Maak partijprogramma’s inclusief

De Participatiewet helpt te weinig mensen die niet in een gewone baan terechtkunnen. Terwijl er prima mogelijkheden zijn voor aangepast werk. Jos Verhoeven en Ton Wilthagen roepen politieke partijen op om zich uit te spreken vóór meer participatie.

Globalisering, technologische acceleratie, demografie (vergrijzing, migratie), ecologie, cultuurveranderingen en (geo)politieke verschuivingen werken allemaal in op de arbeidsmarkt. Belangrijk is dat deze tendensen als zodanig net zo goed kansen als bedreigingen kunnen inhouden. Per saldo zal dat zal sterk afhangen van onze houding en respons. Niettemin staat de arbeidsmarkt en daarmee de samenleving nu al onder druk, omdat meer dan anderhalf miljoen mensen niet participeren terwijl zij dat wel zouden willen en op enige wijze en in enige mate heel goed zouden kunnen. De beperkte economische groei zal dit probleem niet gaan oplossen.

Wet is niet inclusief genoeg

Bij ongewijzigd beleid kan het participatieprobleem verworden tot een participatiecrisis. Die crisis zal vooral worden gevoeld door de mensen die langs de kant blijven staan. Zij raken gedemotiveerd, voelen zich afgeschreven en ondervinden bovengemiddelde gezondheidsklachten. Niet kunnen participeren in werk, betekent ook minder participatie in andere maatschappelijke domeinen. Daarmee ontstaat een klimaat waarin het vertrouwen in de samenleving en de politiek verder afneemt en waarin soms radicalisering op de loer ligt. Maar ook gemeenten, die intussen al voor een groot deel van de inspanningen en kosten opdraaien, zullen in het nauw komen. De bijstand dreigt het afvoerputje van ontoereikend participatiebeleid te worden.

De huidige Participatiewet is niet zonder resultaat en draagt in bepaalde mate bij aan het ontwikkelen van een nieuwe norm van inclusief werkgeverschap en HR-beleid. Maar tegelijkertijd is de opzet van deze wet zelf niet inclusief genoeg blijkt uit recente onderzoeken en enquêtes en worden er veel te weinig mensen geholpen. Er bestaat zelfs het risico dat de formele doelgroep van de wet andere mensen met een beperking verdringt of in hun kansen belemmert, zo concludeert de vereniging van reïntegratiebedrijven OVAL.

Ontwikkel een parallelle economie

Het perspectief voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt is al met al te mager, terwijl bedrijven doorgaan met rationaliseren en herstructureren en de mismatch aldus groeit. Feitelijk is de koek op de arbeidsmarkt veel groter, in de zin van het voorhanden zijn van werk dat vanuit een bredere maatschappelijke opvatting van lonend werk uitstekend kan worden gedaan. Er bestaan goede mogelijkheden voor het doorontwikkelen en formaliseren van een parallelle economie, in aansluiting op de reguliere economie en arbeidsmarkt. Als mensen door kenmerken of omstandigheden niet in een gewone baan kunnen werken of door een groot gebrek aan beschikbare banen, dan moeten zij in een aangepaste werkomgeving kunnen werken. Daarvoor moet een nieuw parallel systeem ingericht gaan worden. Dat systeem heeft drie primaire functies, namelijk het bieden van:

  • Permanente aangepaste werkplekken voor mensen die blijvend zijn aangewezen op ondersteuning en een aangepaste werkomgeving;
  • Transitieplekken om mensen te upgraden die bij een (r)entree op de arbeidsmarkt nog niet productief of ervaren genoeg zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan vluchtelingen die de taal nog niet beheersen, schoolverlaters zonder diploma en langdurig werklozen;
  • Schuilplekken waar mensen in tijden van grote werkloosheid hun vaardigheden op peil kunnen houden in contact blijven met de arbeidsmarkt.

Dit stelsel kan in diverse verschijningsvormen georganiseerd worden: in detacheringsconstructies waarbij men wel te werk gesteld wordt in gewone bedrijven via intermediairs met de status van maatschappelijke onderneming. En in speciale bedrijven en organisaties met dezelfde maatschappelijke status, die met dit doel zijn opgericht. Geen klassieke sociale werkvoorziening gedragen door de overheid. Maar maatschappelijke ondernemingen die gedragen worden door de belangrijkste belanghebbenden. Nederland moet die status dan wel snel fiscaal-juridisch gaan regelen, zoals nagenoeg alle EU-landen al hebben gedaan.

Het werk (de opdrachten) komt uit zowel het bedrijfsleven als van de diverse overheden en aanverwante publieke sectoren. Het bedrijfsleven levert werk dat in de reguliere vorm niet rendabel is uit te voeren. Dat werk wordt deels teruggehaald uit het buitenland (reshoring). De overheid organiseert werk waaraan een grote maatschappelijke behoefte bestaat, dat het nu afnemende service- en kwaliteitsniveau van de maatschappij zal verhogen en dat zoals gezegd ‘loont’ vanuit een bredere opvatting over lonend werk. We gaan dus uit van een maatschappelijke businesscase waarin ook baten zijn opgenomen die buiten de reguliere business cases vallen. We noemen deze nieuw op te richten bedrijven P-bedrijven. Ze concurreren niet met A-bedrijven. Uitkeringen bestaan niet meer, maar vormen in meer of mindere mate looncomponenten.

