Het recht van de overheid om de plegers van misdaden te straffen kan worden beschouwd als het meest barbaarse recht van allemaal. Immers, straffen betekent in de kern intentioneel leed toevoegen oftewel bewust schade berokkenen aan de dader. Iemand leed aandoen of schaden wordt normaliter in een samenleving afgekeurd. Sterker nog: ‘Gij zult een ander niet schaden’ is dé morele basisregel binnen iedere samenleving die wil blijven voortbestaan. Ik heb dan ook nooit kunnen begrijpen dat degene die deze regel overtreedt, een reactie te wachten staat die eveneens een schending van deze regel inhoudt. Alsof min plus min plus is.
Toch lijkt het straffen van daders heel logisch, rechtvaardig en noodzakelijk. Vanuit de politiek, de media en de samenleving is zelfs al geruime tijd de roep hoorbaar om meer en zwaardere straffen – denk aan de wetsvoorstellen betreffende verhoging van het strafmaximum op doodslag van vijftien naar vijfentwintig jaar respectievelijk uitbreiding van het taakstrafverbod bij geweld tegen hulpverleners.
Straffen omdat de dader het verdient
Voor het straffen van daders worden doorgaans twee legitimaties gegeven: vergelding en preventie. Vergeldingstheorieën houden in: omdat iemand een strafbaar feit heeft begaan, verdient hij straf – punt. Vergeldingsdenkers menen dat de gerechtigheid dat eist. Als ik hen vraag waarom, krijg ik meestal als antwoord dat de dader nu eenmaal straf verdient, dat dat zo hoort. We belanden dan in een onbevredigende cirkelredenering.
Vergeldingsdenkers menen ook dat met straf het verstoorde evenwicht wordt hersteld. In feite wordt met vergelding van kwaad met kwaad helemaal niets hersteld. Hoogstens ontstaat er een nieuwe machtsbalans, maar dan wel op een lager niveau: het slachtoffer is geschaad en nu ook de dader, ze staan als het ware quitte, maar het oorspronkelijke evenwicht is daarmee niet hersteld.
En dan is er nog het straffen om eigenrichting te voorkomen: de overheid moet reageren, want anders doen de burgers het zelf en dan loopt de boel uit de hand. Hierbij gaat men ervan uit dat mensen wraakzuchtig zijn én hun wraakzucht botvieren. Wraakzucht is menselijk, maar uit onderzoek blijkt dat mensen vaker niet dan wel wraak nemen. Impliciet houdt straf ter voorkoming van eigenrichting in dat de botviering van wraakzucht in gematigde vorm door de overheid wel moreel door de beugel kan. Proportionele wraak door de overheid die straf of vergelding heet, is echter nog steeds wraakneming, lees: intentionele leedtoevoeging en daarmee in mijn visie onethisch.
Straffen om nieuwe misdaad te voorkomen
De preventietheorieën gaan ervan uit dat als iemand een misdaad heeft gepleegd, hij gestraft moet worden, opdat nieuwe criminaliteit wordt voorkomen. Anders dan vergeldingsdenkers kijken preventiedenkers vooral naar de toekomst. Zij stellen dat straf een noodzakelijk kwaad is ter bescherming van de samenleving, omdat straf een afschrikwekkende werking heeft – voor de desbetreffende dader en voor potentiële daders. Uit onderzoek blijkt echter dat de afschrikwekkende werking van straf schromelijk wordt overschat. Tal van misdaden worden namelijk niet gepleegd uit een rationele kosten-batenanalyse, maar onder invloed van emoties, korte lontjes, stoornissen en verslavingen. Bovendien blijken de pakkans en de snelheid waarmee wordt gestraft belangrijker dan de strafhoogte.
Preventiedenkers besteden daarnaast aandacht aan beveiliging van de samenleving middels opsluiting en resocialisatie. Soms kan opsluiting inderdaad nodig zijn om de samenleving te beschermen, maar dat zou ook kunnen met een beveiligingsmaatregel zoals tbs – die tevens behandeling van de dader inhoudt. Ook resocialisatie kan nodig zijn om te voorkomen dat iemand opnieuw de fout ingaat, maar resocialisatie (iemand helpen) en straf (iemand schaden) gaan lastig samen. Slim straffen, de oplegging van straffen die recidive werkelijk weten te voorkomen, blijkt iets anders dan streng straffen. Zo gaan daders die een taakstraf of thuisdetentie opgelegd krijgen, vijftig procent minder in de oude fout dan daders die de cel in moeten.
Er kunnen kortom nogal wat kanttekeningen worden geplaatst bij de legitimaties van straffen. Maar is er dan een goed alternatief voor misdaad en straf?
Geen straf maar herstel
Vanuit humaan en effectief oogpunt ben ik voorstander van herstelrecht – een theorie over rechtdoen die stelt dat na misdaad geen straf dient te volgen maar wedergoedmaking, het liefst vrijwillig, zo nodig onder dwang. Bij vrijwillig herstel kan worden gedacht aan de toepassing van slachtoffer-dader-mediation en de herstelconferentie waaraan ook de gemeenschap deelneemt. Partijen gaan dan op vrijwillige basis met elkaar in gesprek over wat er is gebeurd en hoe het conflict duurzaam kan worden opgelost. De behoeften van het slachtoffer staan daarbij centraal, want het is primair het slachtoffer – en niet de staat – die door een misdaad wordt geschaad. Vaak wordt gedacht dat wraakneming op nummer één staat bij slachtoffers; in praktijk blijkt dit echter voorkoming van nieuwe slachtoffers te zijn. De beste manier daartoe: de dader confronteren met het verhaal van het slachtoffer door het slachtoffer zelf.
Slachtoffers hebben vaak ook behoefte aan genoegdoening, maar die kan ook bestaan uit excuses, schadevergoeding of herstelwerkzaamheden. Herstelrecht gaat in feite uit van omgekeerde vergelding: de dader verdient het niet om geschaad te worden, maar het slachtoffer verdient het dat de dader de door hem aangerichte schade herstelt.
Beter dan een tijdje in de cel zitten
Herstelrecht is allesbehalve soft, juist omdat de dader actief verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn misdaad en hij actief werk dient te maken van herstel van schade. Dat is toch echt iets anders én beters dan een tijdje in de cel zitten. Voor opsluiting is vanuit het herstelrecht enkel ruimte, als zij nodig is ter bescherming van de samenleving.
De taakstraf sluit daarentegen veel beter aan bij het herstelrecht, zeker wanneer de herstelwerkzaamheden die de dader moet verrichten een link hebben met de misdaad, het slachtoffer of de betrokken gemeenschap. Daar raken straf en herstel elkaar.
Ideaal: zoveel mogelijk herstel en straf als laatste redmiddel
Hoewel ik groot voorstander ben van herstelrecht, ben ik realistisch genoeg om te onderkennen dat er altijd strafrecht zal blijven bestaan. We leven nu eenmaal in een gebroken wereld met moreel tekortschietende mensen van wie bovendien een deel hardnekkig blijft geloven in de effectiviteit van streng straffen. Daarom is mijn ideaal de implementatie van zoveel mogelijk herstelinterventies, herstelgerichte procedures en herstelgerichte sancties in aanvulling op en – liefst – ter vervanging van het strafrecht.
Jacques Claessen is bijzonder hoogleraar herstelrecht en universitair hoofddocent strafrecht aan de Universiteit Maastricht.
Foto: @felipepelaquim via Unsplash