Meer waardering voor bijdrage van informele welzijnsaanbieders graag

Naast familieleden of vrienden zijn er nog vele andere mensen die welzijnstaken verrichten in superdiverse landen als België en Nederland. Ze krijgen echter niet de aandacht die ze verdienen, omdat de formele en informele hulpverlening sterk gescheiden werelden zijn. Die kloof moet nodig overbrugd worden.

In het voorjaarsnummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken buigen Radboud Engbersen en Monique Kremer zich over de superdiverse stad. Superdiversiteit verwijst naar het samenspel van verschillende variabelen zoals land van herkomst, migratiekanalen en -trajecten, wettige status, sociaal kapitaal van migranten, toegang tot werk, reacties van lokale autoriteiten, aanbieders van publieke diensten en burgers (Vertovec, 2007).

In de schaduw, buiten het gezichtsveld

Engbersen en Kremer vragen wat superdiversiteit betekent voor het sociaal beleid en voor de professionals en hun organisaties. Ze eindigen hun bijdrage met de opmerking dat de superdiverse stad onder andere een beroep doet op ‘andere’, informele actoren.

Op deze actoren richten wij ons hier. Hoewel ze talrijk aanwezig zijn en er vaak goed in slagen om in te spelen op de diversiteit van de stad en haar inwoners, bevinden veel van deze actoren zich in de schaduw – buiten het gezichtsveld van het sociaal werk en het beleid.

De term ‘informele actoren in het welzijnslandschap’ roept in eerste instantie de associatie op met zorg en ondersteuning door het eigen sociaal netwerk van familieleden, vrienden en buren. Deze invulling staat bijvoorbeeld centraal in de definitie van de ‘vermaatschappelijking van de zorg’ die de Vlaamse overheid de afgelopen twee regeerperiodes als streefdoel naar voor schoof (Vandeurzen, 2014).

Volgens deze visie – die heel wat parallellen heeft met het discours van de participatiesamenleving in Nederland – hoort de zorg voor kwetsbare burgers geïntegreerd in de samenleving te verlopen. Daartoe moet vooral het netwerk van familie, vrienden, buren en vrijwilligers een hand toesteken.

Deze definitie van ‘informele actoren’ laat heel wat andere relevante spelers buiten beschouwing. Naast familieleden of vrienden zijn er namelijk nóg meer informele spelers die welzijnstaken verrichten. Denk bijvoorbeeld aan zelforganisaties, liefdadigheidsinstellingen, religieuze organisaties, burgerinitiatieven, online gemeenschappen, sociaal-sportieve praktijken, maar ook aan bars, restaurants, kapperszaken of etnische winkels. Hoewel deze spelers geen deel uitmaken van de formele sociale kaart, doen ze in de praktijk vaak aan sociaal werk.

Warm onthaal helpt om weg te vinden

Ze brengen mensen samen, bieden materiële steun in de vorm van voedselbedeling of tijdelijke huisvesting, verstrekken juridisch advies, werken systemen uit van onderlinge financiële ondersteuning, geven een stem, politiseren en leiden naar werk toe, om maar een paar van hun diensten te benoemen. Ze dichten de gaten van een superdiverse samenleving, waar het sociaal werk vaak onvoldoende aansluit op een voortdurend veranderende bevolking met verschuivende noden en complexere verblijfsstatussen.

Vlaamse en Brusselse beleidsmakers werken naarstig aan een hervorming van de welzijnssector, met als doel het creëren van een geïntegreerde eerste lijn en ‘een warm en breed onthaal.’ Het idee is dat de eerste lijn zodanig wordt ingericht dat cliënten vanaf het begin de weg wordt gewezen zodat ze minder verdwalen in het doolhof van de verzorgingsstaat.

De analyse die aan de basis ligt van de hervorming – namelijk dat mensen soms moeilijk de weg vinden naar het sociaal werk – klopt. Zelfs als ze die weg wél vinden, raken nog heel wat kwetsbare burgers op gegeven moment de weg in het doolhof kwijt (Schrooten et al, 2015). Om dat te voorkomen en de drempel naar zorg en welzijn sowieso te verlagen, moeten organisaties al vanaf het eerste onthaal beter op elkaar inhaken.

