‘De moord op Peter R. de Vries was een extreme uitwas van ondermijning; het was een poging de samenleving te destabiliseren.’ Hoogleraar Pieter Tops zegt er onmiddellijk bij dat hij de aanslag niet voorspeld heeft, maar het verbaasde hem niet. De moord is het voorlopige dieptepunt van de oprukkende ‘georganiseerde criminaliteit’, zoals dat is gaan heten, en de maatschappelijke ondermijning die daarmee samengaat. Een ontwikkeling die Tops samen met journalist Jan Tromp in 2017 nadrukkelijk voor het publieke licht bracht met het boek De achterkant van Nederland. Hoe onder- en bovenwereld verstrengeld raken. Vorig jaar publiceerden zij een vervolg, Nederland Drugsland.
Tops en Tromp beschrijven eloquent hoe er in de afgelopen decennia in Nederland een parallelle samenleving is ontstaan, gefinancierd door de drugseconomie. Eentje waarin zelfredzaamheid een, op z’n zachtst gezegd, verrassende invulling heeft gekregen. Waar de sportschool in de buurt gefinancierd wordt door de lokale drugsbaas en de vrouw met financiële problemen een envelopje krijgt voor de bruiloft van haar dochter, maar enkele maanden later gevraagd wordt of haar zolder nog leegstaat.
Tops nu: ‘Nederland is een samenleving waarin goed voor jezelf zorgen misschien wel de belangrijkste maatschappelijke waarde is geworden. Ik heb mensen gesproken die verontwaardigd zijn dat zij op hun kop krijgen voor een wietplantage in huis, terwijl de hoge heren en dames overal mee wegkomen. Ik vind dat niet onbegrijpelijk.’
Voor Tops is ondermijning ‘ook een groot sociaal vraagstuk’. De aanpak van de verder verhardende georganiseerde criminaliteit is aan politie en justitie zelf. Maar ondermijning, de maatschappelijk impact van die criminaliteit en de ontvankelijkheid ervoor, is in Tops’ ogen een taak van het openbaar bestuur, en dus van onder meer het sociaal domein, ‘in preventieve zin of in het combineren van preventie en repressie’.
‘Ondermijning gaat over sociale samenhang in een wijk’
De aanslag op De Vries triggerde bij het kabinet, hoewel demissionair, een extra financiële inspanning. Op Prinsjesdag werd bekend vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid dat jaarlijks 434 miljoen beschikbaar komt voor de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Opvallend: 82 miljoen daarvan is voor acties die moeten voorkomen dat jongeren op het verkeerde pad raken. En er wordt 50 miljoen vrijgemaakt voor de zogenoemde RIEC’s (Regionale Informatie en Expertise Centra, red.), die zich bijvoorbeeld richten op het meer weerbaar maken van sectoren in de samenleving, denk aan vastgoed en horeca, tegen de financiële verleiding van de drugscriminaliteit. Hoewel positief gestemd over met name het structurele karakter van het geld, vindt Tops de besteding ervan niet zo makkelijk in te vullen.
‘Ondermijning gaat over sociale samenhang in een wijk, over het verdwijnen van jongeren- en opbouwwerk, over de mogelijkheden die mensen in hun leven hebben en de stress die ze daardoor kunnen ervaren. Maar preventie op dat vlak moet hand in hand gaan met repressie. Je moet drugscriminaliteit terugdringen omdat er anders een alternatief sociaal repertoire overblijft waarin men op een andere manier snel veel geld en status kan verwerven. Het sociaal domein vind ik nog steeds nogal terughoudend in de stevigheid die je ook nodig hebt om wijken op orde te houden. De politie wordt niet gezien als een bondgenoot in het werk, terwijl je voor de aanpak van ondermijning die intrinsieke samenhang wel moet accepteren.’
Gecharmeerd van Nationaal Programma Rotterdam Zuid
Pieter Tops is zelf ‘nogal gecharmeerd’ van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ, red.). Hij juicht dan ook toe dat de wijkaanpak voorzichtig weer terugkeert op de landelijke en lokale politieke agenda’s. In Rotterdam wordt gedurende een lange periode gewerkt aan de sociale kwaliteit van het gebied, minimaal twintig jaar. ‘Dat geeft zo veel rust en ruimte. Onder professionals, maar bijvoorbeeld ook onder ondernemers die er daarom ook de schouders onder zetten. De inspanning is losgemaakt van de vierjaarlijkse cyclus van het lokale bestuur.’
Wat spreekt je nog meer aan in het NPRZ?
‘Er is een goede, onafhankelijke aanjager met statuur in de persoon van Marco Pastors. Dat helpt in het bij elkaar brengen en houden van een noodzakelijke brede coalitie. Daarnaast heeft het programma enkele heldere speerpunten: school, werk, wonen, en later is daar veiligheid aan toegevoegd omdat ingezien werd dat zolang er een alternatieve route is voor mensen om maatschappelijk vooruit te komen, inspanningen op die eerste drie thema's minder zin hebben. Dat is het samenspel tussen preventie en repressie dat ik bedoel.’
Wat levert die focus aan concrete inspanningen op?
‘Bijvoorbeeld een verlengde schooldag, een werkgarantie van vijf jaar voor jongeren die een bepaalde studierichting kiezen en investeren in woningen zodat mensen die carrière maken niet uit Rotterdam-Zuid wegtrekken. Die inspanningen worden langdurig volgehouden, zodat je werkelijk oude, diepe patronen in dat gebied verandert. Dat heb je nodig. Dat zorgt voor sterk sociaal weefsel. Gelukkig zijn er dus voortekenen dat ook andere gemeenten dit gaan doen.’
Jonge aanwas in de drugscriminaliteit vraag aandacht
Binnen die noodzakelijk generieke aanpak vraagt de aanwas van jongeren in de drugscriminaliteit in het bijzonder aandacht. Volgens Tops moet je die aanwas zien als een individueel vraagstuk in een bestaand crimineel en sociaal systeem in een wijk. ‘Je moet als professional, of je nu aan de welzijns-, de zorg- of de veiligheidskant zit, snappen hoe dat systeem werkt. Als je dat niet doet, terwijl je wel met die jongere aan de slag gaat, is de kans groot dat je de plank misslaat. Je moet weten wie de centrale posities hebben, wie de snelle carrière maakt, wie de meeloper is, je hebt een sterke informatiepositie nodig.’
Wat is de positie van de jongerenwerker hierin?
‘Ik vind het wel problematisch dat in het sociaal werk altijd in termen van “contact maken” wordt gedacht. Het is bij deze doelgroep niet altijd verstandig om voortdurend op de lijn van het contact te zitten. Sommigen lachen je uit, maken misbruik van je. Je hebt hier een ander repertoire nodig, denk ik. Een zware, bijvoorbeeld meer justitiële interventie is ook een vorm van contact en wel op een niveau dat je ze ook echt bereikt.’
Sociaal werkers missen vaak de stevigheid voor deze problematiek?
‘Ja en nee. Ik zie er ook nogal wat die wel uit het goede hout zijn gesneden. Die begrijpen dat preventie en repressie hier hand en hand gaan, die beseffen dat er soms een groter, meer maatschappelijk belang speelt. Er zijn er echt wel die zo kunnen kijken, maar wat diegenen zelf als een probleem ervaren, is dat ze zeker niet weten of ze rugdekking hebben voor het onorthodoxe gedrag dat soms gevraagd wordt.’
Rugdekking?
‘Er wordt voortdurend tegen dit soort professionals gezegd dat ze de grenzen moeten opzoeken, maar als zij dat dan doen, dan zie ik dat vaak de steun van bestuurders of leidinggevenden ontbreekt. Die moeten ook de rug recht houden als een professional iets doet wat niet helemaal mag.’
Zoals?
‘Denk aan het delen van informatie. Informeel wordt er veel opgelost en je werkt wel degelijk in een rechtstatelijke context waartoe je je te verhouden hebt, maar wanneer je van de regel afwijkt en dat goed kunt uitleggen, dan moet je ook gesteund worden, anders krab je de volgende keer nog een keer op je hoofd.’
Het is spannend werk
‘Werken met ouderen is ook belangrijk, maar met minder risico’s. Dit is zwaarder werk. Je persoonlijke veiligheid is ook meer in het geding. Het tegengaan van ondermijning is sociaal werk dat dringend nodig is, en daar hebben stevige professionals steun voor nodig.’
Nederland als zwakstroom-democratie
Continue inzet in kwetsbare wijken en verregaande afstemming tussen preventie en repressie in de aanpak van jongeren die het slechte pad op gaan, zijn volgens Pieter Tops echter niet genoeg. Ondermijning is in zijn ogen helaas een fenomeen dat goed bij de huidige Nederlandse samenleving past. ‘Historicus Maarten Brands sprak over Nederland als een zwakstroom-democratie. Op het moment dat in dit land een kwestie echt ingewikkeld wordt en je extra power nodig hebt, zijn we niet goed in staat dat te organiseren, dan etteren zaken door.’
Welke woorden gebruik jij om onze grondhouding ten aanzien van ondermijning te typeren?
‘Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat wij een polderland zijn. Een land dat van oudsher grote verdeeldheid kent. Daar hoort gedogen bij en daar is ons drugsbeleid een voorbeeld van. De signalen dat het steeds verder ging, hebben we lange tijd genegeerd. Dat komt ook door dat naïeve, liberaal-tolerante zelfbeeld dat we hebben, een soort morele superioriteit waarmee we ons lang gidsland hebben gewaand. Ondertussen is er een grote, naargeestige, criminele wereld ontstaan.’
Liberaal-tolerant, naïef
‘We hebben een probleem in het beseffen van de verbinding van ons individuele gedrag en het grote maatschappelijke vraagstuk. Dat probleem zie je ook bij het klimaat. Ondermijning is een kwestie die ons allemaal aangaat. Wie drugs gebruikt, faciliteert een criminele industrie die veel slachtoffers maakt.’
Piet-Hein Peeters is journalist.
Foto: Tim Marshall via Unsplash.com / foto Pieter Tops: Youtube