Maak geen karikatuur van effectieve interventies

Trudie Knijn en Marcel Hoogenboom schreven vorige week dat de decentralisaties het evidence-based debat op scherp zetten. Daarbij vallen zij de databanken met effectieve interventies aan van Movisie, het RIVM en het Nederlands Jeugdinstituut. Dat mag niet onweersproken blijven, vindt Saskia Keuzenkamp van Movisie.

Knijn en Hoogenboom stellen allereerst dat kennisinstituten als Movisie, het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM zich ‘in alle bochten wringen om hun databanken te vullen met bewezen effectieve methoden’. Met financiering van het ministerie van VWS wordt al een aantal jaar gewerkt aan het vergroten van evidence based werken, door via databanken kennis te verspreiden over de effectiviteit van interventies (zie bijvoorbeeld de Databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie). Hebben de nieuwe generalisten wel wat aan de methoden uit de databanken, zo vragen Knijn en Hoogenboom zich af. ‘Of is het misschien een zegen dat de illusie van het – per definitie gespecialiseerde – evidence based werken wordt doorbroken?’

Ze gebruiken die aanval als een opmaat voor hun eigen pleidooi voor realistisch evalueren, een onderzoeksmethode van Pawson en Tilley. Daarbij wordt onderzocht hoe bepaalde mechanismen door een interventie worden ‘getriggerd’ om een te komen tot gewenste uitkomst in een specifieke context. Er is helemaal niks mis met een pleidooi voor dat type onderzoek, maar uit hun aanval op de databanken spreken misverstanden die niet onweersproken mogen blijven.

Databanken zijn natuurlijk geen doel op zich

Allereerst suggereren Knijn en Hoogenboom dat het vullen van databanken met effectieve methoden een doel op zich is. Dat is natuurlijk geenszins het geval. Ingegeven door de beginselen van New Public Management vragen ministeries overigens soms inderdaad om prestatie-indicatoren, die in die richting gaan: geef in je werkprogramma concreet aan hoeveel interventies er in het volgende jaar aan de databank worden toegevoegd. Maar de kennisinstituten zien de interventies en de databanken als hulpmiddelen, die tot doel hebben bij te dragen aan kwaliteitsverbetering van het werk in de sociale sector.

Wanneer er publiek geld wordt ingezet voor de oplossing van maatschappelijke vraagstukken, dan wil toch iedereen dat dat geld zo goed mogelijk wordt besteed?! Dus graag geen methoden financieren die niet werken. Maar wel methoden die gebruik maken van kennis over wat wél werkt. De informatie over werkzame mechanismen bij de interventies in de databanken is daarvoor bruikbaar. Onderzoek via realistisch evalueren kan overigens heel goed bijdragen aan dat soort kennis.

De interventies kunnen inderdaad niet overal toegepast worden

Anders dan Knijn en Hoogenboom lijken te suggereren, is het ook zeker niet zo dat de kennisinstituten beweren dat de interventies uit de databanken zonder meer overal toegepast zouden kunnen worden. Het bevorderen van veiligheid voor homoseksuelen in uitgaansgebieden zal een andere aanpak vergen dan die in bijvoorbeeld woonwijken of parken. Bovendien is evidence based werken erop gebaseerd dat het altijd gaat om een combinatie van het gebruik van een methode die werkt, een professional of vrijwilliger die beschikt over de juiste attitude en competenties en de preferenties en waarden van de doelgroep.

Knijn en Hoogenboom beweren ook dat de specifieke interventies niet bruikbaar zijn, omdat de problemen waarmee de nieuwe professionals te maken krijgen te complex zijn. Inderdaad gaat het bij veel interventies om specifieke problemen, maar die vergen ook een specifieke aanpak. Daarmee is niet bedoeld: maar één interventie. Mensen met problematische schulden hebben vaak meerdere problemen. Dan is het nodig iets te doen aan die schuld, bijvoorbeeld kwijtschelding of voorkomen dat de schulden verder oplopen. Dat is een simpele interventie, voor een deel van de complexere problematiek. Als er ook een probleem is met een te laag inkomen in verhouding tot de uitgaven, zal daarvoor nog een andere aanpak nodig zijn.

Ervaren professionals zullen altijd varen op hun eigen expertise

Evidence based werken is meer dan ooit nodig. In een tijd waarin de publieke middelen schaars zijn, hechten politici daar sterk aan. Maar het is vooral nodig omdat het belangrijk is mensen zo goed mogelijk te ondersteunen. Iedere gebruiker van de databank zal zich realiseren dat het geen pasklare methoden zijn, die je zonder meer overal kan toepassen. Ervaren professionals zullen ook altijd varen op hun eigen expertise en hun aanpak afstemmen op wat bij de betreffende doelgroep en context past. En dat is ook de bedoeling.

Saskia Keuzenkamp is manager effectiviteit bij Movisie.

 

Hoe draagt kwalitatief onderzoek bij aan kennis over effectieve interventies in het sociale domein? Hierover organiseert Movisie op 16 december 2014 een werkconferentie voor onderzoekers, beleidsmedewerkers en betrokkenen bij erkenningstrajecten van databanken met interventies.

 

Dit artikel is 2271 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Mij verbaast de defensieve reactie van Saskia Keuzekamp op ons artikel. Immers als lid van de adviescommissie ‘Effectieve interventies in de sociale sector’ van Movisie heb ik de afgelopen jaren ervaren hoe moeilijk het is om aan de beleidsoriëntatie op ‘effectief bewezen’ interventies tegemoet te komen en hoe kwetsbaar de opgeslagen interventies zijn; ze zijn vooral theoretisch onderbouwd en nog niet in de praktijk bewezen, of ze zijn praktisch toegepast op enkele locaties maar missen theoretische onderbouwing. Wat me vooral verbaasd is dat Marcel Hoogenboom en ik in ons artikel niet de pogingen van Movisie en andere kennisinstituten om tot een goed overzicht van welke kennis wel werkt te komen ondermijnen maar dat we juist de complexiteit van het werken met de veelgeprezen hogere vormen van evaluatie (de RCT’s) ongeschikt achten voor het domein waarop Movisie werkt. En dat zelfs de door Movisie geschikt geachte methoden nu in het gedrang komen door de transitie en transformatie hervorming. Want wat je ook kunt zeggen van aanpak van veiligheid voor homoseksuelen of schuldenproblematiek in een gezin, de interventies vereisen meer dan een RCT en als we er nu eens in zouden slagen de kennisinstituten die door de ministeries ingeschakeld zijn om evidentie te verzamelen ook zouden kunnen bewegen om kritisch de verhouding tussen beleid, professionele uitvoering en wat burgers verwachten te analyseren dan zou al veel gewonnen zijn. Movisie is gestationeerd in Utrecht, hoeveel weet Movisie van wat in de stad wordt geïmplementeerd aan evidence practice? Hoe gaan de lokale politici,,de beleidsmakers van de stad, de Hbo opleidingen om met de databank en hoe verhouden de professionals werkzaam in de sector zich tot de databank? Helaas is het antwoord in alle gevallen ‘zero’. Maar dat wil nog steeds niet zeggen dat het nut van de databanken gering is. wat alleen nog moet gebeuren is dat de databanken zich moeten bewijzen, niet in de ogen van de belastingbetalers of de politici maar in de ogen van de professionals en de gebruikers, de mensen die hulp behoeven en ervaren dat ze die ook krijgen. In zo’n situatie helpt het niet echt als een schoonmaakbedrijf zonder ankers in de provincie de aanbesteding wint en de regie krijgt over de bestaande netwerken van organisaties die tot nu toe hun taak goed vervulden.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.