Permanente vernieuwingsdrang ondermijnt het sociaal domein

Tijdelijkheid, wisseling en discontinuïteit lijken het sociaal beleid te domineren. Terwijl er juist behoefte is aan vertrouwdheid, vaste contacten, rust en zekerheid. Het is volgens drie auteurs in hun essay tijd dat politiek en bestuur serieus werk maken van continuïteit. In beleid, organisaties en professionele relaties.

Mensen zijn sociale wezens en sociale beroepen zijn daarmee ook contactberoepen. Hebben sociale professionals, zorgmedewerkers of hulpverleners te veel schrale of steeds wisselende contacten, dan verliest hun werk aan betekenis. In het ergste geval kunnen ze hun werk zelfs als ‘waardeloos’ ervaren. Ze voelen dan geen binding, geen contact meer met de persoon die tegenover hen zit.

In De Groene Amsterdammer wist een huisarts dat onlangs treffend te verwoorden: ‘Ik wil mijn patiënten leren kennen en een langdurige band opbouwen. Het maakt je een betere huisarts. Huisartsgeneeskunde is contextgeneeskunde. Je kent niet alleen de patiënt, maar ook de wijk waarin hij leeft, je weet dat hij vijf jaar geleden een kind heeft verloren, je kent zijn werkomstandigheden. Want al die factoren spelen een rol in dit vak.’[1]

Bovenstaand voorbeeld van huisarts gaat evenzogoed op voor het wijkteamlid, de buurtmedewerker, de klantmanager voor uitkeringen, de gezinscoach, enzovoort. Het zijn beroepen die bestaan bij de gratie van langdurige kennis en contact.

Wisselende contacten

Deze duurzame relatie met mensen en wijken staat onder druk. Huisartsen, maar ook docenten en medewerkers in jeugd- en wijkverpleging, hebben steeds vaker ‘wisselende contacten’. Soms kiezen ze daar zelf voor door als zzp’er aan de slag te gaan. Niet omdat ze die constructie zo graag willen, maar omdat het bestaande werkklimaat met zijn administratieve verplichtingen, eindeloze vergaderingen en uitputtende werkomstandigheden hen daartoe wel dwingen.

Het is de enige manier om het vol te houden, al gaat het ten koste van de band met cliënten. Die tijdelijkheid lijkt inmiddels in het hele semipublieke domein een wezenskenmerk te worden, meestal níet zelfgekozen overigens.

In wijken is het een komen en gaan van elkaar aflossende organisaties en personen

Medewerkers van de Universiteit van Amsterdam protesteerden onlangs tegen de steeds terugkerende tijdelijke contracten, zonder zicht op een vaste aanstelling. In het middelbaar onderwijs heten deze collega’s inmiddels ‘draaideurdocenten’, ontstaan doordat scholen ondanks het forse lerarentekorten huiverig zijn docenten in vaste dienst aan te nemen. En veel gemeenten geven inmiddels veel geld uit aan externe inhuur, wat niet alleen veel duurder is, maar door de tijdelijkheid ook onherroepelijk leidt tot minder duurzame betrokkenheid.

Inwoners en cliënten de dupe

De gemene deler is steeds dezelfde. Werk in professionele organisaties gaat gebukt onder tijdelijkheid, onrust en voortdurende wisseling. Voor sommigen is het een escape, voor de meesten een niet-gekozen werkelijkheid.

In elk geval zijn inwoners en cliënten er de dupe van. In wijken is het een komen en gaan van elkaar aflossende organisaties en personen. Bewoners zien de langstrekkende stoet van professionals en hulpwerkers met lede ogen aan. Er is nauwelijks de tijd zich aan iemand te binden. En als professionals wel een langer dienstverband hebben, dan zijn ze genoodzaakt veel van hun tijd vrij te maken voor de telkens terugkerende aanbestedingen. Hun input is immers cruciaal om de jaarlijkse stressvolle gunningsprocedure goed door te komen.

Het geheim van de lange relatie

Hoe heeft het zover kunnen komen? In ons essay Het geheim van de lange relatie wijzen we op de permanente vernieuwingsdrang en rusteloosheid bij sociale vraagstukken. Dat begin al bij de kennis. Waar veel publieke domeinen – vergelijk de cure in ziekenhuizen – voortbouwen op allerlei opgebouwde en bewezen inzichten, daar lijkt het sociaal domein telkens weer opnieuw het wiel te willen uitvinden.

