De Nederlandse socioloog Ruud Koopmans – hoogleraar aan de Humboldt Universiteit in Berlijn – heeft een indringende studie geschreven, die onder de titel Het vervallen huis van de islam recentelijk verscheen bij Prometheus, Amsterdam. Van Koopmans onderzoeken wordt wereldwijd kennis genomen. Hij behoort tot de meest geciteerde wetenschappers.
Zijn gedachtegoed wordt bejubeld en opent ogen. Het wordt echter ook vervloekt omdat het moslimhaat zou voeden. Zijn werk is opmerkelijk deugdelijk onderbouwd en juist daardoor ook confronterend. Het kan zodoende in ieder geval niet worden genegeerd. Toch lijkt mij een zekere behoedzaamheid gewenst. Dat zorgt tevens voor wat meer optimisme dan Koopmans kan opbrengen voor islamitische samenlevingen.
De crisis zou ‘vooral religieuze oorzaken’ hebben
Met een overrompelende hoeveelheid gegevens verwoordt Koopmans zijn bevindingen die uitmonden in deze conclusie. ‘De hoofdoorzaken van de crisis van de islamitische wereld liggen niet buiten de islam, bij de joden, het westers kolonialisme, of islamofobische populisten, maar midden in de islamitische gemeenschap zelf, in de vorm van een wijdverbreide rigide en intolerante geloofsopvatting die gepaard gaat met haat en geweld tegen andersdenkenden.’ (p. 232)
Dit islamitische fundamentalisme zou de gesel zijn die honderden miljoenen moslims terroriseert en zorgt voor achterstand in allerhande opzichten: economische ontwikkeling, democratie, mensenrechten, (vrouwen)emancipatie, vrijheid van meningsuiting, (wetenschappelijk) onderwijs, religieuze tolerantie, integratie en wat dies meer zij. Kortom, de islamitische wereld kent een crisis van ongeëvenaarde intensiteit en omvang.
De fundamentalistische interpretatie van de islam lijkt de grote constante te zijn van de beschreven ellende in de vele islamitische landen en islamitische gemeenschappen in westerse landen. Welk deelaspect Koopmans ook beetpakt, de crisis waar de islamitische wereld de afgelopen vijftig jaar in terecht is gekomen heeft zijns inziens ‘vooral religieuze oorzaken’ (p. 51).
Ideologieën zijn niet primaire oorzaak van agressie
Koopmans’ feitelijke onderzoeksgegevens onderbouwen ongetwijfeld de miserabele stand van zaken in menig islamitisch land. Dat ‘religieuze oorzaken’ hiervoor verantwoordelijk zijn, is echter op voorhand al het bevragen waard. Ideologieën – religieus of seculier van aard – kunnen niet de primaire oorzaak van agressieve uitspattingen in menselijk samenleven vormen.
Wat dergelijke ideologieën – zoals het katholicisme, intioïsme, maoïsme en andere variaties van het marxisme - ongetwijfeld altijd en overal wél deden is onderlinge verhoudingen legitimeren, zowel van naastenliefde als marteling en doodslag. Dat is Koopmans natuurlijk ook wel bekend, en hij onthoudt zich dan ook met recht van onderzoek naar ‘de ware islam’ – dat moeten theologen maar doen (zie p. 41-7). Desalniettemin schuift Koopmans het islamitische fundamentalisme steeds weer als ‘oorzaak’ naar voren.
Macht ontlenen despoten niet aan islam, maar aan geweldsmiddelen
Het zijn in de eerste plaats mensen die elkaar uitbuiten, die bedroevende achterstand en dagelijkse rampspoed veroorzaken. In de islamitische wereld is dat evenzeer het geval, waar een goed georganiseerde ‘religieuze’ groep de eigen machtsposities legitimeert met fundamentalistisch gedachtegoed. Voor die legitimering wordt islamitische erfgoed gebruikt. Die macht ontleent die groep despoten echter niet aan de islam, maar aan geweldsmiddelen, waarvan een arsenaal aan ‘wapen- en oorlogstuig’ wel het belangrijkste is.
Niet voor niets was westerse kennis langdurig verboden terrein in islamitische landen, terwijl ‘onderwijs in militaire strategie en technologie’ uit het westen wél werd geïntroduceerd. Een radicale interpretatie van het islamitische gedachtegoed, het evenzo radicaal inperken van de vrijheid van meningsuiting en vergaderen, het aansturen op complottheorieën (bijvoorbeeld over joden), het verbod op werelds onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn ondersteunende machtsmiddelen waar effectief gebruik van wordt gemaakt. Inderdaad, in de praktijk van alledag geschiedt dit alles uit naam van Allah en zijn profeet, maar zij zijn er niet de oorzaak van.
Dreigende vernederingen zorgen voor agressie en geweld
Het islamitische gedachtegoed laat ongetwijfeld ruimte voor onverdraagzame, onderdrukkende en gewelddadige interpretaties. Daartoe zijn groepen met veel (gewapende) macht nodig. Die macht moet bedreigd worden, wil er zo’n pijnlijke toename van onverdraagzaamheid, onderdrukking en geweld plaatsvinden als van de islamitische wereld moet worden geconstateerd. Traditionele (religieuze) machtsgroepen en traditionele verhoudingen staan in toenemende mate heftig onder druk – met name de verhoudingen tussen mannen en vrouwen en die tussen oudere en jongere generaties.
Die bedreiging voor verlies van traditionele macht en bijkomende gemakken, van aanzien en koesterende geborgenheid, is de afgelopen decennia ongekend gegroeid. De dreigende vernederingen zorgen voor agressie en geweld. Koopmans beschrijft die pijnlijke geweldstoename aan de hand van vele gegevens, te beginnen bij de machtsovername door Khomeini in Iran in 1979. Die herstelt de traditionele macht van religieus georiënteerde groepen die deze verloren aan westers georiënteerde groepen onder leiding van de sjah van Perzië, Mohammad Reza Pahlavi.
De islam is ontegenzeglijk níet de oorzaak
Dit fenomeen doet zich in tal van islamitische landen voor: gewelddadige inspanningen tot herstel en behoud van traditionele macht en machtsverhoudingen. De gegevens spatten uit de studie van Koopmans, maar de islam is ontegenzeglijk níet de oorzaak. Die wordt evenzeer aangeroepen om het verzet te legitimeren tegen de (herstelde) traditionele macht en versleten machtsverhoudingen.
Juist dat verzet is in forse kracht de afgelopen decennia toegenomen en juist dat verzet zorgt voor ernstige vormen van agressie door de zittende machthebbers: fundamentalisme, onderdrukking, uitbuiting, martelingen, geweld, (zelf)moord(aanslagen) en doodslag.
Dictatoriale islamitische regimes worden gevoed door verzet
Zo bezien worden de dictatoriale mechanismen van islamitische regimes niet gevoed door de islam (in welke gedaante dan ook), maar in de eerste plaats door verzet tegen die regimes en de traditionele machtsverhoudingen. Hoe meer van dergelijk standvastig verzet, hoe venijniger het geweld ertegen.
Hiermee zijn we bij de kern van sociologisch onderzoek, namelijk naar de onderlinge (machts)verhoudingen en wederzijdse afhankelijkheid van mensen, die voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn en waardoor gedrag, handelen, voelen, denken en het rechtvaardigen van daden veranderen. Gelukkig zijn er indringende voorbeelden van verzet dat zegevierde.
Aart G. Broek is sociaal wetenschapper en deskundige op het gebied van conflict-, agressie- en geweldsbeheersing. Hij is auteur van onder meer 'De terreur van schaamte; Brandstof voor agressie' (2015) en 'Geboeid door macht en onmacht; De geschiedenis van de politie op de Nederlands-Caribische eilanden' (2011).
Foto: Bewaking tegen islamitische aanslagen bij het Colosseum in Rome, 2017 (Aart G. Broek).