Maak de publieke ruimte wat meer privaat

Net zoals onze maatschappelijke organisaties hun publieke karakter verloren hebben, zo is ook onze publieke ruimte niet echt van het publiek, de ruimte voelt niet als publiek bezit. We voelen ons er niet bij betrokken. Nog meer ‘openbaarheid’ is niet de oplossing, misschien beperking daarvan juist wel.

Anonieme openbare ruimte is van de gemeente of van de corporatie, gemeenschapsbezit dus. Toch voelt het niet als iemands eigendom. Gelukkig zijn er de laatste jaren steeds meer groepen die zich een plek in de openbare ruimte toe-eigenen en daar hun eigen activiteiten ontwikkelen. Opeens gebeurt er iets in dat niemandsland en ontstaat een vorm van gebruik en beheer.

Nu wordt openbare ruimte strikt genomen niet publiek als het door een enkele groep ‘in bezit’ wordt genomen, en alle anderen worden uitgesloten. Dat groepen een bepaalde ruimte innemen is echter onvermijdelijk en moet je niet willen tegengaan. Het is de enige manier waarop bewoners zich verantwoordelijk gaan voelen voor een bepaalde plek. Belangrijk is wel dat het parochiale domein (zoals we dat soort plekken van een bepaalde groep zijn gaan noemen) van de ene groep overlapt met dat van een andere groep en dat daardoor uitwisseling kan ontstaan. Daarom is het dus prima dat bewoners met instemming van de corporatie een binnentuin in gebruik nemen, die ‘verkavelen’ tot moestuintjes en daar hun groente gaan verbouwen, zoals een voorbeeld aan het Jacob van Campenplein in de Haagse Schilderswijk ons leert. Een van de bewoners heeft zich opgeworpen als conciërge; hij houdt een oogje in het zeil en zal ongetwijfeld bepaalde groepen en activiteiten de toegang weigeren. Maar het alternatief is een onaantrekkelijk binnenterrein waar vooral onkruid groeit en waar de corporatie weinig andere mogelijkheden ziet dan er een hek voor te zetten.

Waarom niet privatiseren?

En waarom niet nog een stap verder gaan, en private ondernemingen de exploitatie en dus het beheer geven over delen van de openbare ruimte? We vinden het toch ook normaal dat een café een terras opent op de stoep en dat een winkelier zijn waren buiten uitstalt? We vinden zelfs dat het straatbeeld er enorm van opknapt en dat het levendigheid in de stad brengt. Private gebouwen verbinden zich zo met een publieke functie aan de openbare ruimte.

En waarom niet een plantsoen privatiseren? Een ‘stadslandbouwer’ zou een deel van zo’n plantsoen kunnen pachten in ruil voor zijn economische activiteit. In dezelfde Schilderswijk wil de Voedselbank graag een stukje grond in gebruik nemen om groente te telen ten behoeve van de voedselpakketten. Privatisering hoeft niet meteen een economische grondslag te hebben. Het plantsoen kan ook in beheer worden gegeven aan een vereniging of buurtcoöperatie van omwonenden. Niet om er geld te verdienen, maar wel om er met het onderhoudsgeld van de overheid meer publieke functies te realiseren en een beter beheer mogelijk te maken.

Toe-eigenen en uitsluiten is soms goed voor een publieke ruimte

Natuurlijk geeft het spanningen wanneer bepaalde groepen de openbare ruimte toe-eigenen, en zij anderen misschien wel buitensluiten. De binnentuin in de Schilderswijk heeft inmiddels bankjes waarop je kunt zitten, maar er is maar één ingang. Hoeveel sterker zou het niet zijn als er een doorgangsroute zou zijn, al was het maar alleen overdag. Ook mensen die niet tot de groep behoren zouden het gevoel krijgen dat ze er mogen zijn; ze zijn simpel op weg van de ene plek in de wijk naar de andere via de kortste route en misschien gaan ze wel even in de zon zitten.

