Laten we uit de inclusiekramp komen

De heersende opinie hamert op inclusiviteit. We zijn bang om mensen buiten te sluiten, er is zelfs sprake van een taboe hierop. Daardoor worden zowel in kringen van lokaal beleid als onder bewonersinitiatieven onhaalbare subsidie eisen gesteld en initiatiefnemers opgezadeld met irreële taakstellingen, zien Radboud Engbersen en Judith Jansen van Movisie.

Afgelopen november werd de Amerikaanse politicoloog Robert Putnam voor de Nacht van de Sociologie online geïnterviewd over zijn jongste boek The Upswing. In zijn boek beschrijft Putnam  hoe de Verenigde Staten zich een eeuw geleden hebben ontwikkeld van een ik-samenleving naar een wij-samenleving om vervolgens vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw weer terug te vallen naar een ik-samenleving.

Terugkeer naar wij-samenleving niet zonder problemen

Putnam had net Thanksgiving gevierd en wijdde warme woorden aan de diversiteit van het familiegezelschap. Ondanks verschillen in migratieachtergrond, gender en seksuele identiteit was er een gevoel van onderlinge verbondenheid, zo hield hij ons voor. Hij zag hoopvolle tekenen voor een terugkeer naar een wij-samenleving. Hij wees naar zijn familie, maar ook de ondertitel van zijn boek duidt daarop: ‘How we came together a century ago and how we can do it again.’

Tijdens de Nacht van de Sociologie ging het heel veel over ‘ik’ en ‘wij.’ De titels van de twee genomineerde boeken voor de Sociologische Bril – een publiekprijs - spreken in dit verband boekdelen: Ik, wij, zij van de Belgische socioloog Rudi Laermans en het winnende Mijn ontelbare identiteiten van de antropoloog Sinan Çankaya.

De boeken maken duidelijk dat het verlangen naar ‘wij-heid’ (Laermans) niet onproblematisch is. Het is snel ‘wij’ tegenover ‘zij.’ En waar hebben we het over als we over ‘ik’ en ‘wij’ spreken? Çankaya brengt scherp in beeld hoe het vigerende beleidsdiscours gemeenschappen en groepen in afgepaste hokjes plaats en in clichés fixeert. Het drijft mensen en groepen eerder uit elkaar dan naar elkaar toe. In de daarop volgende kerstdagen namen traditiegetrouw niet-sociologen het stokje over, onze koning in de eerste plaats. In zijn kersttoespraak vormen woorden als verbinden en samenleven de kerningrediënten: ‘We moeten blijven samenleven, ook al liggen onze standpunten soms ver uit elkaar.’

Putnam als bron van inspiratie voor ‘Wij in de Wijk’

Binnen Movisie herkennen we de actuele aandacht voor ‘wij’ in wetenschap en samenleving. Het manifesteert zich al langer in grotere aandacht voor samenleven, samenlevingsopbouw, en voor de collectieve en relationele aspecten in het sociaal werk. Drie jaar geleden startten we het project ‘Wij in de wijk’ (Wij in de Wijk 1, Wij in de wijk 2). Aanleiding daarvoor was enerzijds het te dominant geworden individualiserende perspectief in het sociaal beleid. Het was allemaal te veel eigen kracht en zelfredzaamheid geworden. Anderzijds waren er verschillende maatschappelijke ontwikkelingen - groeiende ongelijkheid, extramuralisering, digitalisering, het superdivers worden van onze steden – die het denken in termen van wij problematisch maakten.

De leidende vraag van het Wij in de wijk-project is, is het ieder voor zich of hebben we nog wat met elkaar? Hoe ziet het ‘wij’ in de wijk er uit en hoe kunnen actieve inwoners, sociaal professionals en beleidsmakers dat wij-gevoel versterken?

Het werk van Robert Putnam was één van onze inspiratiebronnen. We hebben de afgelopen drie jaar tientallen initiatieven op heel verschillende plaatsen opgezocht. Projecten waarin mensen met elkaar verbinding zochten om iets te doen voor elkaar of voor de leefbaarheid van hun omgeving. De eerste twee jaar waren we vooral gespitst op projecten waarin geprobeerd werd om bruggen te slaan naar andere groepen. Bridging in de termen van Putnam.

Rondreis toont dat saamhorigheid overheerst

Het afgelopen jaar hebben we de focus verlegd naar initiatieven waar mensen zich verbinden vanwege een gelijkenis of gedeelde ervaring. Dan gaat het om bonding in termen van Putnam. We zijn ons de afgelopen jaren scherp bewust geworden van de positieve kanten van bonding, al kennen we ook de mogelijk negatieve kanten ervan. Als groepsdruk leden klein houdt, een blokkade vormt voor hun maatschappelijke participatie, en leden verhindert zich breder te oriënteren en hun vleugels uit te slaan.

Wij zagen op onze rondreis echter vooral saamhorigheid, het thuisgevoel bij mensen die iets met elkaar gemeen hebben. Of dat nu komt door een zelfde migratie-achtergrond, levensfase, religieuze overtuiging, een gedeeld ideaal of door het wonen in dezelfde buurt, het maakt contact maken gemakkelijker en zorgt voor sneller begrip en herkenning. Wat ook helpt, is een voor de groep passende plek, zoals in het geval van De Oude Bieb in de Groningse wijk Lewenborg.

