Genoopt door voortdurende bezuinigingen door het Rijk op reïntegratiebudgetten maken gemeenten in hun bijstandsbestand een knip. Bij aanvraag van een uitkering volgt een indeling in kansarm danwel kansrijk. Gemeenten bieden de laatste groep ondersteuning naar werk met trajecten, maar voor mensen met lange afstand tot de arbeidsmarkt is die begeleiding naar werk er niet, zo blijkt uit ons onderzoek.
Ongeveer de helft van alle bijstandsontvangers in de door ons onderzochte vijf grote gemeenten behoort tot die groep. Het gaat om mensen die wat ouder zijn, laag opgeleid, taalproblemen hebben, schulden en veel fysieke en psychische klachten. Als je niet in de bijstand komt omdat je ziek bent, dan word je het wel omdat je er jarenlang in zit.
Meedoen is het doel
Voor de groep kansarmen is werk als doel feitelijk losgelaten, de sollicitatieplicht wordt niet gehandhaafd. Gemeenten laten deze groep niet vallen. Met slogans als ‘meedoen werkt’ of ‘iedereen in beweging’ is het besef doorgedrongen dat ze deze mensen niet aan hun lot kunnen overlaten. Voor hen is nu maatschappelijke participatie het doel, zoals vrijwilligerswerk, omdat dat goed is voor henzelf én voor de stad.
In Rotterdam heeft de Taskforce Tegenprestatie 12.000 van de 21.000 mensen in deze groep in beweging gekregen, via vrijwilligerswerk (4000), mantelzorg (1400) of taaltraining (1200). In Amsterdam trekken klantmanagers er op uit om bijstandsgerechtigden van de bank te krijgen, onder de naam Vitamine A, de A van aandacht. En Utrecht besteedt ruim 4 miljoen euro aan het creëren van sociale prestatieplekken, zoals het in die stad heet.
De bijstand als leverancier van basisbegeleiding
Maar bieden gemeenten daarmee wel genoeg? Het contact is kort, maar zelden krachtig. In de meeste steden is een werklast van één professional op 350 cliënten heel gewoon. Tijd om echte aandacht te geven is er daardoor niet. De hulp beperkt zich tot bemiddeling naar een activiteit, en dat is het. Terwijl deze mensen meer hulp nodig hebben.
Mensen in de bijstand zijn vaak heel blij met persoonlijk contact. Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt ook dat aandacht, een motiverend gesprek, langdurige en doelgerichte trajecten en intensieve begeleiding naar en tijdens (vrijwilligers)werk de meest kansrijke vorm van activering is. Ook blijkt dat gebruik van enige druk - 'U gaat straks aan de slag' - heel nuttig kan zijn.
De bijstand zou daarom niet louter gezien moeten worden als een inkomensvoorziening, maar als leverancier van basisbegeleiding. Niet vrijblijvend, niet voor de overheid noch voor de burger. Voor de groep kansarmen zou het helpen als klantmanagers – laten we ze sociale professionals noemen – meer te bieden hebben dan reïntegratie in vrijwilligerswerk. Denk aan: scholing (kan weer op de agenda), kinderopvang, respijtzorg voor mantelzorgers, trajecten voor persoonlijke ontwikkeling en schuldsanering. Nu staan ze te vaak met bijna lege handen.
Basisbanen in plaats van basisbijstand
Het zou helpen als die basisbegeleiding samengaat met een baan. De meeste mensen willen geen vrijwilligerswerk maar echt werk, met een echt salaris. Dat geeft de meeste erkenning. Wordt het geen tijd om te erkennen dat werkgevers deze mensen niet zo maar meer aannemen?
In Duitsland wordt daarom ingezet op de tweede arbeidsmarkt: additioneel werk speciaal voor mensen met complexe problemen. De zogenoemde 1-euro-jobs zijn daar een voorbeeld van. Je krijgt dan 1 á 2 euro voor elk gewerkt uur bovenop je uitkering. De banen lijken verdacht veel op ons vrijwilligerswerk, maar dan met iets dat op een salaris lijkt.
Zweden richt zich meer op zogenoemde basisbanen. Werk maar met begeleiding, ook op het werk zelf, plus opleiding. Sowieso is in Scandinavië het uitgangspunt dat de problemen van mensen tegelijkertijd moeten worden aangepakt met het hebben van werk. Dus niet: eerst schuldhulpverlening of taalles of therapie en dan pas – na jaren – aan het werk. Nee, het kan het beste tegelijkertijd. Werkgevers mogen daaraan gerust meer bijdragen.
Basisbanen van onderop
Het mooiste zou zijn als deze basisbanen niet van bovenaf (door de overheid) worden gecreëerd, maar van onderop. Met inspanningen van gemeenten zijn in wijken de afgelopen jaren veel nieuwe activiteiten verzonnen waar blijkbaar nood aan was, van boodschappendiensten tot klussenprojecten. Waarom kan dat werk niet worden omgezet in een betaalde baan? Een uitkering wordt dan salaris. Maar laat burgers meebeslissen welke banen een gemeente zou moeten scheppen. Een gedemocratiseerde basisbaan!
Gezien de context van de fors gekorte rijksmiddelen voor reïntegratie is het prijzenswaardig dat er weer gemeentelijke aandacht is voor een grote groep als kansarm betitelde bijstandsontvangers. Maar deze zachte hand is te vaak een slap handje. Voor uitzonderlijke gevallen is vrijstelling van verplichtingen nodig - en een selectief ‘basisinkomen’ – maar de meeste mensen zullen baat hebben bij minder vrijblijvende en intensieve basisbegeleiding naar enige vorm van sociale deelname. Het liefst een basisbaan. Daarvoor is hulp van het Rijk nodig.
Monique Kremer is hoogleraar Actief Burgerschap, Jelle van der Meer journalist en Marcel Ham hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. Zij deden met Vasco Lub in opdracht van de gemeente Amsterdam onderzoek naar de behandeling van gemeenten van mensen die langdurig in de bijstand zitten. Het volledige onderzoeksverslag is hier te lezen.
Dit artikel verscheen in een iets andere vorm eerder in Trouw.