En het gebeurt al, in het warm, breed en geïntegreerd onthaal dat diverse informele spelers in superdiverse steden aanbieden. Denk aan het onthaal van het ‘burgerplatform voor steun aan de vluchtelingen’, een burgerinitiatief dat in Brussel dagelijks zorgt voor maaltijden, medische zorg, onderdak, animatie, psychologische steun en onderwijs voor vluchtelingen. Of aan de vele zelforganisaties die mensen opvangen, ondersteunen en wegwijs maken en sportclubs die naast hun sportieve opdracht ook een sociale rol vervullen.

Formeel en informeel: gescheiden werelden

Sommige van deze informele spelers werken op een categoriale manier voor ‘hun’ etnisch-culturele doelgroep, andere zijn superdivers en toegankelijk voor alle doelgroepen. Ze koppelen ontmoeting aan laagdrempelige dienstverlening, verwijzen en begeleiden mensen naar formeel sociaal en welzijnswerk, en zijn wars van bureaucratie en professionalisering. Als plaatsen van warm onthaal bieden ze mensen steun bij hun integratie in het stedelijk weefsel.

De formele welzijnssector en de informele sociaalwerkpraktijken zijn nog grotendeels gescheiden werelden. De kennis over elkaars bestaan en werking is zeer beperkt. In beide kringen hoor je gelijkaardige vragen: Wie zijn de andere actoren? Wat voor welzijnsactiviteiten ondernemen ze? Welke ‘good practices’, maar ook welke valkuilen zijn er? Hebben we elkaar nodig en welke kansen en uitdagingen biedt samenwerking eigenlijk?

Wat de samenwerking tussen beide partijen bemoeilijkt, is dat informele actoren soms weinig zicht hebben op de complexe structuren van het formele welzijnswerk, ook al omdat de professionalisering, arbeidsdeling en bureaucratisering zeer ver zijn doorgedreven. Omgekeerd hebben formele spelers vaak geen idee van wat er zich achter de muren afspeelt van zelforganisaties, koffiehuizen, kappers of kerken en moskeeën.

Versnipperde kennis samenbrengen

In het boek ‘Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap’ pogen wij om de versnipperde kennis over formeel en informeel samen te brengen. Ze gaan op zoek naar de vaak niet-erkende meerwaarde die informele spelers hebben in het welzijnslandschap, maar kijken ook naar hun specifieke benadering en praktijk.

Daarnaast diepen ze de relaties met de formele actoren in het welzijnslandschap uit en belichten ze de verhouding tot de overheid. Ze maken daarmee een begin om de verscheidenheid die zich ook in het zorg en welzijnssectoren manifesteert, veel meer te benutten voor de integratie van een steeds diversere bevolking.

Mieke Schrooten is docent en onderzoeker sociaal werk aan de Odisee Hogeschool in Brussel en de Universiteit Antwerpen. Pascal Debruyne is gepromoveerd in de politieke wetenschappen. Hij is politicoloog aan de Universiteit Gent en beleidsmedewerker Integratie bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Rebecca Thys is socioloog en medewerker sociale uitsluiting aan het Kenniscentrum Welzijn, Wonen, Zorg in Brussel. Het boek Sociaal schaduwwerk. Over informele spelers in het welzijnslandschap’ is een publicatie van de uitgeverij Politeia.

 

Bronnen

Schrooten, M., Withaeckx, S., Geldof, D., & Lavent, M. (2015). Transmigratie. Hulp verlenen in een wereld van superdiversiteit. Leuven / Den Haag: Acco.

Vandeurzen, J. (2014). Beleidsnota 2014-2019. Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Brussel: Kabinet van Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Vertovec, S. (2007). Super-diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies 30 (6), pp. 1024-1054.

 

Foto: GUE/NGL (Flickr Creative Commons)