Bij de jongste Provinciale Statenverkiezingen sprong vooral de electorale doorbraak van Forum voor Democratie in het oog. Net als andere anti-establishment-partijen geeft Forum voor Democratie een stem aan mensen die politici wantrouwen, en verzet zij zich tegen standpunten die breed worden gedeeld door establishment-partijen (‘het partijkartel’).
Opvallend is dat dit verzet op cultureel elitaire wijze gestalte krijgt: voorman Thierry Baudet lijkt met zijn elitaire uitingen en toespraken vol cultuurhistorische verwijzingen de antithese van wat wordt gewaardeerd door het in het algemeen lageropgeleide electoraat van West-Europese anti-establishment-partijen. Het verbaast dan ook niet dat de FvD-achterban een cruciaal verschil vertoont vergeleken met het electoraat van bijvoorbeeld de PVV: hogeropgeleiden zijn er niet ondervertegenwoordigd.
Dit roept de vraag op of en hoe weerstand tegen elitecultuur een rol speelt bij het wantrouwen in politici dat vooral onder lageropgeleiden leeft. In ons onderzoek bieden wij met een nieuwe cultuursociologische benadering antwoord op die vraag.
Wantrouwen in politici
Onderzoek naar wantrouwen in de politiek en ontevredenheid met de democratie laat zien dat verschillen tussen de beleidsvoorkeuren van politici en de overheid enerzijds en de opvattingen van het electoraat anderzijds hierbij een rol spelen. Hoe dieper die kloof, hoe minder vertrouwen en tevredenheid burgers tentoonspreiden. Aangezien de opvattingen van lageropgeleiden het meest afwijken van die van de gemiddelde politicus, verbaast het niet dat vooral lageropgeleiden politici wantrouwen.
Er zijn echter aanwijzingen dat het gaat om meer dan inhoudelijke meningsverschillen. Weerstand tegen de vermeende culturele superioriteit die establishment-politici uitstralen speelt waarschijnlijk een rol bij het wantrouwen van lageropgeleiden. Het gaat er niet alleen om wat politici vinden, maar ook om wat ze daarmee uitstralen.
‘Tenenkrommend gedram’ van progressieven
Het is onomstreden dat politici in het algemeen op culturele thema’s (zoals immigratie) veel progressiever zijn dan de gemiddelde lageropgeleide burger (zie een eerdere bijdrage van Mark Bovens en Anchrit Wille). Wat in dit licht van belang is, is dat deze culturele meningsverschillen beladen zijn met morele connotaties. Progressieve standpunten worden door leden van het establishment als ‘superieur’ voorgesteld (en door anderen als bedilzuchtig ervaren), terwijl conservatieve opvattingen als ‘inferieur’ worden afgedaan. Dit komt op verschillende manieren naar voren in het publieke en politieke debat.
Zo liet reaguurder ‘Diepstrotje’ in een reactie op GeenStijl weten ontevreden maar niet verrast te zijn met de benoeming van Femke Halsema als burgemeester van Amsterdam: ‘Het lag voor de hand dat het iemand met aardappel in mond, heel elitair andere zou uitleggen dat als de krakers komen zij ook recht hebben op een woning en status en jij als witte gewoon rassist bent omdat je niet gewoon je huis uit gaat.’
Reacties op Twitter op een recent interview met Geert Wilders in EenVandaag zijn eveneens tekenend. Zo schreef ‘Mirjam152’ dat ze presentatrice Jojanneke van den Berg vond overkomen als ‘een moraliserende moeder of een schoolfrik die probeerde een stoute leerling op te voeden’. Eveneens op Twitter bestempelde een ander de presentatrice als een ‘onbeschoft bevooroordeeld links superieur wanend wichtje.’ En onder de video van het interview op YouTube werd het optreden van Van den Berg gekwalificeerd als ‘tenenkrommend gedram van links nederland bij de Nationale Propagandische Omroep’.
Deze ervaringen komen overeen met verschillende in het oog springende voorbeelden van leden van het establishment die burgers met cultureel conservatieve opvattingen, zoals veel lageropgeleiden, als inferieur wegzetten. Zo bestempelde Hillary Clinton aanhangers van Donald Trump als ‘basket of deplorables’ vanwege hun cultureel conservatieve opvattingen en leek toenmalig voorzitter van het Europees Parlement Martin Schulz veel kiezers weg te zetten als ‘dom en achterlijk’ door te pleiten voor een revolutie van fatsoenlijken.
Het gevoel onder veel lageropgeleiden dat veel establishment-politici en andere leden van de culturele elite, zoals rechters, zich superieur wanen vanwege hun meer cultureel progressieve opvattingen vindt volop weerklank onder anti-establishment-partijen en -media. Martin Bosma, Tweede Kamerlid voor de PVV, sprak bijvoorbeeld over de rechterlijke uitspraak tegen de ‘Blokkeerfriezen’ als een ‘strafexpeditie’ en een ‘wraakactie’ van de ‘kosmopolitische elites van Nederland’ tegen ‘mensen die zij beschouwen als tokkies, populisten en deplorables.’ En recent stelde Robert Jensen smalend over burgemeester Femke Halsema (GroenLinks): ‘Als je het niet met dit soort mensen (…) eens bent, dan ben je ook meteen ‘belachelijk’ en ‘moet je de mond worden gesnoerd’ en ‘daar kan toch geen discussie over zijn’.’
Onderzoek naar wantrouwen
Gebruikmakend van een representatieve steekproef onder de Nederlandse bevolking, genomen in 2012 dus vóór de opkomst van Forum voor Democratie, verkenden we met een enquête of de hierboven geïllustreerde symbolische uitsluiting van cultureel conservatieven een verklaring kan bieden voor het grotere wantrouwen in politici onder lageropgeleiden. Meer precies onderzochten we of het hogere wantrouwen onder lageropgeleiden komt doordat zij gemiddeld genomen minder dan hoogopgeleiden affiniteit hebben met twee zaken waarmee vandaag de dag culturele superioriteit wordt uitgestraald.
Ten eerste de hierboven besproken cultureel progressieve opvattingen (gemeten aan de hand van antwoorden die duiden op een afkeer van een rigide sociale orde en waardering van etnische diversiteit). Ten tweede gebruikten we een klassieke indicator voor cultureel kapitaal (samengesteld uit stellingen die draaien om consumptie en waardering van highbrow cultuur, zoals het bezoeken van musea en zelfidentificatie als een liefhebber van kunst en cultuur).
Ook als we rekening houden met andere factoren, zoals verschillen tussen lager- en hogeropgeleiden qua inkomen en politieke kennis, blijken deze culturele indicatoren zoals verwacht een groot deel van de opleidingskloof in wantrouwen in de politiek te verklaren. Dat de meer cultureel conservatieve opvattingen van lageropgeleiden op eenzelfde manier relevant zijn als hun geringere hoeveelheid cultureel kapitaal is hierbij van belang.
Dit suggereert namelijk dat de ideologische verschillen tussen lageropgeleiden en politici meer behelzen dan een eenvoudig verschil van inzicht. Het lijkt ook te gaan om ervaren uitingen van culturele superioriteit van establishment-politici.
Wanneer Uil van Minerva wantrouwen zou opwekken
De vraag hoe deze twee verklaringen zich precies tot elkaar verhouden vraagt om verdere uitwerking. Daarnaast is het mogelijk dat aan vermeende culturele superioriteit en bedilzucht gelieerde zaken het wantrouwen onder lageropgeleiden aanwakkeren.
Culturele progressiviteit van politici wordt bijvoorbeeld door sommigen als hypocriet bestempeld, omdat men de progressieve idealen in de persoonlijke sfeer niet zou naleven (zie bijvoorbeeld hier en hier). Daarom is het nodig om, bijvoorbeeld via intensieve gesprekken, beter in kaart te brengen tegen welke ervaren kenmerken van politici lageropgeleiden zich het meest verzetten en waarom dat zo is.
Hoe verhoudt dit zich tot de doorbraak van Forum voor Democratie? Er lijkt in het Nederlandse politieke landschap sprake van twee smaken rechts-populistische politiek die twee typen electoraat aanspreken. Enerzijds bedienen ‘klassieke’ anti-establishment-partijen als PVV (net als elders Front National en Vlaams Belang) vooral een lageropgeleid publiek dat culturele elites in het algemeen wantrouwt.
Anderzijds biedt FvD een versie van anti-establishment-politiek die ook een hogeropgeleid publiek aanspreekt. Elitaire verwijzingen, zoals naar de uil van Minerva, zouden bij hen vermoedelijk pas wantrouwen opwekken als het beestje haar lokroep zou doorspekken met cultureel progressieve superioriteitsclaims en bedilzucht.
Kjell Noordzij, Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn allen verbonden aan de Master Politics & Society van de afdeling Bestuurskunde en Sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze bijdrage is gebaseerd op: Noordzij, K., J. van der Waal & W. de Koster (2019) ‘The Educational Gradient in Trust in Politicians in the Netherlands: A Status-Based Cultural Conflict’. The Sociological Quarterly.
Foto: Mike Andrews (Flickr Creative Commons)