De overheid komt steeds vaker achter de voordeur van mensen. Dat is niet vanzelfsprekend. In het verleden rustte er zelfs een taboe op wat toen ‘huisbezoek’ heette. Dat veranderde eind negentiende eeuw toen pioniers als Johanna ter Meulen en Louise Went binnen het woningmaatschappelijk werk bij mensen thuiskwamen en hen met allerlei problemen gingen helpen. In de jaren vijftig werd het huisbezoek zelfs een onmisbaar onderdeel van de onmaatschappelijkheidsbestrijding.
Pleidooien voor bemoeizorg
Dat veranderde in de jaren zestig; het huisbezoek paste niet bij de vrijgevochten moraal en de nadruk op emancipatie toen. Huisbezoeken werden bekritiseerd en weggezet als paternalistisch en betuttelend, onder meer door Marie Kamphuis. Sociaal werkers trokken zich deze kritiek aan en stelden zich vooral in de jaren zeventig steeds terughoudender op. Burgers moesten met hun problemen maar naar hen toe komen in plaats van andersom.
De Eropaf!-beweging wilde dat de hulpverlener mensen actief ging opzoeken om problemen voor te zijn
In het daaropvolgende decennium maakte de marktwerking haar opkomst in de publieke sector en kwam de vraag van cliënten centraal te staan. Pas als de cliënt erom vroeg, zou de professional op huisbezoek komen. Maar waar iemand de eigen problemen niet ziet, ontstaat vraag noch hulp. Daardoor liepen problemen uit de hand, vonden we begin jaren negentig. Er kwamen pleidooien voor bemoeizorg en modern paternalisme. De Eropaf!-beweging wilde dat de hulpverlener mensen actief ging opzoeken om problemen voor te zijn.
Beloften van nabijheid
Bij ‘achter de voordeur’ gaat de gedachte van de meeste mensen vooral uit naar de gelijknamige aanpak die zich toespitst op mensen met meervoudige problematiek, zoals multiprobleemgezinnen, wanbetalers bij wie huisuitzetting dreigt, of zorgmijders. Deze aanpak is halverwege de jaren 2000 ontwikkeld. In die periode creëerde minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie ruimte voor gemeenten om te experimenteren met ‘innovatieve en onorthodoxe aanpakken’.
Analyse van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting stelde aan de hand van deze experimenten vast dat het professionals veel tijd, energie en doorzettingsvermogen kostte om bij cliënten achter de voordeur te komen. Maar ook dat professionals achter de voordeur een completer beeld kregen van iemands situatie, een dieper inzicht in samenhang, mogelijkheden en grenzen van hulpverlenende instanties, en meer mogelijkheden om preventief te werken. Achter de voordeur komen, droeg bij aan overzicht, inzicht en toezicht van professionals; de drie beloften van nabijheid die in 2015 centraal kwamen te staan in gedecentraliseerd beleid.
Een breedgedragen argument is dat ingrijpen achter de voordeur zorgt voor gelijke kansen
Met de terugkeer van wat ook wel ‘bemoeizorg’ wordt genoemd, maakte de disciplineringskritiek weer haar opwachting. In 2011 verscheen er een kritisch rapport van de Rotterdamse ombudsman over het optreden van interventieteams die mensen achter hun eigen voordeur ‘overrompelden’ en ‘intimideerden’. Desondanks zijn er sinds de decentralisaties in veel verschillende gemeenten sociale wijkteams actief die hun cliënten vrijwel alleen nog thuis bezoeken.
Argumenten vóór
Als je de argumenten waarom een aanpak tot achter de voordeur zou moeten reiken kort op een rijtje zet, dan kom je tot de volgende opsomming.
Een breedgedragen argument is dat ingrijpen achter de voordeur zorgt voor gelijke kansen. Het gezin waarin kinderen opgroeien, is sterk bepalend voor hun kansen in het onderwijs en hun latere kansen op de arbeidsmarkt. Vanuit die gedachte probeert de overheid belemmeringen voor de ontwikkeling van kinderen weg te nemen en te zorgen voor meer kansengelijkheid.
Daarnaast is ingrijpen achter de voordeur een middel om ordening aan te brengen in het publieke leven. Overlast, onveiligheid en verloedering beginnen vaak achter de voordeur, maar vinden hun weg naar het publieke domein. Door achter de voordeur de opvoeding van kinderen en het gedrag van volwassenen bij te sturen, is dit te voorkomen.
Hulpverlening, handhaving en activeringMeer gelijkheid, meer vertrouwen en efficiëntie en preventie in het sociaal werk: klinkt goed, maar met welk doel? Ik onderscheid er drie: hulpverlening, handhaving en activering.
|
Achter de voordeur komen, verbetert de kwaliteit van de dienstverlening. Omdat het persoonlijker is dan een afspraak op kantoor en vanuit de verwachting dat persoonlijker contact tot meer wederzijds vertrouwen leidt en daardoor tot betere dienstverlening. Een cliënt die de sociaal werker vertrouwt, is eerlijker over de problemen en dat helpt om passende hulp te bieden.
Dienstverlening achter de voordeur is efficiënter. Als iemand een betalingsachterstand heeft, dan is het handig dat achter de voordeur de aanmaningen binnen handbereik liggen. Wanneer een cliënt terloops laat vallen problemen te ervaren met de opvoeding, dan kan de sociaal werker direct observeren hoe de interactie tussen ouder en kind is en daarvoor tips geven.
Ten slotte is er de preventieve werking. Sociaal werkers die dingen zien die mogelijk tot problemen kunnen leiden, kunnen daar in een vroeg stadium op inspelen en erger voorkomen.
Privédomein
In het debat over de vraag of sociaal werkers wel of misschien zelfs wel meer achter iemands voordeur zouden moeten komen, met welk doel (zie kader) dan ook, is het van uiterst belang dat we ons blijven realiseren dat iemands huis een privédomein is. En dat sociaal werkers met specifieke bedoelingen achter de voordeur komen. Zeker als ze met meerdere doelen achter de voordeur komen – hulpverlening gecombineerd met handhaving of activering – kan dat schuren.
We moeten te allen tijde waakzaam zijn voor de risico’s van werken achter de voordeur
Vanuit de sociaal werker bezien, heeft achter de voordeur werken nog een andere kant waarover het debat niet vaak gaat. Achter de voordeur werken, verschaft sociaal werkers weliswaar de vrijheid om naar eigen inzicht te handelen zonder dat iemand op hun vingers kijkt, maar ontneemt hun de mogelijkheid om te overleggen met collega’s en zicht te krijgen op de werkwijzen van anderen.
Sociaal werk achter de voordeur heeft de wind in de rug, omdat het goed past in het huidige beleidsideaal van nabije dienstverlening. Maar we moeten te allen tijde waakzaam zijn voor de risico’s ervan. Wet- en regelgeving, maar ook toezicht en klachtenregelingen kunnen die risico’s indammen.
Thomas Kampen is socioloog en is als universitair docent verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek. Dit artikel is een door journalist Jan van Dam ingekorte versie van een hoofdstuk uit het Lexicon Nabijheid en Sociaal Werk, een uitgave van Movisie, Werkplaatsen Sociaal Domein, in het bijzonder de Werkplaats Sociaal Domein Amsterdam en Omgeving.
Foto: René Gademann (Flickr Creative Commons)