Laten we onze democratische instituties een beetje serieus nemen

De ronkende taal van democratische vernieuwing, herontwerp en alternatieven suggereert dat het bestaande model van de lokale democratie is uitontwikkeld en voorbij de houdbaarheid. Ten onrechte, betoogt Krijn van Beek.

‘Vernieuwing van de lokale democratie’ (Democratic Challenge), ‘Herontwerp de democratie’ (Code Oranje), ‘Roep om alternatieven voor de vertegenwoordigende democratie’ (Groene Amsterdammer), ‘Op weg naar een meervoudige democratie’ (Commissie-Van de Donk), en zo zijn er nog wel wat kreten van initiatieven die suggereren dat de democratie iets meer nodig heeft dan een likje verf op de kozijnen en nieuwe frontjes voor de keukenladen. De suggestie is op zijn minst dat een grote verbouwing noodzakelijk is, en volgens sommigen moet de boel zelfs helemaal plat om van de grond af opnieuw te kunnen beginnen.

Geen nieuwe regels nodig, maar ander gedrag

Een serie bijeenkomsten (in het kader van het Democratie-Nabij-lab, DNa-lab) anderhalf jaar geleden met democratievernieuwende ambtenaren en raadsleden laat anders zien. Niet één van de deelnemers vond dat nieuwe wetgeving nodig zou zijn. Integendeel, allemaal concentreren ze zich op verandering van gedrag binnen de bestaande regels en structuren.

Ander gesprek binnen de raad, ander gesprek tussen bewoners en raadsleden, andere rol van de griffie, andere manier waarop de burgemeester de raadsvergaderingen leidt (waarbij er overigens best wel wat valt te zeggen om de gemeenteraad een eigen voorzitter te geven; dat is dan wel weer echt een structuurverandering [1]), andere manier waarop ambtenaren omgaan met burgerinitiatieven, andere manier waarop wethouders naar buiten treden en een gesprek aangaan met bewoners, enzovoort.

Het onderscheid tussen andere regels en ander gedrag lijkt misschien triviaal, maar is juist uitermate belangrijk. Om twee redenen. Ten eerste is een agenda van andere democratische instituties een heel andere agenda dan een agenda van ander democratisch gedrag. Wie gaan we beïnvloeden, welke coalitie is nodig om een resultaat te boeken en wat is een gewenste uitkomst?

Voor die vragen maakt het nogal uit of we ander gedrag willen of andere spelregels. Het maakt ook uit voor het revolutionair elan waarmee we de zaak willen aanpakken: ‘herontwerp’ is wel een zware term als je de structuren wilt behouden en alleen ander gedrag wenst.

Blijkbaar maakt gedrag binnen instituties veel verschil

De tweede reden is inhoudelijker. Blijkbaar maakt het gedrag binnen de instituties veel verschil. Dit is cruciaal omdat het een zekere bescheidenheid impliceert waar het gaat om het effect van nieuwe spelregels. Als bestaande kaders kunnen profiteren van ander gedrag, kunnen nieuwe kaders er ook last van hebben als dat gedrag er niet is.

Dan vereist bijvoorbeeld een referendum ook een bepaalde sfeer, cultuur en gebruikersattitude om een kwalitatief hoogwaardig democratisch instrument te kunnen zijn. Zouden we die sfeer, cultuur en gebruikersattitude niet ook kunnen creëren binnen bestaande kaders?

Dat ons gedrag uitmaakt, is ook onrustbarend: blijkbaar zijn de regels maar een deel van het democratisch bouwwerk en is het functioneren voor de rest afhankelijk van onze goede zin en wil. Dat, terwijl we meestal denken dat de democratische rechtsstatelijke structuren onze buffers zijn tegen onwelkome machtsuitoefening.

Beter ondersteunen van raadsleden, ambtenaren…

Afijn, als de democratische verbouwing eigenlijk niet gaat om de structuren, maar om democratisch gedrag binnen bestaande structuren dan wordt het interessant om te kijken naar de manier waarop we dat gedrag ondersteunen en cultiveren.

Hoe ondersteunen we bijvoorbeeld onze raadsleden, griffies, ambtenaren, burgers, burgemeesters en wethouders om het democratisch potentieel van hun rol en functie maximaal te benutten? Als we dat beter doen, versterken we dan niet gelijk het democratisch kaliber van onze bestaande institutionele setting?

De raad wordt als lastige hobbel gezien

Nu vallen er twee dingen op. Ten eerste is bij veel democratische vernieuwingen een belangrijke vraag: ‘Hoe krijgen we de raad mee’? Een vraag die de raad suggereert als een lastige, onberekenbare hobbel, waarvan de meerwaarde niet bepaald duidelijk is.

Ten tweede dat de raad vooral als ‘lastig’ wordt gezien als het gaat om dingen waar iedereen het over eens is. Maar democratie wordt pas spannend als het gaat over dingen waarover inwoners het niet met elkaar eens zijn. En dan ineens wordt wel de meerwaarde gezien van de gemeenteraad. Want dan is gesprek nodig met een waarachtige afspiegeling van de bevolking, een gesprek op een schaal en met een betrokkenheid die het mogelijk maakt om vreedzame modus vivendi te vinden voor de issues die ons verdelen.

Ons democratisch bestel wat serieuzer nemen

Investeren in democratisch gedrag zou dus kunnen beginnen met ons (lokaal) democratisch bestel wat serieuzer te nemen. Raadsleden in onze sessies geven aan dat ze maar zeer beperkt tijd hebben voor hun werk en dat die tijd vooral opgaat aan het lezen van stukken en voorbereiden van de zittingen. Bij de meeste raadsleden moet alleen daar al veel vrije tijd ingestoken worden.

De vergoeding is niet toereikend (en ook niet bedoeld) om het raadslidmaatschap voltijds uit te kunnen oefenen. Te weinig tijd gaat eens te meer gelden als we van raadsleden verwachten dat ze goed en uitgebreid communiceren met de bevolking, dat ze experimenteren met de mogelijkheden van nieuwe media, dat ze op zoek gaan naar kennis en ervaring op het gebied van gespreks- en interactievormen met hun kiezers, dat ze zich bekwamen in gesprekstechnieken waardoor ze het maximum uit een bijeenkomst kunnen halen, dat ze gezamenlijk met hun politieke tegenstanders reflecteren op de manier waarop de volksvertegenwoordiging functioneert, et cetera.

Dat er met de decentralisaties van allerlei taken naar de gemeente ook meer last op de schouders van raadsleden is gekomen, onderstreept de noodzaak van volwaardige vergoeding en zwaardere ondersteuning van hun werk. Bij de ondersteuning van de raad speelt de griffie een centrale rol.

Versterking griffies

In hun huidige vorm bestaan griffies pas sinds 2002 als professionele ondersteuning voor de gemeenteraad. Er lijkt veel ruimte om deze functie verder te ontwikkelen. Griffies verschillen nu al in de mate waarin ze alleen administratieve of ook meer inhoudelijke ondersteuning bieden aan de raad.

Meer griffies zouden zich kunnen bekwamen in het steunen van de raad in zijn interactie met de bevolking. Misschien kunnen griffies ook de informatiepositie van de raad versterken door een onderzoeksfunctie aan de griffie toe te voegen.

Het bestaande model versterken

De ronkende taal van democratische vernieuwing, herontwerp en alternatieven suggereert ten onrechte dat het bestaande model is uitontwikkeld en voorbij zijn houdbaarheid zou zijn. Er lijken juist veel mogelijkheden om het bestaande model van representatie te versterken en beter tot wasdom te laten komen. Dat zou weleens meer van onze democratische wensen en verlangens kunnen inlossen dan een onbezonnen revolutie.

Krijn van Beek is oprichter van de Policy Design Studio en redacteur van Sociale Vraagstukken. Dit artikel verscheen eerder op Platform Overheid.

 

Noot

[1] Zie bijvoorbeeld: J. Hoebink en D. Piras, “Gun gemeenteraad een onafhankelijke voorzitter”, Trouw, 28 januari 2014, blz. 17.

 

Foto: Maarten (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4089 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Pleidooi naar mijn hart. In mijn woorden: eerst maar eens met zijn allen alle hoeken en gaten benutten van het bestaande systeem. Rolvastheid is daarin een belangrijke factor, net als bepalen wat des politiek is en wat des bestuur.

    Trudy Veninga traint en coacht lokale politici in het vinden van hun weg op het politieke speelveld.

  2. Een artikel dat bijdraagt aan de meningsvorming over democratische vernieuwing. Ik ben het eens met de auteur @Krijn van Beek die stelt dat we het niet moeten zoeken in het wijzigen van onze democratische structuren maar meer in het zoeken naar ander/beter democratisch gedrag. De suggesties die in dit artikel staan spreken me wel aan. Wat moeten we doen en hoe doen we dat? En inderdaad ligt dit ook op het bordje van de gemeenteraad. Als trainer/coach van raadsleden zie ik hun worsteling. Vanwege tijdgebrek komen ze – tot hun frustratie – onvoldoende toe aan het benaderen van de bewoners. Bovendien vraagt het gesprek met bewoners om een andere attitude dan het debat in de raad. Debatteren gaat om het benadrukken van verschil, terwijl een gesprek met bewoners vraagt om dialoog en zoeken naar overeenkomsten. Daarbij blijft een belangrijke vraag hoe behoud je als raadslid je politieke kleur en hoe zorg je dat je niet vervalt in “u vraagt wij draaien”. Soms een lastige spagaat.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.