Politieke partijen moeten zich gelijkluidend uitspreken over participatie

Hoe moet het nu verder? Wij mogen deelnemen aan diverse denk-, doe- dan wel dialoogtafels. En elke keer constateren we in kleine gezelschappen dat alle actoren en vertegenwoordigers van organisaties de probleemanalyses volmondig delen. De arbeidsmarkt moet anders, maar de weg naar verandering is het probleem en lijkt iedere keer weer onbegaanbaar. Dat heeft te maken met angst, gebrek aan vertrouwen en moed, en het afnemen van gezond Nederlands pragmatisme in de politieke en sociale verhoudingen. Het resultaat is stilstand en inertie en soms zelf achteruitgang, niet alleen in de hervormingen maar ook aan de kant van de grote groep niet-participerende mensen.

Zoals vaak aan het einde van een regeringstermijn is de hoop gevestigd op een nieuw kabinet, op basis van nieuwe partijprogramma’s, voortschrijdend inzicht en ambities. Maar we weten ook dat de onderhandelingen langdurig en moeilijk kunnen worden en dat er mogelijk veel partijen aan de onderhandelings- en regeringstafel zullen aanschuiven. Om die reden zou het geweldig zijn als alle partijen zich vooraf zouden uitspreken over het belang van meer participatie. Maatschappelijke inclusie is de urgentste doelstelling, die partijbelangen in positieve zin te boven zou moeten gaan. Als elk partijprogramma hierover een gelijkluidende alinea opneemt, kunnen onderhandelaars elkaar na of zelfs voor de verkiezingen hierop aanspreken. Het geeft de partijprogramma’s als het ware een gemeenschappelijke noemer en maakt ze op dit punt ‘compatible’ in computertermen. Er ontstaat dan alvast een gezamenlijk vertrekpunt, van waaruit uiteraard verdere invulling moet en kan plaatsvinden.

Zonder de politiek iets te willen voorschrijven, doen we graag een suggestie voor een dergelijke standaardbepaling: ‘Het is cruciaal dat de Nederlandse economie en arbeidsmarkt inclusiever worden en dat meer mensen aan het werk komen en blijven; daarvoor is inzet van alle partijen vereist en dienen waar nodig instituties, systemen, regels en organisaties te worden aangepast of vernieuwd.’ Als alle partijen zo’n verbindende bepaling opnemen, kunnen er meteen goede zaken worden gedaan. En de partij die zich op deze wijze uitspreekt, kan dus een groot stemmerspotentieel bereiken. Welke partij doet mee?

Ton Wilthagen is hoogleraar Arbeidsmarkt aan de Tilburg University en Jos Verhoeven is directeur van Start Foundation.

Foto: tetsuo shimizu (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2789 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Geheel mee eens,

    Alleen het geheel van de (doel)groep blijft eer divers van samenstelling naar al dan niet meervoudige beperking en daarmee samenhangend aspiratieniveau,capaciteiten en mogelijkheden op termijn. Daarmee zal het moeilijk zijn en blijven om ze eenduidig te benaderen. , Merk het zelf ook weer op dit moment bij de opzet onderzoek rond a. het verschijnsel van intergenerationele armoede en b. kwetsbare jongeren met de hulp van een ketenbenadering garantie op participatie..

    Echer iedereen blijft duurzaam het recht houden op een fatsoenlijk bestaan.

  2. Het principe spreekt me zeker aan! Laat iedereen maximaal meedoen en ondersteun hen om sterker te worden. Ik zou echter beginnen met de huidige mogelijkheden te benutten. Er zijn al veel bedrijven mee bezig, individueel of in een collectief. Zij doen dat op een ondernemende manier vanuit een maatschappelijke betrokkenheid. Dat is voor mijn gevoel de meest logische manier. Gemeenten en werkinstanties, zoals het UWV zouden bij voorkeur dat moeten benutten in plaats van ondernemers oproepen naar hen te komen. Geef ondernemers de ruimte, stimuleer werknemers bij overheden en instanties om over de schuttingen te kijken en te benutten wat er al is.

  3. Parallelle economie naast en samen met de reguliere economie zorgt ervoor dat niemand meer aan de kant hoeft te staan. De parallelle en de WEconomy kunnen voor de opschaalbaarheid in Nederland zorgen. Ik denk dat o.a. crowdfunding in de reguliere economie voor het opschalen van de parallelle economie gaat zorgen. Samen ervoor gaan zodat er een gezonde en duurzame samenleving ontstaat.

  4. Spreekt mij erg aan, hoe het verder opgezet zou moeten worden daar kan ik geen antwoord op geven, dat het huidige systeem niet meer werkt is voor mij duidelijk. Ik denk dat de politiek zich hierover zou moeten buigen samen met werkgevers en vakbonden. De huidige arbeidsmarkt zal verder krimpen en het zal voor nieuwkomers en uitstromers van de arbeidsmarkt steeds moeilijker worden een reguliere baan te vinden.

  5. Reshoring ??

    Gaat niet werken,althans volgens Prof.dr. Hans-Werner Sinn,oud president van het
    befaamde IFO Instituut in München.
    Jarenlange raadgever van 1 van de machtigste economieën ter wereld: Duitsland.
    Probleem zit hem in ”de belangenverstrengeling” wanneer bedrijven ”het werk aanleveren”.
    In Duitsland is dit al wel ver doorontwikkeld en zijn de scherpe kantjes er inmiddels afgehaald.
    Desondanks krijgt het systeem van de paralelle arbeidsmarkt ook daar nog steeds veel kritiek.

    Gelukkig hebben we nog Ton Withagen want die denkt graag door over dingen,in de breedste zin van het woord.
    Hij is immers wetenschapper.

    Maar ”Reshoring” gaat niet werken en zal altijd moeilijk te implementeren blijven omdat de schijn van belangenverstrengeling,of corruptie zogezegd,altijd zal blijven bestaan.

    Misschien dat de heer Withagen toch uiteindelijk een oplossing zal vinden om duidelijk en consistent de schijn van corruptie voor altijd de wereld uit te helpen.

    Succes !

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.