Het tirannieke gevaar van sociale media

Sociale media ondermijnen het onderscheid tussen de privésfeer en het publieke domein. Het persoonlijke verwordt tot publiek bezit en publieke zaken worden steeds meer in het privaat-persoonlijke domein getrokken. Het is de vraag wat dit betekent voor een levensvatbare democratie.

Hyves, Twitter en Facebook produceren aan de lopende band intiem kapitaal: de stilering van het persoonlijke profiel, het uiten van particuliere gedachten of interesses wordt in toenemende mate het product waarmee men zich een plekje op de publieke markt tracht te veroveren. Aan het Facebook-profiel, en aan het aantal volgers of vrienden natuurlijk, leest men het maatschappelijke aanzien en het succes van iemand af. Daar komt bij dat zodra men zich in de virtuele ruimte begeeft, al dan niet met webcam, er nog weinig obstakels schijnen te bestaan ten aanzien van het prijsgeven van intieme informatie aan een potentieel miljoenenpubliek. Particuliere ervaringswerelden krijgen zo publiek gewicht en ondermijnen daarmee de sfeer die van oudsher, en niet zonder reden, het al te persoonlijke buiten de deur hield: de publieke ruimte. Het gebruik van mobiele telefoons is een voorbeeld bij uitstek van een vorm van privaat verwijlen in de publieke ruimte. Men is niet meer betrokken op de ander, maar trekt zich als het ware terug in de eigen privésfeer. Zodra iemand een twitterende scholier in de klas of bellende burger in de trein op zijn of haar gedrag aanspreekt, blijkt men dit meer dan eens als een inbreuk te ervaren. Er bestaat welhaast geen betere illustratie voor de teloorgang van en verwarring over de merites van een publiek domein.

Grillige persoonlijke levenssfeer, bestendige publieke ruimte
Onze particuliere sentimenten en gedachten zijn vloeibaar, veranderlijk en misschien zelfs verwarrend. Bovendien kunnen privé-omstandigheden van de ene op de andere dag door ziekte of verlies van werk radicaal veranderen, maar zodra we de voordeur achter ons dichtslaan en de straat betreden, weten we wat we mogenverwachten. Daar waar onze persoonlijke levenssfeer zich kenmerkt door een bepaalde mate van grilligheid en onvoorspelbaarheid, kenmerkt de publieke ruimte zich door bestendigheid. Gebouwen en monumenten kennen hun vaste plek, omgangsvormen zijn min of meer duidelijk en de ge- en verboden zijn voor iedereen gelijk. En onbewust rekenen we erop dat het de volgende dag, week, maand of het komende jaar ook zo zal zijn. Het is precies deze bestendigheid van de publieke ruimte waaraan we voor een belangrijk deel onze bestaanszekerheid ontlenen. Het biedt tegenwicht tegen de kwetsbaarheid en breekbaarheid van het leven van de enkeling. Juist daarom moet de subjectieve willekeur in het openbare domein tot een minimum beperkt blijven, want een samenleving waarin de persoonlijke willekeur regeert, vormt een bedreiging voor een levensvatbare democratie en wordt zonder uitzondering, en niet in de laatste plaats door de ingezetenen zelf, als tiranniek ervaren.

‘Tirannie van het intieme’
Een twitterende korpschef, politicus of scholier kan de nodige consternatie veroorzaken met willekeurige gedachteflarden of persoonlijke oprispingen. Het ontwricht de openbare ruimte omdat menselijke willekeur en onvoorspelbaarheid, persoonlijke smaken en voorkeuren publieke reikwijdte krijgen. In een dergelijk verpersoonlijkt publiek domein veranderen feiten in meningen, verandert kennis in competenties en de leraar in ‘Jan’. De socioloog Richard Sennett spreekt in dit verband over de ‘tirannie van het intieme’. Deze tirannie is het onvermijdelijke resultaat van twee samenhangende bewegingen. Enerzijds worden persoonlijke leef- en ervaringswerelden steeds vaker publiekelijk uitgevent, en anderzijds is men het publieke domein meer en meer als een privaat-persoonlijke belevings- en emotieruimte gaan ervaren.

