Participatie: overheden moeten angst voor verzet Nimby’s overwinnen

De hoogopgeleide, goed geïnformeerde en tijd bezittende mens probeert alles om uit puur eigenbelang urgente opgaven te torpederen. Volgens socioloog Frans Soeterbroek schetsen overheden dit foute beeld graag om de eigen, vaak dubieuze rol te verdoezelen.

Een van de spannendste vragen in bestuurlijk en bouwend Nederland is hoe om te gaan met verzet van de Nimby (‘Not in my back yard’) tegen de grote opgaven en transities die ons te wachten staan. De vrees bestaat dat bewoners die deze plannen in hun spreekwoordelijke achtertuin zien landen, zand in de machine gaan strooien. Er wordt al angstig gesproken over de Nimby 3.0: de hoogopgeleide, goed geïnformeerde en veel tijd bezittende mens die alles uit de kast zal halen om uit puur eigenbelang de urgente opgaven waar ons land voor staat te torpederen.

De verleiding voor overheden is groot om te vervallen in een regenteske mentaliteit van ‘dan maar zonder u’. Of iets subtieler: door burgers de pas af te snijden door bijvoorbeeld informatie en alternatieven achter te houden, of overdreven volumineuze plannen te presenteren zodat er enkele, minimale concessies kunnen worden gedaan (‘Kijk we halen er twee verdiepingen af’). Met dat tactisch spel rommelen overheden er heel wat slechte plannen doorheen en verliezen de burgers het vertrouwen in hun eigen overheid. Kan dat anders?

Onmisbare conserverende kracht

Bewoners zijn niet altijd blij met plannen die in hun buurt landen. Ze vrezen druk op de open ruimte, minder groen, beperkter uitzicht, meer schaduw en wind, dichter op elkaar wonen, parkeerdruk, verkeersonveiligheid, overlast, mogelijke waardedaling van hun huis, en de sloop van nog goede woningen en waardevol erfgoed. Het leidt tot een defensieve reflex, nog versterkt doordat mensen zich door de plannen van de overheid en markt overvallen voelen en de kans invloed op uit te oefenen gering lijkt.

Het is het maar goed ook dat bewoners die reflex tonen. Daardoor is er een tegenwicht voor overheden die zich in hun bouwdrift overleveren aan de logica van businesscases en gebiedsexploitaties. Hun plannen leunen zwaar op de belangen van ontwikkelaars, zijn slecht ingebed in een breder verhaal, bouwen te weinig voort op wat er al is en zijn opportunistisch geschreven op de Haagse geldpotten.

Nimby is politiek construct

Bewoners, geconfronteerd met ingrijpende plannen voor hun leefomgeving, blijven niet hangen in tegenargumenten of een simpel nee, maar gaan op onderzoek uit. Daarbij stuiten ze geregeld op inconsistenties in beleid en plannen. ‘Hoe wil je tegelijkertijd verdichten en vergroenen?’ ’Hoe wil je betaalbaar wonen realiseren als je de markt alle ruimte geeft?’

Burgers komen zelf met alternatieven. Een recent voorbeeld. Bewoners in Egmond aan de Hoef verzetten zich tegen een groot bouwplan aan de duinrand van het dorp. Ze verdiepen zich in de materie en stuiten op de strijdigheid van het plan met de stikstofwetgeving. Ze stellen een in hun ogen betere locatie voor woningbouw voor: een plek die het toerisme, waarvan het kustdorp leeft, niet in gevaar hoeft te brengen. De gemeente laat zich niets gelegen liggen aan de argumenten van haar inwoners en is vastberaden haar plannen door te zetten.

Na gebroken beloften en omstreden projecten reageren bewoners vaak met scepsis op een nieuw plan

Het Nimby-vertoog past bij een platte neoliberale visie op de burger als egoïstische en calculerende consument. En negeert het bestaan van lokale gemeenschappen waarin mensen elkaar steunen en corrigeren en waarin ze verantwoordelijkheid nemen voor iets wat groter is dan zijzelf. De Nimby is feitelijk een construct van politici, ambtenaren, adviseurs en bedrijven die pretenderen dat alleen zij voor het collectief staan.

Oud zeer over gebroken beloften

Wat het Nimby-vertoog ook uit beeld probeert te houden, is dat er in het verleden plannen zijn gemaakt die wel op instemming konden rekenen van bewoners, maar niet zijn uitgevoerd. Overheden, ontwikkelaars en corporaties hebben veel plannen in de ijskast gezet, vooral na de financiële crisis van 2008. Gemeenten kregen het niet meer rond gerekend, ontwikkelaars bleven wachten tot hun grond meer waard werd en corporaties werden door de kabinetten Rutte gekneveld. Dat heeft veel kwaad bloed gezet bij bewoners, zeker in gevallen waar er vooruitlopend op uitvoering panden zijn gesloopt en de publieke ruimte verwaarloosd.

Door gebroken beloften en omstreden projecten uit het verleden reageren bewoners vaak met scepsis op een nieuw plan. Immers: ‘Waarom zou het dit keer anders gaan?’

Participatiebeleid schokkend vrijblijvend

Onderzoeken van rekenkamers, ombudsmannen, media en gemeenteraden naar de lokale participatiepraktijk lezen als varianten op de volgende analyse: mensen zijn te laat betrokken, de informatievoorziening was slecht, er werd alleen maar ruimte geboden om over inpassing en marginale aanpassingen te praten en het is volstrekt onhelder wat er met de inbreng van bewoners gebeurt.

‘Niet de suggestie wekken dat we onze kaders of plannen gaan aanpassen aan wat mensen willen’

Waar participatienota’s nog wel eens mooie principes formuleren die iets anders beloven, dringen die niet door tot de planprocedures van de overheid. Die zijn er onverkort op gericht bewoners kort te houden. De slagzin ‘mensen moeten kunnen participeren, maar we geven hun niet zomaar hun zin’ ligt bestuurlijk Nederland voor op de tong. Het belangrijkste participatie-instrument is verwachtingsmanagement, meestal in de betekenis van ‘niet de suggestie wekken dat we onze kaders of plannen gaan aanpassen aan wat mensen willen’.

De vrijblijvendheid van het Nederlandse participatiebeleid is schokkend en is eigenlijk één grote kweekvijver voor Nimby’s. Logisch dat kritische bewoners aan die benepen participatieaanpak proberen te ontsnappen en via acties, media, druk op de politiek en gang naar de rechter hun gelijk proberen te halen. Voor veel bestuurders en ambtenaren hét bewijs dat het Nimby-gedrag toeneemt, terwijl ze hun eigen rol hierin negeren.

Toon vertrouwen in burger

Het zou de participatieprocessen van de overheid zoveel sterker maken wanneer ze haar angst voor de Nimby overwint. Dat ze vertrouwen in de burger toont, kritiek tijdig opzoekt en omarmt en oprecht communiceert dat ‘we u nodig hebben om er iets goed van de maken.’ Een overheid die snapt dat ruimtelijke planvorming ook gaat over het investeren in de leefomgeving van mensen en hun gemeenschappen. Een overheid die dat wil noch kan, roept verzet tegen haar plannen op. En verdient dat ook.

In dorpen en wijken leven vele vindingrijke, redelijke en gulle mensen die breder kijken dan hun achtertuin diep is. Overheden moeten weer leren om een beroep op ze te doen. Om te beginnen door het denigrerende begrip Nimby bij het grof vuil te zetten en de burgers van dit land aan te spreken op wat ze werkelijk doen: opkomen voor hun leefomgeving en onze gemeenschappen. De Rohac dus: ‘Respect our habitat and communities’.

Dit artikel is een bewerkte voorpublicatie van een essay van Frans Soeterbroek dat rond de zomer zal verschijnen over ‘verdichten met bewoners.’ Soeterbroek is socioloog en legt zich als de Ruimtemaker toe op het democratiseren van de ruimtelijke ontwikkeling in ons land.

 

Foto: Ger en Audrey (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 1109 keer bekeken.

Reageer

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *