INTERVIEW Ernst Hirsch Ballin: ‘Ik weet wat mijn maatstaven waren, en ik heb geen reden ze te betreuren’

Jurist en voormalig minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin kijkt terug op research  en beleid over mensenrechten en migratie. Hij beschouwt het als een voorrecht dat hij van jongs af aan de betrekkelijkheid van de kunstmatige verschillen tussen mensen heeft leren inzien.

Hirsch Ballin neemt deze maand afscheid als hoogleraar Rechten van de Mens aan de Universiteit van Amsterdam. Geheel in stijl, zwaait hij af met een seminar bij het Asser Instituut voor Internationaal en Europees recht over migratie, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt. Als wetenschapper publiceerde hij veel over migratie, burgerrechten en mensenrechten, en als bewindsman droeg hij bij aan de vormgeving en uitvoering van zowel het Nederlandse als het Europese beleid. Steeds met de mensenrechten als ankerpunt.

U heeft zich zowel als academicus als minister beziggehouden met rechtsstaat en mensenrechten. Hoe heeft uw politieke verantwoordelijkheid voor het migratie- en asielbeleid de manier beïnvloed waarop u tegen deze kwesties aankijkt?

‘Diepgaand. Maar ook mijn achtergrond speelt een rol. Mijn vader kwam als vluchteling uit nazi-Duitsland naar Nederland, nadat hij in 1938-39 de winter in het concentratiekamp Buchenwald had overleefd. In die tijd waren er veel Nederlanders die zeiden: 'We kunnen niet te veel van 'deze mensen' opnemen.’

‘Mijn vader behoorde tot de weinige Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland die werden toegelaten. Door zijn ervaringen droeg ons gezin het gevoel met zich mee dat gevaar abrupt en onstuitbaar zich kan manifesteren. Ik realiseer me dat dit gevoel altijd op de achtergrond aanwezig was, in mijn jeugd in Amsterdam, maar zonder dat ik, jong als ik was, in staat was die angst volledig te doorgronden.’

‘In 1968, ik was toen zeventien, moesten we voor ons eindexamen op het Amsterdams Lyceum een werkstuk schrijven. Ik koos 'de geschiedenis van de mensenrechten' als onderwerp, en dat was niet toevallig.’

‘Mijn achtergrond heeft me ervan bewust gemaakt dat de criteria die mensen gebruiken om zich van de anderen te onderscheiden vaak racistische concepten zijn die geen enkele wetenschappelijke validatie hebben. Het recht moet de basis leggen voor wederzijds vertrouwen.’

‘In de achtenhalf jaar dat ik minister van Justitie was, leerde ik hoe belangrijk het is om processen rondom migratie op orde te hebben, en om niet verstrikt te raken in de vooroordelen rondom dit onderwerp. Daarom hebben staatssecretaris van Justitie Nebahat Albayrak en ik ons beleid destijds 'strikt maar humaan' genoemd.’

‘Ik heb ervaren hoe moeilijk het vaak is om de betrekkelijkheid van door mensen bedachte verschillen voor ogen te houden, en hoeveel moeite en overtuigingskracht het kost om deze boodschap over te brengen aan de velen die geen vergelijkbare ervaringen hebben. Hoewel mijn achtergrond het leven misschien niet gemakkelijker maakt, beschouw ik het als een voorrecht dat ik de betrekkelijkheid van de kunstmatige verschillen tussen mensen heb leren inzien.’

Hebt u, nu u ouder en wijzer bent, spijt van sommige zaken tijdens uw politieke carrière? Is er iets dat u als minister anders zou hebben gedaan?

‘Wat betreft de hoofdlijnen, heb ik geen reden tot spijt. Ik weet wat mijn maatstaven waren, en ik heb geen reden om ze nu te betreuren. Iets anders is dat ik wellicht meer druk had kunnen uitoefenen op mijn collega’s in de politiek om zich klip en klaar te distantiëren van de groeiende vijandigheid tegenover migratie en migranten.’

Wat ik ronduit jammer vind, is dat het gemeenschappelijk Europees asielstelsel nog steeds onvolledig is. Vooral omdat Europa dringend behoefte heeft aan supranationaal aanvaarde normen voor een vergelijkbare behandeling, tijdelijke huisvesting en integratie van vluchtelingen in de samenlevingen van de aangesloten lidstaten.’

Vorig jaar was er een grote coalitie van steun voor het overbrengen van meer dan vijfhonderd kinderen uit de overvolle Griekse vluchtelingenkampen. De Nederlandse regering weigerde dat en besloot in plaats daarvan financiële steun te sturen. Hoe ziet u de houding van de Nederlandse regering?

‘Er is in politiek van Nederland en andere Europese landen sluipenderwijs een gebrek aan duidelijkheid en een gebrek aan moed ontstaan om ons helder over onze politieke principes uit te spreken. Er is een wijdverbreide misvatting is dat je populistische partijen de wind uit de zeilen kunt nemen door niet duidelijk te ageren tegen hun ideeën, uit angst om kiezers kwijt te raken. Maar door te legitimeren wat populistische partijen roepen, speel je hen juist in de kaart.’

Onlangs besloot de Nederlandse staatssecretaris Ankie Broekers-Knol om minderjarige asielkinderen niet langer automatisch met hun ouders te herenigen. Goed besluit?

‘Dat besluit is intussen herzien, maar het stond ook onder diezelfde druk van rechts. Maatgevend hoort te zijn wat het Verdrag over de rechten van het kind zegt over de prioriteit van belangen van kinderen.’

Over gebrek aan empathie gesproken, voor onze ogen voltrok zich een drama op en rond het vliegveld van Kabul. Wat voelde u toen u de journaalbeelden zag van deze 21e eeuwse tragedie?

‘Ik kan het niet uit mijn gedachten zetten. Het was een onvoorstelbaar drama, het chaotische einde van de westerse militaire en ontwikkelingsaanwezigheid in Afghanistan en de hulpeloosheid van mensen die worstelden om op tijd weg te komen.’

‘Tijdens mijn laatste ambtstermijn als minister van Justitie bezocht ik de Nederlandse militaire en ontwikkelingsmissies in Uruzgan. Ik zag hoezeer mensen daar hun best deden, rekening houdend met de complexiteit van een in wezen tribale samenleving. We zien nu pas hoezeer westerse beleidsmakers de mogelijkheden verkeerd hebben ingeschat.’

Ook naar aanleiding van de gebeurtenissen in Afghanistan, was er de reactie 'vervelend voor de mensen aldaar, maar we moeten er wel voor zorgen dat ze niet naar Europa komen.' Waarom is er steeds minder medeleven en solidariteit voor mensen die oorlog en armoede proberen te ontvluchten?

‘Een belangrijke en tegelijkertijd moeilijke vraag om te beantwoorden. Ik moet hierbij denken aan wat Anne Frank ondergedoken in het Achterhuis in haar dagboek schreef: "Eens zullen wij toch weer mensen en niet alleen Joden zijn”.’ Ook in het migratiebeleid moeten we “onszelf in anderen” kunnen zien.’

EU-burgers kunnen over de hele wereld reizen, wonen en werken. Mensen uit het Zuiden kunnen dat niet. Is er sprake van een 'mondiale apartheid' als het gaat om vrij verkeer van personen?

‘Het is waar dat mensen met het ‘juiste paspoort’ ongehinderd vrijwel de wereld over kunnen; anderen daarentegen, niet in het bezit van dat gevierde document, worden uit veel landen geweerd. Het al dan niet vrije verkeer van mensen is een weerspiegeling van de enorme welvaartskloof tussen het globale noorden en zuiden.’

‘In mijn laatste ambtstermijn als minister van Justitie hebben we geprobeerd aan het concept circulaire migratie vorm te geven. Migratie gaat niet in één richting, zoals men vaak denkt. Dat zien we op het Afrikaanse continent. De grenzen verlopen er niet langs natuurlijke lijnen, zoals in Europa wel vaak het geval is, maar weerspiegelen het koloniale beleid van de toenmalige Europese mogendheden. In hun scramble for Africa hielden ze eind 19de eeuw geen rekening met het feit dat er in dat werelddeel geen grenzen bestonden voor hen die voedsel of werk zochten.’

‘Het concept van circulaire migratie sluit aan bij zulke Afrikaanse ervaringen: mensen moeten tijdelijk tussen landen heen en weer kunnen verhuizen. In recente publicaties pleitte ik voor meer juridische creativiteit om circulaire arbeidsmigratie mogelijk te maken. Naast reguliere verblijfsvergunningen zouden we nieuwe contractuele rechtsvormen kunnen overwegen. Hoe dan ook, ik denk dat innovatieve ideeën hard nodig zijn om het migratie- en vluchtelingenbeleid zowel nationaal als Europees beter, dus humaner en eerlijker, vorm te geven.’

Narin Idriz en Pascal Messer zijn beiden werkzaam bij het Asser Instituut, het aan de Universiteit van Amsterdam verbonden interuniversitaire onderzoeksinstituut voor internationaal en Europees recht.