Er ontstaat zo een vorm van dwingelandij die zich onder de dekmantel ‘emotiedemocratie’ een alibi verschaft. Deze tirannie van onderop heeft slechts bestaansrecht wanneer- het traditionele onderscheid tussen publiek en privé nauwelijks meer enige zeggingskracht heeft. De versmelting van beide domeinen, veroorzaakt verwarring en desoriëntatie, angst en achterdocht, zo kenmerkend voor een tirannie.

Veiligheidsbevordering door opsporen van ongewenst menstype
De tirannieke tendens die in westerse netwerksamenlevingen manifest is, kent ook een institutionele kant. Van overheidswege vermommen dwang en willekeur zich als toezicht en risicoanalyse. Er vindt een ongekende digitale archivering van burgers plaats - bijvoorbeeld in kind- en patiëntendossiers - waarbij allerhande databestanden aan elkaar gekoppeld worden. Doel is potentiële gevaren te signaleren, nog voordat het individu zelf in de gaten heeft dat hij voor zichzelf of anderen een mogelijk risico vormt. Socioloog Willem Schinkel noemt deze nieuwe vorm van veiligheidsbevordering ‘prepressie’.

Dit prepressieve apparaat wil een bepaald menstype opsporen (crimineel, ongezond, fundamentalistisch) voordat het goed en wel tot wasdom is gekomen. In feite bestrijdt men een bepaald menstype dat door het systeem als ongewenst, dan wel als een potentiële dreiging, geclassificeerd is. In de geschiedenis van de mensheid heeft dit soort denken meer dan eens tot catastrofes geleid. Politiek is een vorm van administratief beheer van de bevolking geworden. De vergaande koppeling van databestanden in naam van  criminaliteitsbestrijding en veiligheidsbevordering grijpt diep in op een fundamenteel principe van onze rechtsstaat: de idee dat de sfeer van de privacy ons dient te beschermen tegen een al te opdringerige staat.

Verontrustende persoonlijke willekeur en absolute controle
Enerzijds is er dus sprake van een burger die zijn persoonlijke wensen en voorkeuren via Twitter, Hyves en Facebook aan de publieke ruimte opdringt en weggeeft; anderzijds van een overheid die haar neus steeds dieper in onze privézaken steekt. De onverschilligheid ten aanzien van privacykwesties (‘als je niets gedaan hebt, heb je niets te verbergen’), legt de vergaande digitale archivering van ons wel en wee geen strobreed in de weg. Dat zich hierin een tirannieke structuur manifesteert, waarin persoonlijke willekeur en absolute controle (althans, de illusie daarvan) hand in hand gaan, is op z’n minst verontrustend en ruimschoots voldoende voor een breed maatschappelijk debat.

Het zou raadzaam zijn als onderwijsprogramma’s royaal aandacht besteden aan de waarde en betekenis van een afgeschermde privé-omgeving; aan het gebruik en misbruik van sociale media; als men de problematiek in een brede historische context zou plaatsen en  aandacht zou besteden aan wat het betekent als burger in het publieke domein te participeren. Er bestaan immers genoeg indringende voorbeelden van wat er gebeurt wanneer de sfeer van de privacy opgeheven wordt. Het is aan politici om de valse schijn van  voorspelbaarheid en absolute veiligheid op de agenda te plaatsen en ter discussie te stellen. Dat is uiteindelijk ook in hun eigen belang. Moreel leiderschap betekent: het uitdragen van de boodschap dat het leven kwetsbaar en breekbaar is en dat de reikwijdte van de overheid op dit gebied haar beperkingen kent.

Hans Schnitzler is sociaal-cultureel filosoof; hij werkt en woont in Barcelona. Dit is een ingekorte versie van het essay ‘De gevaren van een digitale samenleving, Sociale media bedreigen onze veiligheid’ dat onlangs verscheen in Crimelink.