Jeugdhulpverlening: het kan beter als professionals en gezinnen echt willen

Het cliëntenplatform in de jeugdhulp geeft professionals zes tips om de jeugdhulpverlening te verbeteren. Maar ook de aloude rust, reinheid en regelmaat doen wonderen. En, belangrijk, niet schromen om om hulp te vragen, wanneer dat nodig is.

Jeugdhulpverlening is gebaat bij meer keuzevrijheid, minder bureaucratie en een betere samenwerking tussen hulpverleners onderling én tussen hulpverleners en cliënten. Binnen dat kader is het verheugend dat de medezeggenschap de laatste jaren serieuzer is geworden, maar er blijft nog veel te wensen over.

Er is immers nog lang geen sprake van een veelzijdige samenwerking tussen hulpverlener en cliënt. Voor een dergelijke samenwerking moeten de partijen gelijkwaardig zijn en elkaar vertrouwen. Vooral vertrouwen is wezenlijk, maar tegelijkertijd uiterst lastig om vast te houden, vooral omdat gemeentelijke en hulpverlenende organisaties nog te veel naar binnen zijn gericht. Iets wat de communicatie met de cliënt sterk bemoeilijkt.

Hoe kan de jeugdhulpverlening ten goede worden veranderd?

Ten eerste zouden cliënten en hulpverleners beter naar elkaar kunnen leren luisteren. En met name voor de professionals geldt dat ze een meer open houding moeten innemen, dus zich niet meteen een beeld vormen van ‘zo zal het wel zijn’, maar te allen tijde behoren te proberen een objectieve analyse van het voorliggende probleem te maken. Die objectiviteit zouden professionals ook in de verdere loop van het hulpverleningstraject dienen te behouden.

Ten tweede zouden cliënten en hulpverleners bereid dienen te zijn van elkaar te leren. Dat is des te belangrijker wanneer situaties afwijken van het reguliere patroon, met andere woorden als gebeurtenissen en ontwikkelingen anders verlopen dan verwacht.

Ten derde moeten haalbare gezinsplannen worden gemaakt. Ofwel, de zorgregisseur moet oplossingen aandragen op basis van een juiste inschatting van de oorzaak van het probleem én van de mogelijkheden van het gezin. Vooral dat laatste wordt door hulpverleners nogal eens vergeten.

Ten vierde is er behoefte aan professionele durf. In het ideale geval heeft de hulpverlener het lef om met ouders en kinderen in gesprek te blijven, zelfs al wordt de dialoog voortdurend gefrustreerd of zijn er andere belemmeringen die een soepel onderhoud in de weg staan. Nodig zijn professionals die de dwarsligger vragen waarom hij of zij niet verder wil. Hulpverleners die er niet voor terugdeinzen om de vraag te stellen of er überhaupt oplossingen voorhanden zijn en die de grenzen van hun eigen deskundigheid en ervaring erkennen. Professionals die de moed hebben om andere hulpverleners in te schakelen, als het belang van het kind en het gezin daarom vraagt. Mijn ervaring is dat dit in Overijssel, de provincie waar ik woon en werk, nog veel te weinig gebeurt. De belangrijkste reden daarvoor is dat de verschillende hulpverlenende instanties hier slecht met elkaar matchen.

Ten vijfde is het creëren van een passend, goed werkend netwerk belangrijk: cliënten behoren  mensen om zich heen te verzamelen die bij hen passen. Een netwerk waar zij blij van worden en dat hen helpt om hun leven weer in het gareel te krijgen en dingen te doen waar zij zich zelf goed bij voelen. Een waarschuwing is echter op zijn plaats: hoe ondersteunend een netwerk ook kan zijn, het dient tevens ruimte laten voor de individuele autonomie van cliënten. Het moet niet zo zijn dat ouders en kinderen het gevoel krijgen dat het netwerk het roer van hen overneemt.

Ten zesde is een positief stimulerende deskundige nodig om de jongeren en het gezin in eigen kracht en regie te laten groeien. Bij het ene gezin kan dat binnen een half jaar, het andere gezin doet daar anderhalf jaar over, en weer anderen lukt dat misschien nooit. Ook hier geldt dat de wensen en mogelijkheden van de cliënt maatgevend moeten zijn. Het gezin en het kind geven aan wat haalbaar voor hen is, als iets vandaag niet lukt dan wellicht morgen wel. En de begeleider en het netwerk moeten in dat tempo meegaan, flexibiliteit is hier het sleutelwoord.

Wat is er nog meer nodig?

De effectiviteit en efficiëntie van de jeugdhulpverlening nemen toe als de mogelijkheden van het gezin beter worden benut én wanneer de bandbreedte van het professionele handelen zodanig wordt verbreed dat de hulpverleners waar nodig van de regels kunnen afwijken. Regels, protocollen: ze zijn nodig maar moeten niet in beton zijn gegoten. Wat zeker kan bijdragen aan een goed werkende en humane jeugdhulpverlening zijn de veertien richtlijnen jeugdhulp die de hulpverleners en cliënten samen hebben ontwikkeld om de kennis van beide partijen te vergroten. Verder zijn nadere scholing, betere voorlichting én, niet in de laatste plaats, een betere bereikbaarheid van professionals dringend gewenst, liefst 24 uur per etmaal.

Voor een cliëntgerichte houding en dito handelen van professionals is verbindend communiceren een must, dus ‘zien, laten zien, ik wil gezien worden, ik wil dat je naar me luistert, ik wil dat ik contact met je maak.’ Het lijkt eenvoudig, verbindend communiceren, en toch raken mensen en organisaties elkaar daarin met enige regelmaat volkomen kwijt.

Wat kunnen gezinnen en jongeren zelf doen?

Gezinnen zouden zich meer kunnen verdiepen in de eigen situatie, en adequaat gebruikmaken van de bestaande hulp. Wat ook helpt, is het besef dat er altijd mensen zijn die het slechter hebben. Problemen komen daardoor in perspectief te staan. Cliënten moeten, hoe moeilijk hun situatie soms ook is, leren om dankbaar te zijn voor wat wel goed gaat, eenvoudig leven en niet zelf blijven worstelen met hun problemen, maar gebruik maken van de hulp die er is. En die is er in Nederland, bovendien nog van hoog niveau ook.

Ten slotte, en misschien klinkt het oubollig, moeten ouders hun kinderen rust, reinheid en regelmaat, het bekende trio, proberen te bieden. Voed ze positief op, leg ze het verschil tussen goed en kwaad uit, leef een gezonde leefstijl voor en geef als ouders het goede voorbeeld. Maak eventueel gebruik van de Eigen Kracht-conferentie. En durf vooral te vragen, anderen zien niet altijd dat je hulp nodig hebt.

Erika de Boer is lid van LOC zorg & zeggenschap en lid van de cliëntenraad Jeugdbescherming Overijssel. Dit artikel is gebaseerd op haar inleiding voor de zorgsalon ‘Van kwetsbaar kind en kwetsbare ouder naar sterkere burger?’ georganiseerd op 23 juni jl.door Tranzo, het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van Tilburg University.

Foto: Andrew Sweeney (Flickr Creative Commons)