In winkelgebieden geldt het recht van de sterkste

Met het uitvaardigen van een collectief winkelverbod kunnen winkeliers boeven en overlastgevers de toegang tot een winkelgebied ontzeggen. In Den Haag zijn er inmiddels zoveel regels om ‘misbaksels, engerds, viezeriken en boeven’ te verjagen dat niemand meer weet waar hij aan toe is. 

Het collectief winkelverbod werd in 2005 voor het eerst ingevoerd in de binnenstad van Den Haag. Op initiatief van het lokale bedrijfsleven dat bezorgd was over de veiligheid in de openbare ruimte en die de schade door criminaliteit zat was. Bovendien, vonden de ondernemers, deden politie en Openbaar Ministerie te weinig om winkeldiefstal te voorkomen.

Het protocol van een populair verbod

Het winkelverbod begon als een proef in de Grote Marktstraat en werd later uitgebreid naar de rest van de Haagse binnenstad. Hoewel je bij de term winkelverbod meteen aan winkels denkt, passen theaters, galerieën, hotels en restaurants het ook toe. Niet alleen in Den Haag, maar later ook in de rest van Nederland.

Om alles in goede banen te leiden, heeft de overheid een landelijk model Protocol Collectief Winkelverbod opgesteld. In dat protocol staat dat een winkeldief of overlastgever eerst een waarschuwing krijgt voor een jaar. Gaat die persoon in deze periode nogmaals in de fout, dan wordt hij of zij voor een periode van een of twee jaar de toegang ontzegd tot alle deelnemende winkels in het betreffende winkelgebied.

Komt iemand met een verbod toch de winkel binnen, dan is er sprake van lokaalvredebreuk, een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf staat van een jaar of een geldboete.

Samenhang tussen schoon en veilig

Vanwaar de populariteit van het collectief winkelverbod? Voor de sociologische achtergrond van gebiedsverboden moeten we teruggrijpen op de slogan ‘schoon, heel en veilig.’ Deze slogan komt voort uit de wijkaanpak van de jaren 1990, waarin met een mix van maatregelen werd geprobeerd om de kwaliteit van achterstandswijken in de grote steden te verbeteren. Het ging daarbij vaak om concrete zaken: renovatie van woningen en onderhoud van de buurt. Ook draaide het om het creëren van werkgelegenheid en het vergroten van sociale verbinding tussen burgers en politici en tussen burgers onderling.

Vanwege de toen stijgende criminaliteit kwam de slogan ook centraal te staan in het lokale veiligheidsbeleid van de grote gemeenten. Gedachte hierachter was en is dat ‘schoon’ en ‘heel’ een sterke samenhang hebben met de veiligheid in een buurt. Een slecht onderhouden wijk vol met zwerfvuil, leegstaande panden en graffiti leidt tot meer criminaliteit en overlast. Troep trekt troep aan.

Met vuil en schoon grenzen trekken

Het verschil tussen ‘vuil’ en ‘schoon’ heeft alles te maken met de manier waarop we ordening aanbrengen in ons leven. Onze hang naar zuiverheid en de behoefte om vuil te verwijderen, hangen namelijk samen met een dieper verlangen om onze omgeving af te bakenen.

In dat opzicht, zo schrijft de Britse antropologe Mary Douglas in haar boek Purity and Danger uit 1966, heeft het begrip ‘vuil’ zowel een instrumentele als een expressieve betekenis. De instrumentele betekenis ligt in het feit dat een collectieve angst en afkeer van vuil mensen bindt en respect voor sociale normen bewerkstellig. Tegelijk zijn uitspraken over wat ‘vuil’ en ‘schoon’ krachtige middelen om een grens te trekken tussen binnen en buiten, tussen wij en zij.

De betekenis van het begrippenpaar ‘vuil’ en ‘schoon’ voor de invulling van het veiligheidsvraagstuk en de toepassing van gebiedsverboden is aanzienlijk. We kunnen er de omgeving mee ordenen en categoriseren naar de normen van de samenleving waarin we leven.

Het opschonen en het opleggen van een bepaalde esthetische ervaring past zo binnen een bredere ontwikkeling waarin de controle van de openbare ruimte centraal staat. ‘Schoon’ staat hierin voor een omgeving zonder graffiti, ingeslagen ruiten, kapot straatmeubilair, open vuilniszakken en rondslingerend vuil als pizzadozen, bierblikjes en reclamefolders.

Verbannen van ‘sociaal vuil’

Maar ‘schoon’ betekent ook dat uit steeds meer gebieden personen worden verbannen, die worden gezien als ‘sociaal vuil’. Het liefst verwijderen we deze personen zo snel mogelijk omdat ze de orde verstoren die we hebben aangebracht. Denk daarbij aan tippelaars, hangjongeren, bedelaars, daklozen, verslaafden, verwarde personen, immigranten zonder papieren – en andere undesirables.

Hoewel de relatie tussen hygiëne en veiligheid zich niet in alle steden en landen op dezelfde manier manifesteert, zijn de gevolgen ervan in vormen van afscherming en uitsluiting wel wijdverbreid. In ons land wordt de laatste jaren sterker ingezet op het verbannen van personen uit delen van de stad. Het collectief winkelverbod is hiervan een illustratie.

Verbanning van dieven is een taak van winkeliers geworden

Het nieuwe aan dit verbod is dat de verbanning niet alleen geldt voor de onderneming waar deze is opgelegd, ondernemers hadden immers altijd al de mogelijkheid om een persoon de toegang tot hun winkel te ontzeggen, maar voor alle bij de maatregel aangesloten ondernemingen.

In het Nederlands komt de betekenis van de ‘ban’ tot uitdrukking in het woord ‘bandiet’, wat boef, slechterik of crimineel inhoudt. Bandiet betekent letterlijk ‘verbannen dief’. Het woord is ontleend aan het Italiaanse bandire en mettere al bando, wat beiden ‘verbannen’ betekent. De prins der dichters Joost van den Vondel gebruikte het woord ‘godsbandieten’, mensen die door God zijn verbannen, in zijn versie van de Psalmen, Harpzang uit 1657, wanneer hij schrijft: ‘Laet alle Godts bandijten razen, Al d'aerde te gelijck.’

De verbanning van dieven ligt thans niet meer in Gods handen, maar is ook steeds minder een verantwoordelijkheid van de overheid. Partijen als winkeliers nemen taken en verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid deels of zelfs in het geheel over van de overheid.

Er is een woud aan regels gekomen…

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid meent dat het collectief winkelverbod een middel is dat preventief werkt. Het zou tot minder overlast en winkeldiefstal leiden en bezoekers van een winkelgebied een veiliger gevoel geven.[1]

In de stad waar het allemaal begon, Den Haag, wordt het collectief winkelverbod echter sinds 2011 niet meer toegepast. De gemeente wil het project niet langer financieel ondersteunen en ook het animo van winkeliers is flink afgenomen.

In de plaats van één collectief verbod worden er door de winkeliers in de Haagse binnenstad allerlei verschillende winkelverboden opgelegd in de strijd tegen winkeldiefstal: individueel, keten- en meerdere en beperkte collectieve verboden. Dit gebeurt op eigen initiatief, waarbij het voor een overtreder volstrekt onduidelijk is welke winkel welk verbod oplegt. Het gevolg hiervan is een ongelijke behandeling van overtreders wat leidt tot rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid.

… en dan verandert de publieke ruimte in een jungle

Zonder regels verandert de publieke ruimte in een jungle waarin de overheid afwezig is en het recht van de sterkste geldt. Maar als winkeliers volledig verschillende winkelverboden opleggen, ontstaat er een woud aan regels en sancties waardoor het voor de overtreder volstrekt onduidelijk of er een en zo ja, welk winkelverbod wordt opgelegd.

In dat opzicht maakt het niet uit of je door de hond of de kat wordt gebeten. In sociologische termen: wat als ‘vuil’ wordt gezien, heeft geen leven.

Marc Schuilenburg doceert aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Dit artikel is een ingekorte versie van zijn bijdrage aan het binnenkort te verschijnen themanummer ‘Verbanning’ van het tijdschrift Justitiële verkenningen.

 

Noot:

[1] https://www.veiligondernemenbeginthier.nl/collectief-winkelverbod/.

Foto: D66 Utrecht (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4337 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Het artikel geeft geen goed beeld van de manier waarop het Collectief Winkelverbod (zoals dat is ontwikkeld door het CCV) wordt ingezet. Mensen die voor de eerste keer worden betrapt op winkeldiefstal krijgen alleen een waarschuwing. Daadwerkelijke verboden komen dus terecht bij echte overlastgevers. Dat kan betrekking hebben op diefstal, maar ook op agressie of andere vormen van ongewenst gedrag. Het is het goed recht van winkeliers om dit te doen. Zij proberen op een eerlijke manier hun brood te verdienen, hebben daarbij een belangrijke rol in de (lokale) samenleving en doen dat ook nog eens op privé terrein. Prima dat zij met het (modelprotocol) Collectief Winkelverbod (dat overigens in samenspraak met de Autoriteit Persoonsgegevens is ontwikkeld) een uniform instrument in handen hebben om o.a. plegers van strafbare feiten te weren. Wij zien op dit moment ook steeds meer ondernemersverenigingen met het instrument aan de slag gaan.
    Voor meer informatie of wanneer de wens bestaat om daadwerkelijk gebruik te gaan maken van het (gratis aangeboden) systeem zijn wij altijd bereikbaar. Overigens geldt dat laatste ook wanneer de schrijver van het stuk eens van gedachten wil wisselen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *