Afgelopen mei constateerde het Zorginstituut Nederland dat er in onze samenleving een afnemende bereidheid is te betalen voor de ongezonde medemens. Een peiling wees uit dat vier op de tien Nederlanders vindt dat mensen met een ongezonde leefstijl meer moeten betalen voor hun zorgverzekering. Een dag eerder berichtte het Centraal Bureau voor de Statistiek juist dat in 2021 iets minder van de helft van onze bevolking voldoende bewoog om aan de gezondheidsrichtlijnen te voldoen; een van de onderdelen van wat we gezond gedrag vinden.
Mensen met een migratieachtergrond bewegen minder dan mensen zonder
Het is interessant om deze twee constateringen eens verder uit te pluizen; zeker in het licht van de Beweegbrief 2022 die de minister voor Langdurige Zorg en Sport eind juni aan de Kamer aanbood. Uit talloze onderzoeken weten we namelijk dat de mate waarin we bewegen niet gelijk is verdeeld over onze samenleving.
Zo bewegen mensen met gezondheidsproblemen gemiddeld minder dan mensen met een lijf dat meezit. Mensen boven de 65 jaar bewegen veelal minder dan mensen onder die leeftijd. Vooral degenen die lichamelijk beperkter zijn of minder geld en opleiding hebben. Mensen met een migratieachtergrond bewegen weer minder dan mensen zonder, vooral als ze vrouw zijn. Bovenal hangt de mate van bewegen samen met het aantal jaren opleiding en de hoogte van het inkomen, waarbij de combinatie van een langere opleiding en een hoog inkomen verreweg de beste papieren geeft.
Gezond leven en sociaaleconomische verschillen
Terug naar het Zorginstituut Nederland. Want wie zijn dan die veertig procent die vindt dat een ongezonde leefstijl een hogere zorgpremie zou moeten betekenen? Uit het achterliggende onderzoek blijkt dat dit vooral gaat om mannen, jongeren onder de dertig, mensen met een goede gezondheid en mensen die geen medicijnen gebruiken. Helaas zegt het onderzoek niks over de relatie met inkomen en opleiding. Ik durf te wedden dat die er wel is. Want zeg nou zelf, zou u voor deze verhoging zijn als u weet dat uw eigen leefstijlgedrag veel te wensen over laat?
Een ‘Beweegalliantie’ moet ervoor zorgen dat meer Nederlanders gaan bewegen
Het is tijd te erkennen dat onderliggende factoren zich in onze samenleving sterk centreren. Zo laat tv-programma Pointer zien dat in wijken waar veel mensen wonen die (te) weinig geld hebben om rond te komen, bijna twee keer zoveel verkooppunten met ongezond voedsel staan als in andere wijken. De Erasmus School of Economics laat zien dat het voor kansen in het leven ontzettend uitmaakt waar in dit land je wieg staat. Het SCP vertelt ons dat van de mensen die in armoede leven de helft een migratieachtergrond heeft en een derde afhankelijk is van de bijstand – deze twee groepen overlappen elkaar. De Wereldgezondheidsorganisatie meldt dat gezondheidsverschillen vooral te maken hebben met sociaaleconomische verschillen.
Het is tevens tijd te erkennen dat al deze factoren inherent met elkaar en met overlappende sociale statusposities van individuen samenhangen. Ze kleuren daarmee de dagelijkse levens, ervaringen, opvattingen én leefstijlgedragingen van mensen. Van alle mensen: zowel degenen die het in onze samenleving (veel) beter hebben als zij die het (veel) minder goed hebben. Van de mensen die het beleid maken tot en met de mensen die daar het meest van afhankelijk zijn – en ik vermoed dat deze twee groepen elkaar vrijwel niet overlappen.
Beweegbrief zonder aandacht voor verschillen
Deze factoren en ongelijkheden in relatie tot beweeggedrag worden in de Beweegbrief 2022 niet erkend. In deze brief staat (wederom) de ambitie dat 75 procent van de Nederlanders in 2040 aan de beweegrichtlijnen voldoet, met daarbij de realisatie dat ‘de lat dus hoog’ ligt. Een ‘Beweegalliantie’ moet met acties en initiatieven ervoor zorgen dat meer Nederlanders gaan bewegen. Behalve een extra focus op de jeugd (met name leerlingen uit achterstandsgebieden) is er in de brief geen aandacht voor onderliggende verschillen tussen (groepen) mensen.
Wat veelal onbesproken blijft, is dat ook beleidsmakers individuen zijn die zelf ook bewegen
Dat is een gemiste kans. In deze brief ontbreekt het expliciteren van de spanning tussen individuele keuzevrijheid voor gedrag en achterliggende maatschappelijke belangen van dat beleid (Stuij, 2021). Die laatste gaan over economische argumenten, productiviteit en het verlagen van de zorgkosten. Individuele keuzevrijheid gaat bijvoorbeeld over een ‘goed’ leven leiden, de kansen die iemand daartoe krijgt en ook de vrijheid dit leven in te vullen.
Beleid schrijft morele gedragsnorm voor
Wat veelal onbesproken blijft, is dat ook beleidsmakers individuen zijn die zelf ook in meer of mindere mate bewegen. Ook zij hebben ervaringen met en opvattingen over bewegen en breder gezond leven – en die komen niet per se overeen met die van de mensen waarop het beweegbeleid zich vooral richt. Omdat dit beleid een morele gedragsnorm voorschrijft, namelijk voldoende bewegen is het goede om te doen, kunnen deze verschillen juist leiden tot verminderde inclusie en solidariteit en een toename van stigmatisatie en zo de kloof vergroten tussen zij die aan de norm voldoen en zij die deze niet halen.
Die normatieve toon en nadruk op individuele verantwoordelijkheid zijn aangepast, maar zeker niet weg
Een voorbeeld is te vinden in de preventienota uit 2006 met de veelzeggende titel ‘Kiezen voor gezond leven’. De overheid stelde daarin dat ‘iedereen zijn eigen gezondheid belangrijk [vindt], maar lang niet iedereen gezond [leeft]. (…) Mensen kúnnen voldoende bewegen, maar (slechts) minder dan de helft van de bevolking wil dagelijks een half uur bewegen.’ De overduidelijke boodschap was dat gezond leven een keuze is, de goede keuze is en een keuze die alle mensen kunnen maken, maar niet allemaal willen.
Erken sociaaleconomische verschillen
Die sterk normatieve toon en de bijbehorende nadruk op individuele verantwoordelijkheid voor gedrag zijn inmiddels aangepast, maar zeker niet weg. Eerder meer verdekt. Het lopende Preventieakkoord en ook de recente Beweegbrief richten zich namelijk vooral op het aanpassen van de omgeving om mensen ‘te verleiden gezonde gedragskeuzes’ te maken. Daarmee blijft gedrag wel een individuele keuze. Dat is op zichzelf niet problematisch, tenzij mensen verantwoording voor hun gedragskeuzes moeten afleggen. En dat is precies het signaal dat de eerdergenoemde peiling van het Zorginstituut afgeeft: een ‘verkeerde’ keuze zou financieel bestraft moeten worden.
Maar wat dan wel? De Beweegbrief 2022 zet sterk in op samenwerking met andere ministeries wiens plannen allemaal zijn gericht op het verbeteren van aanbod en de inrichting van de leefomgeving, en daarmee grotendeels op de bevolking als geheel. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die gaat over bestaanszekerheid voor iedereen, ontbreekt echter in deze samenwerking. Net als de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. En dat is spijtig, want deze ministers betrekken zou een eerste erkenning zijn van de bestaande sociaaleconomische ongelijkheden die onder verschillen in beweeggedrag schuilgaan.
Mirjam Stuij is onderzoeker bij het Mulier Instituut en ontving recent de Boymansprijs voor haar proefschrift.
Foto: Gabin Vallet via Unsplash.com