De opmars van Forum voor Democratie was groter dan menig commentator en academicus had verwacht. Betekent dit dan wij populismewetenschappers ernaast zitten met onze modellen? Zijn de bestaande verklaringen nog wel houdbaar? Is de FvD wellicht niet een rechts-populistische partij? Of moet we accepteren dat wetenschap niet voorspellend is en dat deze uitslag binnen acceptabele afwijkingen valt?
Eerlijk is eerlijk, het zal een combinatie van deze factoren zijn en tegelijkertijd hebben we nog niet genoeg data om alle vragen te beantwoorden.[1] Maar op basis van bestaande data[2], kunnen we wel al enige duiding geven.
Forum voor Democratie is rechts-populistisch
Ik baseer me hier op het IPSOS-onderzoek over waar FvD kiezers vandaan komen. Ook de data van het Nationaal Referendum Onderzoek van ongeveer een jaar geleden – toen FvD ook al stevig in de peilingen stond – geven hier inzicht in. Bovendien helpen de NRO-data bij de wat diepgravender verkenningen verderop.
Er zit enig verschil tussen de twee meetpunten, maar het beeld is vrij eenduidig: de FvD- stemmers komen vooral van de PVV vandaan, en daarna van VVD en CDA. Met de al FvD-stemmende kiezers zijn ze goed voor ongeveer 75 procent van de FvD-stemmen of meer.
Deze cijfers maken nog eens duidelijk dat PVV en FvD voor een flink deel uit hetzelfde vaatje tappen. Dat is niet verrassend, want zoals Matthijs Rooduijn al liet zien, presenteert FvD zich ook met een rechts-populistische ideologie. En zoals de figuur hieronder op basis van de NRO-data toont, hebben de PVV- en de FvD-kiezers ook nagenoeg dezelfde populistische en anti-allochtonenhoudingen.
Achterbannen FvD en PVV zijn niet exact hetzelfde
Tegelijkertijd moeten we voorzichtig zijn in het gelijkstellen van de achterbannen van deze partijen. FvD lijkt onder de populistische anti-migratiekiezers juist de relatief hogeropgeleiden aan te trekken. In Figuur 2 is te zien dat het aandeel hbo’ers en wo’ers twee keer zo groot is onder de FvD-stemmers.[3] En ook mbo-kiezers zijn beduidend meer aanwezig bij de FvD. De PVV daarentegen putte veel sterker uit de mensen met basisonderwijs of vmbo.
FvD’ers zijn losers of postmodernization
Gezien de overlap tussen de electoraten van PVV en FvD kunnen we gerust stellen dat de verklaringen voor de opkomst van rechts-populistische partijen ook gelden voor FvD. Tegelijkertijd vraagt het relatief hoge opleidingspeil van de FvD-stemmers[4] om additionele verklaringen. Zeker omdat kernverklaringen voor de opkomst van het rechts-populisme juist wijzen naar lager opgeleiden en de arbeidersklasse. Die groepen hebben de klappen van globalisering en modernisering opgevangen: ze plukten de minste vruchten van de verandering en hun banen stonden op de tocht. Daarmee waren juist zij vatbaar voor rechts-populistische nostalgie en schuldwijzingen naar migranten en politieke elite.
Echter, hogeropgeleiden – de wo’ers, hbo’ers en (hogere) mbo’ers in Figuur 2 – hebben nauwelijks materiële zekerheid verloren in de laatste decennia. Wel spelen de laatste jaren juist veel immateriële en culturele debatten in Nederland: aanpassingen aan Zwarte Piet, de toegenomen publieke ruimte voor transgendermensen, de succesvolle #MeToo-campagne, publieke discussie over foute grappen, en de aankomende klimaatregelingen. Daarin blijven de hogeropgeleiden niet meer buiten schot.
Nu dit soort postmateriële trends zich doorzetten in beleid, zijn de lasten niet meer af te kopen voor de hogeropgeleiden. Of ze vragen om aanpassingen in het gedrag van ook juist deze groepen, waarmee die voor het eerst echt de lasten voelen van de fase die na modernisering komt: postmodernisering. De entitlements – de aanspraken – waar men zo aan gewend is geweest, worden aangetast.
