Hersenonderzoek helpt gedragsproblemen beter behandelen

Hersenonderzoek heeft een grote waarde voor de behandeling van sociale en gedragsproblemen, weet Hanna Swaab, hoogleraar klinische neuropedagogiek. Eerste deel van een korte serie interviews over hoe we met hersenonderzoek socialer kunnen worden.

‘Een casus waar ik graag over vertel, is een veertienjarige jongen die op de praktijkschool zit en daar veel problemen had. Hij spijbelde, zocht ruzie, liet zich niet aansturen. Men wist zich geen raad met hem. Wij hebben hem toen een aantal testen op de computer laten maken om zo een beeld te krijgen van zijn hersenfuncties. Daaruit bleek dat de jongen weinig begreep van wat wij sociale informatie noemen. Denk bijvoorbeeld aan de betekenis van een gezichtsuitdrukking. En dat hij ook weinig begreep van oorzaak en gevolg. De jongen bleef daarom min of meer preventief weg uit lessen waarvan hij dacht “dat gaat hem niet worden”. Door ons onderzoek kwamen we er achter dat die jongen gewoon niet in staat was om normale communicatie te snappen. Dat is dus iets anders dan een gedragstoornis en het is een inzicht waar een leraar mee aan de slag kan. Die jongen zit nu gelukkig nog steeds op school.’

Het voorbeeld laat volgens Hanna Swaab, hoogleraar klinische neuropedagogiek aan de universiteit van Leiden, glashelder de meerwaarde van hersenfunctieonderzoek voor de aanpak van problemen op het gebied van sociaal functioneren zien. Dankzij de almaar toenemende mogelijkheden en kwaliteit van hersenfunctieonderzoek zijn onderzoekers en professionals in staat om veel preciezere analyses van gedragsproblemen te maken en zo bijvoorbeeld betere behandelplannen op te stellen.

Swaab: ‘Een klassiek voorbeeld is de veranderde visie op autisme. Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd gedacht dat autisme het gevolg was van de gebrekkige kwaliteit van de relatie tussen moeder en kind. Nu ziet iedereen autisme als een biologische stoornis die door een defectueuze perceptie van sociale interactie veroorzaakt wordt.’

Hersenonderzoek heeft de biologische dimensie in de aanpak van sociale problemen geïntroduceerd?

‘Jazeker. Maar met de belangrijke kanttekening dat biologie geen statisch gegeven is. De omgeving speelt een grote rol, zowel pre-nataal als tijdens het opgroeien. De winst is wel dat we nu veel meer oog hebben voor disfuncties in de hersenen.’

Wat betekent dat voor de behandeling van mensen met problemen?

‘Stel dat iemand moeite heeft om zijn gedrag af te stemmen op de omgeving, bijvoorbeeld agressief is, en je denkt dat diens omgeving de bepalende factor is. Dan ga je er ook van uit dat een omgevingsinterventie dat gedrag kan bijsturen. Wanneer je echter het biologische aspect kunt meewegen, dan ben je je meer bewust van de mogelijkheden en beperkingen die een dergelijke behandeling heeft.’

Zijn uw ideeën al doorgedrongen tot de reguliere hulpverlening?

‘Dat gaat met stapjes. We doen nu bijvoorbeeld in Amsterdam onderzoek naar kinderen die in een risico-omgeving opgroeien. Onze bijdrage is dat we kijken naar de mogelijkheden van het kind op het gebied van sociale leerbaarheid. Kan het kind op een goede wijze relaties aangaan? We laten de kinderen op de computer taakjes doen, we kijken naar de reactietijd, we kijken naar de beslisprocessen, naar de beloningsgevoeligheid en de scores duiden we met onze inzichten uit de neurocognitie. Dus ons werk krijgt een steeds grotere rol. Tegelijkertijd zie je binnen de GGZ, binnen de zorg, sterke, mede door bezuinigingen gevoede, twijfel over de vraag of het extra instrumentarium dat wij te bieden hebben wel altijd nodig is om effectief te behandelen. Is meer uitgebreide diagnostiek noodzakelijk?’

U vindt van wel.

‘Als je tien kinderen met ADHD op een rij zet, dan zijn dat er tien die een heel verschillende aanpak nodig kunnen hebben. Neurocognitief onderzoek helpt om het individuele profiel per kind in beeld te brengen. Dat is niet alleen goed voor dat kind, het is ook kostenefficiënter, wat je in het begin in de diagnostiek investeert, win je later dubbel terug in de behandeling. De neurocognitie is al veel meer dan een belofte.’

Ligt de winst alleen op het gebied van diagnostiek of mogen we ook verwachten dat we op basis van neuropsychologische inzichten in de hersenen zelf gaan ingrijpen om iemand van bepaalde sociale problematiek af te helpen?

‘Er wordt baanbrekend onderzoek gedaan om het brein en de werking ervan beter in kaart te brengen, maar de directe link tussen het functioneren van de hersenen en een bepaalde vorm van gedrag is vaak nog erg ingewikkeld. Onderzoek naar hersenfuncties kan ons helpen om de aanpak van problematiek, bijvoorbeeld met medicatie, therapie of training, steeds af te stemmen op het individu. Maar we moeten er niet vanuit gaan dat door ons groeiend inzicht in de hersenen menselijk gedrag uiteindelijk maakbaar wordt, wel dat we gedrag beter kunnen begrijpen en begeleiden.’

Interview: Piet-Hein Peeters is freelance journalist.