsch, M. (2022). Hoe gehandicapten hun thuis verloren. De gevolgen van een falend beleid. Noordboek.

Neuvel, K. & C. de Pater (2018). t Is hier een gekkenhuis. De ommezwaai in de geestelijke gezondheidszorg. Amsterdam.

Zee, R. van der (2013). Prostitutie. De waarheid achter de Wallen. Amsterdam.

Dit artikel is 1133 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (6)

  1. Wat een onzin dat in een inrichting wonen ’thuis’ is en in de samenleving de hel. Nooit van totale instituties gehoord en wat die met mensen doen? Dat de opvang in de samenleving door allerlei oorzaken niet is wat ie zou moeten zijn is geen argument om de deuren van de inrichtingen in de bossen maar weer open te doen. Gelukkig staan daar nu dure flats en villa’s dus dat gaat niet meer. Malsch heeft kennelijk nooit goed begrepen waarom die dingen dicht moesten en dat daar een hoop modificerende wetgeving voor nodig was. Begrijp ik nu goed dat ze politici wil vervangen door wetenschappers? Dan zijn we mooi in de aap gelogeerd.

  2. “Neoliberaal ‘ i.v.m. met wetgeving in de psychiatrische en sociale zorg betekent in de praktijk dat een extra beroep wordt gedaan op de zelfredzaamheid van cliënten en patiënten. Voor zorg instellingen betekent dit ook dat zij middels de markt in hun eigen onderhoud moeten voorzien. Kwaliteit verlies in de zorg is het gevolg aangezien bedrijfsmatigheid leidend wordt.
    Veel cliënten en patiënten vallen dan tussen de wal en het schip.
    De instellingen kunnen geen goede zorg meer verlenen en in de maatschappij is voor heen geen plaats (meer).
    In de politiek i.v.m. wetgeving wordt trouwens zelden gestuurd op empirische studies maar vooral op morele vooroordelen waarmee politieke winst valt te behalen.

  3. In reactie op van Huygen: de de-institutionalisering van psychiatrische ziekenhuizen en inrichtingen voor ‘zwakzinnigen’ is in de jaren 80 van de vorige eeuw van start gegaan. O.a. met de moratoriumactie van Trimbos c.s. tegen de bouw van nieuwe psychiatrische inrichtingen. De inzet was het herstel van de burgerrechten van de mensen die er ‘woonden’ en het tegengaan van iatrogene effecten. Het had niets, maar dan ook helemaal niets te maken met het neoliberale gedachtengoed. Dat kwam pas later op stoom. Het is bon-ton om veel, zo niet alles, in de schoenen van het neo-liberalisme te schuiven met hetzelfde enthousiasme waarmee het destijds werd begroet, maar dat is in dit geval absoluut onterecht. De-institutionlisering was/is een internationale beweging waar Nederland vrij laat aan mee is gaan doen. Beter laat dan nooit zou ik zeggen. Malsch voert dan ook gelukkig een achterhoedgevecht.

  4. “de institutionalisering’ en de latere ‘marktwerking’ in de (psychiatrische) zorg passen wellicht onbedoeld goed bij elkaar en hebben elkaar versterkt.
    Psychiatrische hulpverlening instellingen zijn bedrijven geworden die hun eigen broek moeten ophouden en doen dat trouwens met succes.
    De prijs die hiervoor betaald moet worden betreft de kwaliteit van de aangeboden zorg en hulpverlening die hier op zijn zachts gezegd niet mee verbeterd werd.
    De voorwaarden voor de- institutionalisering zijn thans ook niet goed en de sociale hulpverlening instellingen werken vaak sub-optimaal. De cliënt is het kind van de rekening.

  5. De beschreven wetgevingstrajecten zijn DEELS te duiden binnen het neoliberale discours, schrijft Malsch aan het eind van een uitstekende empirische beschrijving. Zoals eind jaren ’60 alles wat fout ging als ‘kapitalisties’ werd geframed, is nu het (neo)liberalisme de kop van Jut. En natuurlijk, slechte marktwerking kan voor een ravage zorgen, en een terugtredende overheid kan zorgen voor ontreddering. Maar een goede wetenschapper zou minstens één, liefst twee alternatieve verklaringen moeten loslaten om van empirie tot een oordeel te komen. De voorbeelden die genoemd worden zijn ook uitvloeisel van wat ooit begon als ‘anti-psychiatrie’, en die beweging had met liberalisme niets van doen. Deze beweging had roots in de Frankfurter Schule, ook niet bepaald door het Grootkapitaal uitgevonden.
    Het discours van eigen verantwoordelijkheid, samen-zorg, ‘gewoon thuis wonen’ etc. heeft vele vaders en moeders. De ‘gemeinschaftscultus’ vinden we bij confessionelen en progressieven. ‘Zo lang mogelijk zelfstandig’ was een linkse, rechtse en christelijke droom, en in geen van die kampen was er enige gevoeligheid voor de rationele en empirische argumenten om een beetje voorzichtig te zijn met al die projecties van idealen op mensen die daar helemaal de kracht niet voor hebben. Ook in onze tijd zijn we dat de voorstanders van de afbraak van degelijke instituties (zoals het verzorgingshuis) zich net zo vaak op Christelijke en linkse waarden beroepen als op neo-liberale ideeën. Zie het manifest van Canoy e.a. op deze website: weer hoeraverhalen over zelfredzaamheid, maar nu afkomstig van mensen die allesbehalve neoliberaal denken.
    Malsch is een te goede wetenschapper om de schuldvraag zo eenzijdig op te lossen.

  6. Heb ik het nou mis of haalt de eerste reactant de boodschap en het voorbeeld door elkaar. Ik heb geen artikel gelezen waarin wordt gesteld dat de ‘samenleving een hel is’, maar een artikel waarin staat dat neo-liberale wetgevers zich niet aan de regels van het maken van wetten houden. Namelijk door eerst goed onderzoek te doen voordat ze wetten opstellen.

    Ook het misbruiken van een voorbeeld om de boodschap van een artikel onderuit te halen is een voorbeeld hiervan: door je op een ‘incident’ te richten leidt je de aandacht af van de boodschap van het verhaal.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *