Maak buurten waar ouderen bij elkaar kunnen wonen

Ouderen zijn in de toekomst meer op hun buren aangewezen. Dat is een aanbeveling voor woonomgevingen waar veel ouderen bij elkaar wonen.

Naar verwachting zal in 2040 een kwart van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder zijn. Aangezien ouderen worden gestimuleerd om langer zelfstandig thuis te wonen en zij relatief veel tijd thuis doorbrengen, is het belangrijk dat hun woonomgeving aansluit bij hun behoefte aan sociaal contact.

Op dit moment wil het overgrote deel van de ouderen in de huidige woning blijven wonen en deze aanpassen als ze meer hulpbehoevend worden. Een op de vijf ouderen wil verhuizen als ze meer zorg nodig hebben, voornamelijk naar een appartement of een seniorenwoning. Daarnaast lijkt het zelf ontwikkelen van woonprojecten door groepen (toekomstige)ouderen en collectief wonen een interessant alternatief.

Ouderen hebben kleinere sociale netwerken dan gemiddeld, doordat vrienden en familieleden overlijden en omdat ze minder deelnemen aan werk, school en sport. Steeds meer ouderen zijn alleenstaand en kinderloos (PBL, 2013). Dit zorgt ervoor dat ouderen steeds meer zijn aangewezen op buurtgenoten.

Buurtgenoten bieden om te beginnen instrumentele steun. Ze helpen bijvoorbeeld met klusjes in en om het huis, met iemand wegbrengen of ophalen of boodschappen doen. Sociale relaties zijn ook belangrijk voor de hechtheid van gemeenschappen (Völker en Flap, 2007). Het is daarom belangrijk om te weten in hoeverre ouderen buurtgenoten hebben in hun sociale netwerk.

Om dit te onderzoeken hebben wij in de regio West-Brabant data verzameld door middel van vragenlijsten. In totaal zijn er 180 vragenlijsten volledig ingevuld. De leeftijd van de respondenten varieert tussen 65 en 97, met een gemiddelde van 78 jaar. Iets meer vrouwen dan mannen deden mee en meer dan 60 procent was alleenstaand.

Minder zelfredzame mensen hebben minder vaak een buurtgenoot

Uit de analyse blijkt dat alleenstaanden vaker één of meer buurtgenoten in hun sociale netwerk hebben. Ouderen met een partner hebben blijkbaar meer steun aan elkaar. Mensen met een lage opleiding en een laag inkomen hebben ook vaker buurtgenoten in hun sociale netwerk. Mensen met een groter sociaal netwerk hebben meer kans om een buurtgenoot in hun sociaal netwerk te hebben, net als ouderen die gebruik maken van internet.

De resultaten laten ook zien dat mensen die minder zelfredzaam zijn (van aankleden tot boodschappen doen) minder vaak een buurtgenoot in hun sociale netwerk hebben, terwijl juist zij daar meer behoefte aan hebben. Dit maakt deze groep ouderen extra kwetsbaar voor sociale isolatie.

Wat heeft invloed op sociale contacten?

Een aantal kenmerken van de woonomgeving blijkt van invloed op de sociale contacten met buurtgenoten (zie figuur 1). Ouderen die in een meergezinswoning wonen, hebben meer kans om een buurtgenoot in hun sociale netwerk te hebben. Mensen die positiever zijn over de sociale cohesie in hun woonomgeving, hebben ook vaker één of meer buurtgenoten in hun sociale netwerk.

Opvallend is dat een grotere afstand tot winkels een positief effect heeft op het aantal buren in het sociale netwerk. Opvallend, omdat winkels in de buurt vaak gewaardeerd worden voor de sociale contacten met buurtgenoten. Het zou kunnen zijn dat een grotere afstand tot winkels samenhangt met een lagere stedelijke dichtheid en in zulke gebieden bestaan vaak nog sterkere lokale gemeenschappen.

Tenslotte laten de resultaten zien dat ouderen die wonen in een buurt met een hoger percentage ouderen, vaker buurtgenoten in hun netwerk hebben. Ouderen kunnen veel steun hebben aan elkaar. Daarom kan het wonen in een buurt met veel ouderen bevorderlijk zijn voor onderlinge sociale contacten.

Figuur 1: Factoren die een positieve (groene pijl) of negatieve invloed (rode pijl) hebben op het aantal buurtgenoten in iemands sociaal netwerk.

Grafiek aantal buurtgenoten in sociaal netwerk

Lessen voor beleidsmakers: sociale cohesie bevorderen

De resultaten van dit onderzoek zijn relevant voor beleidsmakers, planners en aanbieders van woonvastgoed. Om te beginnen is het van belang om woonomgevingen zo in te richten dat ze de kansen op burencontacten en sociale participatie bevorderen. Het is daarom aan te bevelen om woonomgevingen te creëren met appartementen waar veel ouderen bij elkaar wonen.

Sociale cohesie in de buurt kan daarnaast bevorderd worden door het organiseren van activiteiten. Ook het creëren van ontmoetingsplekken voor ouderen in de buurt, zoals buurthuizen, winkels en parken met bankjes kunnen hieraan bijdragen. De voorzieningen moeten bovendien goed bereikbaar zijn, niet alleen met de auto, maar ook te voet of per fiets. In woonomgevingen waar veel gefietst en gewandeld wordt, is de kans op sociale contacten tussen bewoners namelijk groter. Bovendien zorgen wandelen en fietsen voor beweging, wat belangrijk is voor de gezondheid.

Wandelen, fietsen en technologiegebruik stimuleren

Wandelen en fietsen kan gestimuleerd worden door het aanleggen van veilige en interessante fiets- en wandelroutes, met voldoende beschutting en rustplaatsen met bankjes en openbare toiletten. Veilige oversteekplaatsen en vlakke bestrating zonder hellingen en obstakels dragen ook bij aan wandelen en fietsen, en daarmee aan onderlinge sociale interactie en beweging van ouderen.

Naast de inrichting van de woonomgeving kan ook het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, zoals een computer of tablet met internet, bijdragen aan het onderhouden van sociale contacten. Het stimuleren van internetgebruik onder ouderen, bijvoorbeeld in de vorm van cursussen, kan daarom ook een belangrijke bijdrage leveren aan hun sociale contacten en kwaliteit van leven.

Pauline van den Berg, Minou Weijs-Perrée en Astrid Kemperman zijn docent bij de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Kevin Uytdewillegen heeft de data voor dit onderzoek verzameld tijdens zijn afstudeerproject.