De Oude Bieb is een sociale huiskamer voor wijkbewoners met een smalle beurs, overwegend autochtone volwassenen van 50 jaar en ouder. Zij hoeven zich er niet te schamen voor hun geldgebrek en voelen zich er thuis. De Oude Bieb is voor hen een warme jas, met gratis activiteiten én ontwikkelmogelijkheden voor de bezoekers, die elders nergens goed terecht kunnen.

De Oude Bieb is een van de negen casussen in de derde bundeling van Wij in de wijk (Wij in Wijk 3). De beschreven initiatieven maken zichtbaar dat zelforganisatie of het samenklitten van groepen die op elkaar lijken (bonding) belangrijk is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Poolse vrouwen die bij Stichting POLKA aan het Haagse Regentesseplein in stadsdeel Segbroek een warme gastvrije plek vinden. Ze krijgen directe praktische hulp en ondersteuning bij het wegwijs raken in de Nederlandse samenleving. Iets waartoe overheidsinstanties en werkgevers maar gebrekkig in staat zijn.

In de Utrechtse wijk Zuilen biedt Stichting Asha sinds jaar en dag een ontmoetingsplek voor bewoners met een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond. Hier krijgen ze aandacht en een snel antwoord op hun vragen. Ook de online community HolyBe laat de kracht van vrijwillige afzondering zien. HolyBe streeft naar meer sociale acceptatie van LHBTI-jongeren in christelijke kringen. In het verbinden van lotgenoten zit hun kracht. Door HolyBe voelen ze zich ook in de echte wereld (offline) gesterkt om te zijn wie ze willen zijn.

Meer ontspannen visie op inclusiviteit gewenst

De genoemde initiatieven zijn geen gesloten bastions, ze staan open voor de wijdere samenleving. Wel benutten de leden de beschutting van de eigen, herkenbare groep om staande te blijven én om persoonlijk te kunnen groeien en overbruggende contacten met anderen te maken. Dit ‘wij’ van mensen die op elkaar lijken, bevat empowerende kracht.

De heersende opinie hamert op inclusiviteit. We zijn bang om mensen buiten te sluiten, er is zelfs sprake van een taboe hierop. Daardoor worden zowel in kringen van lokaal beleid als onder bewonersinitiatieven onhaalbare (subsidie)eisen gesteld en initiatiefnemers opgezadeld met irreële taakstellingen. Bovendien heeft eenzijdige inclusiedrang vaak uitsluiting tot gevolg. Want waar zouden bezoekers van De Oude Bieb bijvoorbeeld terecht kunnen als deze voorziening zou wegvallen?

Op basis van onze bevindingen bepleiten wij een meer ontspannen kijk op inclusie, waarbij het streven meer gericht moet zijn op inclusieve wijken en minder op inclusieve activiteiten, die voor alle inwoners toegankelijk moeten zijn. Gemeenten zouden juist in superdiverse gemeenten zelforganisatie van groepen bewoners met eenzelfde migrantenachtergrond of dito levensstijl, maatschappelijke ambitie, religieuze denominatie of seksuele identiteit moeten stimuleren.

Zelforganisatie verzwakt het sociaal cement van wijken niet, maar versterkt ze juist. Op het niveau van de wijk zou de metafoor van de familietafel van Putnam als richtinggevend ideaal kunnen dienen. Dat geldt echter niet voor alle initiatieven in een wijk. Het is niet erg als mensen zich soms omringen met personen die sterk op hen lijken. Oftewel, maak de wijk inclusief, maar accepteer daarbinnen ook exclusiviteit.

Radboud Engbersen is programmaleider Sociale Basis. Judith Jansen is projectleider ‘Wij in de wijk.’ Beiden werken bij Movisie

 

Foto: thinkpublic (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2010 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. De Wijkraad Feijenoord heeft het College dit voorstel gedaan, gericht op de ontwikkeling van de wijk tot een ‘village to raise a child’.

    Fingers crossed.

  2. “De heersende opinie hamert op inclusiviteit. We zijn bang om mensen buiten te sluiten, er is zelfs sprake van een taboe hierop.” En ook het woord in de titel “inclusiekramp” vind ik boekdelen spreken.
    Dit is doordrenkt met gevoelens van angst voor afstraffing vanuit de samenleving. En daar gaat het al mis. Ik snap niet waarom het niet meer dan logisch is dat je als mens, professional, vrijwilliger inclusie als streven hebt, dat het een intrinsieke motivatie is. Dat kan zeker ook hand in hand gaan met zelforganisatie. Katholieke basisscholen in superdiverse steden hebben bijvoorbeeld meestal de beste afspiegeling van de superdiverse wijk, ook kinderen die niet-katholiek zijn.

    Waar zijn we ons moreel kompas kwijt geraakt? Willen we het weer vinden? Heeft Putnam daar ook antwoorden op?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *