Als bewoners meebeslissen over verdeling van het wijkbudget

Wat gebeurt er als wijkbewoners zeggenschap krijgen over het wijkbudget? In de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken namen ze de proef op de som. Onderzoekers Yannick Drijfhout en Marthe van Gils vertellen hoe dat verliep.

Een groeiende groep burgers wantrouwt de volksvertegenwoordiging of voelt zich miskend door de overheid. Als reactie op dat wantrouwen werken lokale overheden aan democratische vernieuwing. De Rotterdamse stadswijk Bospolder-Tussendijken (BoTu) is hier een voorbeeld van. In de wijk werd het afgelopen jaar geëxperimenteerd met deliberatieve besluitvorming, waarbij argumenten worden uitgewisseld in een gelijkwaardige dialoog. Onderzoekers van de Erasmus Universiteit en de Veldacademie uit Rotterdam observeerden en interviewden betrokken bewoners die onderdeel zijn van de beoordelingscommissie.

Democratische vernieuwing

In de multiculturele stadswijk BoTu is de afgelopen jaren geïnvesteerd in lokale netwerken. Het in 2018 gestarte programma Veerkrachtig BoTu 2028 speelt hierin een belangrijke rol. Vanuit de principes van community building (bottom-up, uitgaande van relaties en lokale kracht) is er tijd en aandacht om bottom-up-initiatieven te ontwikkelen die bestaande krachten, zoals burenrelaties en talent, benutten. Dit leidde onder meer tot Team Toekomst, een burgerinitiatief dat kansarme kinderen aan buitenschoolse activiteiten verbindt.

‘We praten en beslissen over bewoners, niet met’

Zeggenschap in de praktijk

In de beoordelingscommissie beslist een diverse groep wijkbewoners over hun directe leefomgeving door te kiezen welke ingediende initiatieven financiering verdienen. Jaarlijks zijn er vier beslisavonden, met in het afgelopen jaar gemiddeld veertig aanwezigen. De gemeente doet een open oproep aan initiatiefrijke bewoners en sociaal ondernemers om deel te nemen.

Voorafgaand krijgt de beoordelingscommissie de projectplannen toegestuurd om zich in te lezen. Tijdens tafelgesprekken in het centraal gelegen Huis van de Wijk verdeelt zij in totaal 300.000 euro. De avond begint plenair met posters van de ingediende projecten. Ze worden beplakt met stickers: groen (positief), geel (ik heb nog vragen) en rood (ik vind het niks). Daarna pitchen initiatiefnemers ‒ dat kunnen bewoners en sociaal ondernemers zijn ‒ hun ideeën aan de thematafels.

Vervolgens vertrekken zij en gaan bewoners in conclaaf om consensus te bereiken. Aan elke tafel zit ook een professionele gespreksleider van de gemeente. En een projectleider – een door de gemeente betaalde wijkbewoner met expertise op een thema, zoals energie of armoede.

Deze vorm van zeggenschap schept ruimte voor discussies waarin belangen en argumenten worden uitgewisseld. Een betrokken gemeenteambtenaar licht toe waar de dialoog over gaat:Bewoners kijken onder andere of het project meerwaarde heeft voor de wijk, of de aanpak past bij de wijk en of de begroting in verhouding staat met het verwachte resultaat. Dit levert boeiende gesprekken op. De bewoners zijn streng doch rechtvaardig en voeren mooie discussies met elkaar over wat de wijk nodig heeft.’

Elke bewoner vult dit op eigen wijze in; bewoners komen met persoonlijke ervaringen, leggen hun persoonlijke waarden uit of delen hun kennis over financieringsstromen uit de wijk.

Buurtbewoners met minder bureaucratische competenties en nieuwe wijkbewoners hebben moeite om aan te haken

Zo wordt zeggenschap een middel om met buurtgenoten het gesprek te voeren over de gedeelde leefomgeving – een combinatie die leidt tot het versterken van eigenaarschap over de directe leefomgeving. Participerende bewoners geven aan zich op een waardevolle manier gehoord en betrokken te voelen in relatie tot hun wijk.

Ongewenste effecten

Tegelijkertijd moeten er kritische kanttekeningen geplaatst worden bij de mate waarin deze democratische ervaring voor eigenaarschap zorgt bij deelnemers. De grote bevolkingsdiversiteit van de stadswijk BoTu zorgt voor een breed assortiment aan kennis en ervaring over thema’s binnen het sociaal domein. In de beoordelingscommissie leidt dit soms tot rommelige discussies die ongelijkheid in de hand werken, waarbij bewoners domineren die ervaring hebben in discussies die op detailniveau gevoerd worden. Dat zagen we ook terug in het gebruik van bestuurlijke taal, zoals ‘co-financiering’ en ‘borging’.

Bewoners die zich thuis voelen in een deliberatieve setting claimen autoriteit. Buurtbewoners met minder bureaucratische competenties en nieuwe wijkbewoners hebben daarom moeite om aan te haken. Dit leidde er in de praktijk toe dat sommige bewoners voor het bereiken van consensus de discussie verlieten. Zij gaven aan dat ze er enkel waren om ‘mee te luisteren’ of liepen weg wanneer het geld nog op tafel lag.

Eigenaarschap van burgers wordt vergroot door hun het vertrouwen te geven dat zij juiste beslissingen zullen nemen

Deze bevindingen volgen de dynamiek van invited spaces. Dit zijn omgevingen waarin macht wordt uitgeoefend en verschillende rollen worden aangenomen binnen de interactie tussen gemeente en burgers (Visser, Van Popering-Verkerk & Van Buuren 2021). In deze ruimten of omgevingen worden echter vaak de belangen van de krachtige individuen gereproduceerd (Lefebvre 1991). Er schuilt binnen de verbeterde democratische ervaring (community building en zeggenschap in beoordelingscommissie) een ongewenst, ondemocratisch effect: ongehoorde bewoners voelen zich buitengesloten.

Gelijkheid op het speelveld

Desondanks toont het participatief-begroten-proces in Bospolder-Tussendijken aan dat eigenaarschap van burgers vergroot wordt door hun het vertrouwen te geven dat zij de juiste beslissingen zullen nemen over initiatieven in hun buurt. Tegelijkertijd laat deze casus zien dat community building in combinatie met zeggenschap binnen democratische innovaties een keerzijde kan hebben.

In principe hebben alle wijkbewoners toegang tot besluitvormingsfora, maar bepaalde individuen of groepen kunnen geen invloed uitoefenen op het besluitvormingsproces. Dit toont de relatieve maakbaarheid van participatieprocessen. We formuleren daarom drie aandachtspunten die van waarde kunnen zijn in vergelijkbare participatief-begroten-processen.

  • Allereerst is aan tafel een gelijk speelveld van belang. Door weg te blijven van gedetailleerde kennis en het gesprek te richten op persoonlijke waarden en ervaringen, kan een democratisch gesprek over gedeelde publieke waarden floreren. Een eenduidig gespreksdoel en een goede gespreksleider zijn essentieel.
  • Ten tweede zagen wij in ons onderzoek dat de beoordelingscommissie continu kwam met verbeteringen voor ingediende projecten. Dit toont aan dat er veel waardevolle kennis en ervaring aanwezig is in de wijk. Kennis van wijkbetrokkenen uit de praktijk, bewoners en professionals kan van onschatbare waarde zijn voor lokale initiatieven.
  • Het laatste punt dat aandacht verdient, is dat zowel nieuwkomers als zittende bewoners een plek moeten krijgen in de discussie. Verschillende mogelijkheden om te participeren, werkt drempelverlagend. Ook het trainen van deelnemers, bijvoorbeeld over het verschil tussen individuele en publieke waarden, kan helpen om ongelijkheid te verkleinen.

De komende jaren gaat BoTu door met participatief begroten. Dit biedt ruimte aan verdere vormgeving van een gezonde dialoog over gedeelde wijkbelangen.

Yannick Drijfhout onderzoekt als promovendus bij de Universiteit Leiden de veranderende relatie tussen burger en overheid. Hiervoor was hij betrokken bij een Europees onderzoek naar participatief begroten, genaamd Demotec. Marthe van Gils werkt als (actie)onderzoeker bij de Veldacademie aan de ontwikkeling van toekomstbestendige steden. Ook is ze als externe promovendus betrokken bij TU Delft.

Foto: Merlin Daleman