Waar het op aan komt is dat er een vorm van ontmoeting en uitwisseling mogelijk blijft. Dat is de essentie van publieke ruimte. Dat kan door bepaalde groepen het beheer over delen van de publieke ruimte te geven, ook al betekent dit dat toegang voor anderen vermindert.

Er zijn stemmen, zoals die van de gezaghebbende Amerikaanse stedenbouwkundige Allan Jacobs, die van mening zijn dat een bepaalde ruimte pas publiek is als je er kan demonstreren. Kan dat niet, dan is die plek niet openbaar en dus niet publiek. Dat is te kort door de bocht, of in ieder geval helpt het ons niet om zoveel mogelijk openbare ruimte zo publiek mogelijk te maken. Net zo min als de stelling dat publieke ruimte alleen kan bestaan binnen gemeenschappelijk eigendom, alleen op gemeentegrond dus. Publieke ruimte ontstaat als bewoners en gebruikers zich kunnen identificeren met een plek en als zij zich voor die plek verantwoordelijk kunnen voelen. Gemeenschapseigendom en volledige toegankelijkheid voor iedereen zijn daarbij misschien niet het belangrijkste.

Simon Franke is initiatiefnemer van Trancity. Hij is uitgever en organisator van publicaties en bijeenkomsten over stedelijke ontwikkeling. Met Arnold Reijndorp en Bart Lammers is hij de initiatiefnemer van het project ‘Publieke Ruimte – Publieke Zaak’. De eerste ‘publieke’ activiteit in dit project is een Collegedagmet 8 lezingen van Chris Sigaloff, Annemarie van Dalen, Jeanne van Heeswijk, Martijn de Waal, Joke van der Zwaard, Matthijs de Boer, Marc van Leent en Simon Franke op 16 april a.s. in Den Haag. Zie hier voor het programma van deze dag.

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 3279 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Ik denk dat criminele motorbendes meer belangestelling hebben om te verdienen aan de publieke ruimte.
    Criminele buitenlanders vragen nu al tol aan toeristen op Amsterdamse bruggen.

    wat als de CDA gedomineerde buurt vereniging alleen CDA kinderen toelaat tot hun vroeger publieke speeltuin of speelweide?\
    Of het petanque veldje dat door de gemeente is aangelegd?

    Het is in principe onjuist om te liegen dat de publieke ruimte slecht benut wordt, en het daarom maar te verkopen aan een commerciële instelling.

  2. Rotterdam is nu bezig van ‘onze’ groenstrook langs het water een ‘park’ te maken: overal hekken tussen trottoir en groen, 37 bomen gekapt, veel paden i.p.v. groen. Paden liggen bovendien haaks op de looproutes, die al waren te zien door geitenpaadjes.
    Kortom, de overheid neemt de publieke ruimte af van de plaatselijke bewoners. Waardoor deze minder publiek is.
    Kan iemand mij de logica daarachter verklaren?

  3. De redenering dat als er toe-eigening is (geformaliseerd) het dan privaat is, gaat volgens mij mank. Wie een ruimte gebruikt of beheert is niet bepalend; zelf niet de eigendoms-situatie.

    Er is onbebouwde grond in bezit van anderen dan de overheid die publiek is (Mekelweg en deel Jaffalaan in Delft is van de TU). Er is ook onbebouwde grond gemeentelijk bezit waar hekken omheen staan- en dus privaat is (vooral toekomstige bouwgrond).

    Met de term Publiek bedoel ik dan “door iedereen te gebruiken”.

    Toch deel ik de opvatting dat het goed is als anderen dan de overheid (buurtvereniging, ondernemers) zich mede-eigenaar voelen. En dat mede-eigenaarschap sneller zo gevoeld wordt als je ook iets mag doen met de ruimte; als groepje bewoners het groen onderhouden of als ondernemers je waar uitstallen.

    De oproep wordt dan meer: Maak ruimte voor participatie in de publieke ruimte

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *