Layla uit Syrië: ‘Nederland is goed want hier is vrijheid’

Cultureel antropologe Ada Ruis is vertrouwd met Syrië. Ze bezocht het land regelmatig. Hier in Nederland volgt zij het leven van Layla, die als Syrische vluchtelinge samen met man en kinderen haar weg in Nederland zoekt.

Sinds anderhalf jaar bezoek ik regelmatig Syrische gezinnen in een asielzoekerscentrum (azc) bij mij in de buurt. Omdat ik tussen 1988 en 2000 vaak in Syrië ben geweest – eerst als student culturele antropologie en Arabisch, en later als onderzoeker – voel ik mij sterk betrokken bij wat er gaande is in het land en bij de gevolgen die dat heeft voor de bevolking. Waar ik weinig kan doen voor vrienden en bekenden in Syrië, kan ik bij mij in de buurt in contact komen met gezinnen die het land ontvlucht zijn. Syriërs die Nederland bereiken, krijgen meestal een tijdelijke verblijfsvergunning van vijf jaar. Hiermee komen zij in aanmerking voor een sociale huurwoning. Zij hebben geen keuze voor de gemeente waar zij komen te wonen en verblijven in het azc tot een woning beschikbaar is. Een aantal gezinnen die ik in het azc heb leren kennen, zal ik de komende jaren volgen. Hier beschrijf ik vanuit het perspectief van Layla, een Syrische vrouw, wat haar bezighoudt. Onzekerheid, hoop en verwachting bij het opbouwen van een nieuw leven bestaan in Layla’s verhaal naast pijn over wat is achtergelaten en wat is beschadigd of verloren is gegaan.

Layla heb ik een jaar geleden voor het eerst ontmoet in het azc. Zij bewoonde daar een kamer samen met haar twee zoons Nabil en Samir, 18 en 16 jaar oud, en haar dochtertje Hala van 5 jaar oud. Zij komen uit de Syrische stad Hama en zijn in de zomer van 2014 in Nederland aangekomen. Layla’s oudste zoon Omar is al in 2013 aangekomen en woont zelfstandig. Haar echtgenoot Mahmoud is later gekomen; er was niet voldoende geld om tegelijk te gaan. Sinds begin van dit jaar wonen zij in een flat in een middelgrote plaats in de provincie Utrecht. [1]

Blij dat de taalles is gestart

Op een dinsdag in november bezoek ik Layla weer. Zij heeft viermaal per week taalles en vandaag ga ik mee. Zij heeft er lang op moeten wachten en is blij dat de lessen zijn gestart. Mahmoud zit in dezelfde taalklas. In mijn auto rijden we naar de les in een naburige wijk. Onder in een flatgebouw zit de lokale afdeling van VluchtelingenWerk, die de lessen organiseert. In een van de lokalen wacht Yildiz op ons, de docente van Layla en Mahmoud. Het is een klein lokaal en de tafels staan in een kring. Eromheen zitten dertien cursisten: zeven mannen en zes vrouwen. Twee vrouwen komen uit Indonesië en China. De rest van de groep komt uit Syrië. Vandaag staat klokkijken in het Nederlands op het programma, iedereen heeft huiswerk gemaakt. Yildiz pakt de klok van de muur en geeft een tijd aan. De cursisten komen om de beurt naar voren en schrijven de tijden zowel digitaal als voluit op het bord. Ik moet terugdenken aan hoe ik zelf ooit in het Arabisch heb leren klokkijken en hoe anders dat was: geen ‘tien over half twaalf’ maar ‘twaalf min een derde’. Bij het schrijven van de cijfers bij digitaal klokkijken, schrijven veel van de Syriërs de cijfers van rechts naar links, net als het Arabische schrift. De sfeer in de groep zit er goed in: iedereen wil zo graag het antwoord geven dat Yildiz regelmatig ‘streng’ moet zijn: ‘Als je weer praat voor je beurt, moet je koekjes voor me bakken!’

Als we weer huis zijn, zet Layla koffie en gaan we in de woonkamer zitten. Het huis ziet er steeds meer ingericht uit. De eerste keren dat ik kwam, was er het hoogstnoodzakelijke: in de woonkamer stonden alleen een eettafel met stoelen en een bank. Nu hangen er schilderijtjes aan de muur, er staan foto’s, en er staan planten in de vensterbank en op het balkon buiten.

Toen Layla nog geen taallessen had, belde ze bijna iedere dag met haar familie, maar nu heeft ze daarvoor geen tijd meer. Ongeveer de helft van haar familie woont nog in Hama. De rest is door de oorlog verspreid geraakt en woont in verschillende landen in het Midden-Oosten en Europa. De familie in Hama zou graag weg willen, zegt Layla, maar zij hebben niet genoeg geld voor de reis.

Mensen vallen elkaar niet aan in Nederland

Layla’s moeder overleed toen zij 4 jaar was; daardoor heeft ze een hechte band met haar drie zussen en haar broer. Ze vertelt nu voor het eerst dat haar moeder in 1982 is omgekomen. In 1982 vond in Hama een zeer bloedige confrontatie plaats tussen opstandelingen en het regime van Hafez al-Asad, de vader van de huidige president. Vele duizenden burgers kwamen om. [2] Ik herinner mij de eerste keer dat ik in Hama was, in 1988. Kogelgaten in gebouwen herinnerden aan wat hier – toen nog maar zes jaar geleden – gebeurd was. Ik had gelezen dat de oude medina van Hama na de opstanden platgegooid was en dat de kronkelige nauwe straatjes, kenmerkend voor medina’s in oude Arabische steden, plaats hadden moeten maken voor rechte straten; die waren voor het regime beter te controleren. Ik stel mij voor hoe Layla daar als tienjarig meisje rondgelopen moet hebben.

Nabil en Hala komen uit school. Layla verdwijnt naar de keuken en tovert in korte tijd een aantal heerlijke Syrische gerechten op tafel. Als we na het eten in de kamer zitten, vertelt zij hoe blij ze is dat ze Nederlands leert. De eerste tijd voelde ze zich heel ongemakkelijk in Nederland, maar nu voelt ze zich steeds prettiger. Ze wil hier blijven. Daarom wil ze goed Nederlands leren. Wat goed is aan Nederland is de vrijheid, en dat iedereen rechten heeft. Mensen laten elkaar met rust en vallen elkaar niet aan. De wet beschermt mensen en daarom is het hier veilig. Dat is heel mooi hier, zegt Layla, en beter dan in Syrië: iedereen respecteert grenzen.

Het ongeluk dat ze in Libië had

Het leren van de taal vindt zij moeilijk. Het kost haar moeite om woorden en grammatica te onthouden. Ze vergeet veel. Dat komt door het ongeluk dat zij in Libië gehad heeft, met de vrachtwagen die hen de Egyptische grens over smokkelde. Bij het ongeluk vielen drie doden onder de mensen die in de laadbak zaten. Layla was ernstig gewond aan haar hoofd en schouder. Ze heeft in Libië ruim twee weken in het ziekenhuis gelegen.

Het ongeluk komt vaak naar voren in gesprekken met Layla. Het is het dieptepunt van de periode tussen hun vertrek uit Syrië en hun aankomst in Nederland. Er waren meerdere redenen om uit Syrië weg te gaan: Layla durfde niet meer naar buiten en Mahmoud had bijna geen werk. Maar de belangrijkste reden was de angst dat Nabil en Samir opgeroepen zouden worden voor dienst in het Syrische leger. Ze hadden niet de bedoeling om definitief weg te gaan, ze dachten dat het tijdelijk zou zijn, dat de oorlog niet zo lang zou duren. Een zus van Layla woonde in Alexandrië. Eind 2012 zijn zij via Libanon daarheen gereisd. Maar na een jaar in Alexandrië was de oorlog in Syrië niet voorbij en het lukte in Egypte niet om aan werk te komen en een eigen huis te vinden. Daarom boekte Mahmoud een reis met een vrachtwagen naar Libië. Hij had gehoord dat het leven daar gemakkelijker was. De route bleek dwars door de woestijn te gaan en drie dagen te duren. Nabil en Samir zaten met zijn tweeën in een andere vrachtwagen dan Mahmoud, Layla en Hala. Zij zaten, net als hun vader, met veel andere mensen opgepakt in de laadbak. Layla en Hala mochten voorin zitten, naast de chauffeur, omdat Hala nog zo klein was. Op de laatste dag gebeurde het ongeluk; ze waren al in Libië.

Na het ongeluk vonden zij onderdak bij Syriërs die zij ontmoet hadden in het ziekenhuis en die zich hun lot aantrokken. Daar zijn ze bijna twee maanden gebleven. Maar het lukte niet om een bestaan op te bouwen. Er was geen werk en er ontstonden spanningen met het gastgezin. Layla vindt Libië de ergste plek waar ze ooit geweest is. De vijandigheid tegen Syriërs was groot, niet alleen omdat het de Libiërs zelf aan veel ontbrak, maar ook omdat zij dachten dat Syriërs – net als hun president – sympathisanten van Gaddafi waren, de gedode voormalige dictator van het land.

Op de boot naar Europa

In het voorjaar van 2014 zette Mahmoud zijn gezin in de kustplaats Zuwara, dicht bij Tunesië, op een boot naar Europa. Via Malta en het vasteland van Italië zijn ze achter in een vrachtwagen naar Nederland gekomen. Eigenlijk is het toeval dat ze nu in Nederland wonen. Het komt omdat Omar, de oudste zoon die al eerder zijn dienstplicht ontvluchtte, naar Nederland was gegaan.

Layla vond het eerst moeilijk in Nederland. Ze had heimwee en maakte zich grote zorgen om Hala. Op het azc ging het nog wel goed met Hala: daar was een fijne school en waren veel kinderen om mee te spelen. Na de verhuizing naar hun eigen woning zat ze het eerste halfjaar op een school in de buurt, maar ze vond het daar helemaal niet leuk. De keren dat ik in die periode bij Layla en Mahmoud thuis kwam, trof ik vaak een wanhopige Layla aan; volgens haar was er geen land te bezeilen met Hala. Zij wilde niet naar school, ze werd gepest door andere kinderen omdat ze nog weinig Nederlands sprak, ze was bang voor de juf. In Hama hadden we dat niet, verzuchtte Layla, daar speelde Hala altijd met neefjes en nichtjes en buurkinderen. Layla maakt zich zorgen dat Hala te veel heeft meegemaakt; eigenlijk kent zij alleen oorlog en daarna de lange vlucht. Na de zomervakantie is Hala naar een nieuwe school gegaan in een naburige gemeente. Het gaat nu veel beter met haar. Ze is rustiger en vrolijk en ze leert opeens veel sneller Nederlands. Layla is hier erg opgelucht over.

Blij met het uitzicht

Als ik wegga, wordt het al donker. Layla loopt naar het raam om de gordijnen dicht te doen. Terwijl ze naar buiten kijkt, zegt ze dat ze zo blij is met deze woning. Hoewel het huis in Hama groot was, is dit huis fijner, want het is hier opener. Als ze door het raam naar buiten kijkt, heeft ze uitzicht. In Hama was dat niet zo en zat ze steeds binnen. Ook door de taallessen komt ze nu veel buiten. Dat is ook iets goeds hier in Nederland, dat mannen en vrouwen de taallessen samen volgen en meer dingen samen doen. In het begin moest ze daaraan wennen, maar nu vindt ze het goed. Mahmoud moest eerst ook wennen, zegt ze, maar hij vindt het nu ook goed. Ja, het gaat steeds beter. Ze hoopt dat zij hier mogen blijven.

Ada Ruis is cultureel antropoloog en werkt bij de masteropleiding Pedagogiek en het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening van Hogeschool Utrecht.

Dit licht ingekorte artikel verscheen eerder in het winternummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Noten
1.Om redenen van privacy zijn de namen in dit artikel fictief en is de woonplaats niet benoemd.
2.De meeste schattingen liggen tussen de 20.00 en 40.000 doden.