Sociaal werk kan niet volstaan met schipperen alleen

Lex Veldboer waarschuwt dat politisering van het sociaal werk ten koste gaat van de balanceerkunst die voor de alledaagse praktijk nodig is. Zijn oproep tot professionele realpolitik gaat echter voorbij aan waar sociaal werk in essentie om draait. Sociaal werk is meer dan louter laveren en balanceren, maar dient ook op actieve wijze sociale rechtvaardigheid na te streven op het niveau van beleid én samenleving.

Met zijn pleidooi voor een balancerende en laverende sociaal werker wil Lex Veldboer het levendige debat in Nederland over politisering in het sociaal werk bijsturen. Hij vindt dat de sociaal werker - betaald door de staat en dienstbaar aan de burger - compromissen moet sluiten en niet moet uitgaan van de normatieve agenda. Balanceren en laveren staan haaks op politisering van het sociaal werk, als we Veldboer mogen geloven. Is dat werkelijk zo?

Veldboer schetst onjuist beeld

Het beeld dat Veldboer schetst, is dat politiserend sociaal werk vooral uitgaat van de eigen normatieve agenda en geen rekening houdt met het organisatorisch en sociaal kader waarbinnen het actief is. Hij schetst daarmee een onjuist beeld.

Ten eerste gaat politiserend sociaal werk niet uit van de eigen agenda, maar vormen noden van mensen en structurele misstanden in de samenleving zijn vertrekpunt. Zijn strategieën zijn erop gericht om de stem van cliënt, burger en bewoner een podium te geven, zoals bijvoorbeeld via theateropvoeringen, mediaberichten en collectieve acties, maar ook door dialoog en overleg met beleidsmakers (Staples, 2016).

Ten tweede heeft politiserend sociaal werk -in tegenstelling tot wat Veldboer zegt- juist wel, en zelfs veel, aandacht voor de context. Het erkent bijvoorbeeld dat de praktijk van politiserend sociaal werk wordt bepaald door een wisselwerking van maatschappelijke verwachtingen, structuur en legitimiteit van organisaties (Hasenfeld, 2000). Bovendien onderschrijft politiserend sociaal werk dat verschuivende opvattingen -in beleid en samenleving- een sterke invloed hebben op de professionele afwegingen en de ontwikkeling van een ‘brede’ kijk, met oog voor wat de cliënt kan en voor wat hij of zij belangrijk vindt in het leven.

Daar komt nog bij dat politiserend sociaal werk zich er terdege van bewust is dat de individuele sociaal werker – of zij wil of niet – deels gebonden is aan wat er boven haar hoofd gebeurt. De strategie van het sociaal werk wordt bepaald door de professionele speelruimte van de individuele sociaal werker. Zij dient een inschatting te maken over de vraag of haar organisatie in de smaak valt bij lokale beslissers, en/of beleidsmakers dialoog toelaten (Raeymaeckers & Cools, 2020). Dit wil concreet zeggen dat, indien er geen openheid is voor de politiserende praktijk, het sociaal werk deze openheid vaak op creatieve en actieve wijze dient te creëren.

Sociaal werk beschikt over breed palet aan strategieën

Binnen het kader van organisatorische en beleidsstructuren en van door de overheid vastgestelde regels en arrangementen kan het sociaal werk hierbij over een breder scala aan strategieën beschikken dan Veldboer suggereert. Uiteenlopend van passieve strategieën -gericht op het behouden van consensus- tot actieve strategieën -waarbij het handelen wordt gefocust op het bieden van weerstand en nastreven van verandering (Oliver, 1991; Raeymaeckers & Cools, 2020).

Eigen onderzoek toont aan dat deze twee typen strategieën in de praktijk niet los van elkaar staan. Sterker, de manier waarop sociaal werkers en hun organisaties politiserend aan de slag gaan, is vaak gelaagd. Onderzoek toont aan dat sociaal werkers eerst met de inzet van passieve strategieën het vertrouwen van beleidsmakers kunnen proberen te winnen om in een latere fase actiever in te zetten op sociale rechtvaardigheid (Raeymaeckers & Cools, 2020).

Sociaal werker moet meer dan ‘kritische vriend’ zijn

Ondanks onze kritiek op Veldboers betoog, vinden we niet dat zijn argumenten zonder meer in de wind geslagen moeten worden. Voor elk metier, maar vooral het sociaal werk -dat zich laat voorstaan op zijn normatieve karakter- is het heilzaam om bij tijd en wijle geconfronteerd te worden met kritiek op zijn uitgangspunten en doelstellingen. Veldboers pleidooi voor een ‘realistische’ beroepsopvatting, waarin de sociaal werker optreedt als een zeilende evenwichtskunstenaar, zien we dan ook als een noodzakelijke reality check.

We onderschrijven zijn argument dat de individuele sociaal werker in bepaalde contexten niet al te hoge verwachtingen mag wekken over wat zij vermag ten behoeve van het individuele en collectieve belang. Afhankelijk van de organisatie, de opdracht en functie kunnen sociaal werkers zich weliswaar een ‘kritische vriend’ betonen, maar hebben zij verder weinig mogelijkheden om beleid actief te beïnvloeden.

Maar wat voor de individuele sociaal werker geldt, is niet automatisch van toepassing op het sociaal werk als professie en voor organisaties en onderzoekers. Dat sociaal werk kan wel degelijk iets doen als ze wordt geconfronteerd met de kwalijke uitwassen van beleid. En van het sociaal werk als professie mag de samenleving verwachten dat het ook actief bijdraagt aan de signalering en oplossing van complexe maatschappelijk problemen.

Om die verwachtingen in te kunnen lossen, moet het sociaal werk kritisch kijken naar beleidskeuzes, en soms de confrontatie aangaan met beleid, organisaties en structuren die een fundamentele oplossing van sociale vraagstukken in de weg staan.

Peter Raeymaeckers is hoofddocent Sociologie en sociaal werk aan de Universiteit van Antwerpen, Jeroen Gradener en Sjoukje Botman zijn beiden hoofddocent Social Work aan de Hogeschool van Amsterdam.

 

Foto: Pabak Sarkar (Flickr Creative Commons)