Hun eigen gedrag willen ze niet aanpassen
Deze verklaring sluit aan bij verschillende grote patronen, zoals Ronald Inglehart al in ‘Modernization and Postmodernization’ (1997) beschreef, maar ook bij observaties uit de gender- en populisme-literatuur.[5] En juist op het gebied van genderverhoudingen illustreren de NRO-data dat het zelf moeten inleveren in de immateriële debatten bijzonder voor FvD-stemmers speelt.
Onderdeel van modernisering is dat vrouwen de arbeidsmarkt betreden in plaats van louter het huishouden te bestieren. Het linkerdeel van Figuur 3 illustreert dit met de stelling: ‘de man moet het geld verdienen en de vrouw moet voor het huishouden en het gezin zorgen’. FvD-kiezers zijn het net zo oneens met deze stelling als de andere kiezers; de PVV'ers zijn traditioneler.[6]
Echter, zodra het gaat om zelf de nieuwe last dragen, verandert het plaatje. Rechts zien we de antwoorden voor de vraag of ‘mannen een groter deel van het huishoudelijk werk zouden behoren te doen dan nu het geval is’. Dan vinden zowel PVV- en FvD-stemmers significant minder sterk dat mannen – twee derde van het FvD-electoraat[7] - meer moeten doen.[8] Met vage principes is men het eens, maar niet als dit betekent dat ze hun eigen gedrag moeten aanpassen.
Meer hogeropgeleiden zullen rechts-populistisch gaan stemmen
De FvD-stemmer, meer dan de klassieke rechts-populistische kiezer, lijkt voornamelijk te reageren op de immateriële schade die hem raakt. Deze kiezer gaat in verzet nu niet alleen het zoet, maar ook het zuur van die grote maatschappelijke processen te proeven is.
Gezien de grote postmateriële debatten en veranderingen die plaatsvinden, moeten we erop rekenen dat ook meer hogeropgeleiden rechts-populistisch stemmen. Lang zijn ze buiten schot gebleven, maar naast de losers of modernization is er nu ook een rechts-populistische voedingsbodem aan losers of postmodernization.
Niels Spierings is universitair docent sociologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Noten
[1] Maar zie ook: http://stukroodvlees.nl/stuivertje-wisselen-neemt-fvd-de-electorale-plek-van-pvv-over/
[2] Ik maak hier gebruik van het NRO-survey wave drie, verzameld via LISS. Deze data zijn verzameld tussen 22 maart en 4 april 2018 en bevatten de vraag wat mensen zouden stemmen als er op dat moment Tweede Kamerverkiezingen waren (zie: https://kennisopenbaarbestuur.nl/media/255931/wiv-referendumonderzoek-2018.pdf). Deze zijn gekoppeld aan de 2017/2018 politics and values core module van LISS, verzameld tussen 4 december 2017 en 27 maart 2018 waarin gevraagd werd wat men in 2017 gestemd had bij de Tweede Kamerverkiezingen.
[3] En dit zijn dus niet de provinciale data, maar data van maart/april 2018. De FvD had de PVV toen niet al grotendeels leeggegeten. Met andere worden, de PVV-stemmers zijn hier niet de ‘overlevende PVV stemmers’.
[4] Het nieuwsitem met de IPSOS maakt geen melding van opleidingsverschillen. Gezien de toename in stemmen en van welke partijen ze komen, is het niet onwaarschijnlijk dat bij de Provinciale Statenverkiezingen het aandeel hoger opgeleide FvD-stemmers nog groter was.
[5] Zie onder andere: https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/0031322X.2015.1024466
https://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1080/09540253.2016.1274383
[6] Op een schaal van 0 t/m 4 zijn de gemiddelden voor FvD en ‘andere partijen’ 1.9, en ook na controle voor onderwijsniveau is er geen (statistisch of substantieel) significant verschil. PVV-stemmers scoren 0.47 conservatiever (P<0.001).
[7] 64% in de IPSOS berichtgeving; 67% in de NRO-data.
[8] Het verschil is 0,27 in een regressiemodel (p<0.01); na controle voor opleidingsniveau blijft het effect vrijwel identiek.