En natuurlijk, de samenleving is geen fabriek of laboratorium waar bestaande interventies als vanzelf op mechanische wijze elders kunnen toegepast. Die toepassing vindt altijd plaats in contexten die soms gegeven en soms beïnvloedbaar zijn. Maar een terugkerende en haast niet-onderhandelbare randvoorwaarde is die van continuïteit, zo maken in elk geval de ‘databanken effectieve interventies’ en recente visitatiecommissies duidelijk. Investeren in relaties, weten wat je aan elkaar hebt, niet je visie en je doelstelling bij de geringste tegenwerking of modegril veranderen, duidelijke financiële en meerjarige randvoorwaarden, een duurzaam werkklimaat dat professionals in staat stelt zich te richten op hun kerntaak en de relatieopbouw met cliënten en wijken.

Olifant in de kamer

Het gebrek aan continuïteit – in beleid, organisaties en relaties – is wat we de olifant in de kamer van het sociaal domein noemen. Levensgroot aanwezig, maar te weinig gezien en zeker te weinig serieus genomen. Terwijl die lange relatie wel eens het geheim kan zijn om de langgekoesterde rust en stabiliteit te doen terugkeren.

Continuïteit staat daarbij overigens niet gelijk aan behoudzucht. Er zijn genoeg zaken die – duurzaam – verandering behoeven. Zorg en ondersteuning, zeker in de jeugdhulp, verdienen bijvoorbeeld een andere organisatie-inrichting. Minder afzonderlijk ingekocht en meer gerelateerd aan contextproblemen als bestaansonzekerheid en de gezinssituatie.

Laat je niet gek maken door alle vernieuwingsdrang om nuttige interventies te stoppen

Sowieso verdienen alle individugerichte interventies (de toets- en diagnosecultuur op scholen en de uithuisplaatsingen bij vermoedens van onveiligheid) serieuze aanpassing, zeker op de lange termijn. Ook dat past bij continuïteit: meer rust creëren vanuit normaliserende omgevingen en minder hijgerigheid om jongeren aan bepaalde normen te laten voldoen.

Discontinuïteit ontleden

In ons essay bieden we richting om de olifant van de discontinuïteit onder ogen te zien, hem te ontleden en ervoor in de plaats het geheim van de lange relatie te onthullen. Daarbij helpt het om op drie niveaus discontinuïteit te onderscheiden en te werken aan continuïteit:

  • Beleidsmatig: weersta de verleiding om op basis van incidenten, modegrillen of politieke druk het beleid telkens aan te passen. Een voorbeeld: bij elk oplaaiend sociaal probleem wordt tegenwoordig een nieuw meldpunt opgericht zonder dat de consequenties daarvan goed zijn doordacht. Meldpunten hebben de neiging bestaande vertrouwensrelaties – tussen inwoners onderling en tussen inwoners en reguliere professionals als docenten en wijkverplegers – onder druk te zetten. Ze leiden tot nieuwe interventies buiten de bestaande om en zorgen voor onrust, wantrouwen en jachtige aanpakken (zie het essay De makke van meldpunten).
  • Organisatorisch: garandeer als overheden meerjarige financiële zekerheid voor organisaties door anders of zelfs niet meer aan te besteden. Zeven jaar decentralisaties hebben inmiddels het inzicht opgeleverd dat duurzame contractvoorwaarden en relatieopbouw met hulporganisaties heilzamer zijn dan honderden wisselende aanbieders.
  • Relationeel: zorg voor een werkklimaat waarin professionals een langdurige relatie met inwoners, cliënten en een wijk kunnen aangaan. Treed daarin als sociaal werkers ook zelfbewust op, laat je niet gek maken door alle vernieuwingsdrang om nuttige interventies te stoppen of al te snel elders weer een nieuw project te starten.

Rienk Janssens is sociaal strateeg bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG); Radboud Engbersen is programmaleider sociale basis bij Movisie; Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer. 

Meer lezen? Hier vind je het gehele essay Het geheim van de lange relatie. Continuïteit als voorwaarde voor een effectief sociaal domein

 

Noten:

[1] Roos Menkhorst & Catrien Spijkerman, ‘Wie wil er nog een eigen praktijk? De dokter onder druk’. In: De Groene Amsterdammer van 5 mei 2022, p. 22-27.

Dit artikel is 1700 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Politieke hijgerigheid van beleid is wel de hoofdoorzaak van het gebrek aan continuïteit op uitvoeringsniveau. Incidentenpolitiek en bezuinigingen van de overheid zijn hiervoor verantwoordelijk. Bovendien is de verkokering tussen instellingen een hindernis om tot fatsoenlijke samenwerking te kunnen komen. Iedere instelling is vooral met haar eigen ‘overleven’ bezig. Hulpvragers ervaren een enorme afstand tussen henzelf en de instellingen. Het sociale domein is hierbij zoekgeraakt.
    Zij worden steeds meer als object en als dossiernummer gezien en deze ontwikkeling lijkt onomkeerbaar.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *